ONGELUKSDAG

Op een mooie dag kwam William Taylor het luxueuze hotel Barrington binnen. Aan zijn linkerhand zag hij het restaurant en hij ging er meteen heen. Omdat het zelfbediening was nam William het aller-lekkerste wat hij zag staan. Natuurlijk vergat hij ook de drank niet.

“Meneer, mag ik uw naam en kamernummer?”, vroeg serveerster Betty Reed.

“Natuurlijk. Ik slaap in kamer 117 en de naam is Frank Young”, antwoordde William.

Betty schreef de naam en kamernummer op en ging toen naar de balie.

“John, er is iets mis met die gast. Hebben wij een Frank Young te logeren?”, vroeg ze aan de receptionist.

John Blake keek in de computer maar zag geen Frank Young ingeschreven.

“Nee, geen enkele persoon met die naam. Bovendien is kamer nummer 117 vrij. Ik bel de politie wel”, zei hij.

“Wat voor reden geef je op voor de arrestatie?”, vroeg Betty.

“Het doden van ons kostbaar voedsel”, antwoordde John.

Niet veel later waren rechercheurs Lennie Briscoe en zijn partner Rey Curtis in het hotel.

“Ik ben rechercheur Lennie Briscoe en dit is mijn partner Rey Curtis. Waar is de het slachtoffer?”, vroeg Lennie.

“Het slachtoffer ligt in het restaurant en de dader zit er ook”, antwoordde John.

Hij ging de rechercheurs voor naar het restaurant waar William al aan zijn derde portie gebakken eieren met spek zat.

“Goedemorgen heren. Kom erbij”, zei William uitnodigend.

“Nee, dank je. Het is hier iets te duur voor mijn salaris”, reageerde Lennie.

“Vertel, wie bent u en waarom eet u hier terwijl u niet eens een kamer gehuurd heeft in dit hotel?”, vroeg Rey.

William begon te vertellen:“Ik ben William Taylor en had gewoon zin in een flinke maaltijd. Dus ik liep gewoon dit hotel binnen en pakte wat te kanen in het restaurant. Ik gaf aan de serveerster de valse naam Frank Young op. De reden waarom ik het deed? Gewoon omdat het zonde is om het te laten staan.”

“U begrijpt dat u iets verkeerds gedaan heeft?”, vroeg Rey voor de zekerheid.

“Dat begrijp ik. U gaat mij arresteren?”, vroeg William op zijn beurt.

“Het hotel klaagt u aan wegens moord op kostbaar voedsel”, zei Lennie.

“Kostbaar voedsel? Laat me niet lachen. Het is gewoon eten uit de supermarkt. Alleen omdat dit een poep chic hotel is noemen ze het kostbaar voedsel”, reageerde William.

Lennie liep even weg en belde zijn baas inspecteur Anita van Buren.

“Lou, we hebben hier een eetpiraat. Hij logeert hier niet maar eet wel de boel op”, zei Lennie.

“Ik bel het wel door aan McCoy. Dan kan hij het beslissen. Hou die eter daar”, zei Anita.

Lennie liep terug naar het restaurant en zei:“De openbaar aanklager komt er aan voor onze eter.”

Wat later kwam openbaar aanklager Jack McCoy het hotel binnen en hij zag al vlug de rechercheurs staan. Hij kreeg te horen wat er aan de hand was. Intussen was hoteleigenaar Mark Lake erbij gekomen. Ook hij wist wat er gebeurd was.

“Jack, dit is de hoteleigenaar Mr Lake”, zei Rey.

“Hij weet dat hij fout zit dus moet hij straf hebben”, zei Mark.

“Dat is zo maar dit is maar een lichte overtreding. Ik stel voor dat Mr Taylor of wat zijn naam ook is in de keuken gaat afwassen voor wat hij gebruikt heeft”, antwoordde Jack.

Mark knikte goedkeurend. Met de rechercheurs ging Jack naar William.

“Mr Taylor, omdat u een valse naam opgegeven hebt en hier onbetaald hebt gegeten en gedronken geef ik u de straf om voor het bedrag dat u gebruikt heeft gaat afwassen”, sprak Jack.

“Ach, wat maakt het uit? Het is toch al mijn ongeluksdag. Eerst zie ik een zwarte kat voorbij lopen, kijk ik in de spiegel die meteen breekt en loop ik ook nog eens onder een ladder door”, zei William zuchtend.

Hij werd naar de keuken gebracht. De rechercheurs en Jack gingen naar buiten.

“Wat voor datum is het vandaag?”, vroeg Rey.

“Vrijdag de dertiende. Hoezo?”, vroeg Jack verbaasd.

“Dat verklaart dus al het ongeluk en de pech van William”, antwoordde Lennie.