Bruintje Beer is aan het wandelen als hij over een boomstronk struikelt en het bewustzijn verliest. Hij wordt wakker in het wilde westen van 1885. Bruintje staat op en loopt Rockville in. Als hij bij de saloon is wordt hij door een outlaw lastiggevallen. Gelukkig is hij verstandig genoeg om hem te negeren. De outlaw Lefty Jack komt hem achterna en houdt hem vast. “Laat me los. Ik heb je toch niets gedaan?”, vraagt Bruintje fel.
Hij probeert zich los te rukken maar Lefty houdt hem te stevig vast. Op datzelfde moment komen Hannibal Heyes en Kid Curry aan rijden. Ze zien hoe Bruintje onder handen wordt genomen door Lefty.
Heyes zegt:“Dat beertje heeft onze hulp nodig. Kom mee Kid.”
Ze stijgen af en gaan er heen.
Curry vraagt:“Kun je wel tegen een klein beertje?”
Lefty kijkt hem aan en zegt:“ Bemoei je met je eigen zaken cowboy. Deze beer is van mij.”
“Ik ben niet van jou. Laat me met rust”, reageert Bruintje direct.
“Hij heeft gelijk. Laat hem los”, zegt Heyes koel maar ook fel.
Lefty wil zijn pistool trekken maar Curry is sneller. Hierdoor is Lefty gedwongen om Bruintje los te laten. Heyes trekt de beer naar zich toe.
“Verdwijn. Als wij merken dat je hem lastig valt nemen wij je onder handen. Begrepen?”, vraagt Heyes.
Lefty gaat de saloon in, woedend op hen.
“Kom. We gaan wat eten”, stelt Curry voor.
Ze lopen naar een restaurant. Bruintje kijkt toch steeds om zich heen om te zien of Lefty niet achter hem aan komt. Maar dat is niet het geval.
In het restaurant vertelt Bruintje wat er gebeurd is.
Terwijl ze eten zegt hij:“Lefty zei tegen nog iemand dat hij morgenmiddag van plan is de postkoets te overvallen. Ik liep er toevallig langs toen ik het hoorde.”
“Vandaar dat Lefty jou wilde hebben. Ik denk dat wij dat plan van Lefty gaan dwarsbomen. Denkt u ook niet Mr Jones?”
“Ik denk het ook Mr Smith. U heeft zeker al een plan?”, is de wedervraag van Curry.
Heyes zwijgt een poosje en zegt:“We gaan mee met die postkoets. Zodra Lefty de overval wil plegen grijpen wij in. Bruintje, jij blijft bij ons.”
Bruintje knikt van ja.
In de saloon zegt Lefty tegen zijn maat Clarke:“Die kleine beer weet van ons plan. We moeten hem hebben voordat hij het aan een ander vertelt. Die beer kan ons plan in gevaar brengen.”
“Je hebt gelijk. Die beer is gevaarlijk. Weet je waar hij is?”, vraagt Clarke.
Lefty zegt:“Hij is bij die twee cowboys. Volgens mij zijn ze niet van hier. Ik ken ze niet maar ik vertrouw ze ook niet.”
Clarke vertrouwt ze ook niet. Ze besluiten Bruintje te gaan zoeken en hem het zwijgen op te leggen. Maar ze rekenen echter niet op zijn nieuwe vrienden.
In het hotel reserveren Heyes en Curry een kamer voor Bruintje Beer.
“Heeft u een kamer voor deze beer in dit hotel?”, vraagt Heyes kalm aan de man bij de receptie.
Hij kijkt in het register en zegt dan:“Hij krijgt kamer nummer zeven. Dat is naast uw kamer Mr Smith. Hier tekenen graag.”
Heyes tekent voor de kamer van Bruintje. Wat ze niet zien is dat Lefty hen ziet bij de receptie. Hij gaat ongemerkt naar zijn partner.
Hij zegt:“Ik weet nu hoe we die beer in handen kunnen krijgen. Hij heeft kamer nummer zeven in het hotel. Jij gaat hem vanavond halen terwijl ik tegen zijn vrienden poker speel. Zeg hem dat zijn vrienden gewond zijn en ze zijn hulp nodig hebben. Breng hem naar ons kamp. Ik houd zijn vrienden wel bezig in de saloon.”
“Goed idee van je, Lefty”, vindt Clarke.
Bruintje Beer weet echter niet wat hem nog te wachten staat de komende uren.
Nadat de reservering is geregeld gaat hij met zijn vrienden naar de saloon waar het redelijk rustig is. Heyes en Bruintje gaan aan een tafel zitten terwijl Curry naar de bar gaat om hun bestelling te halen.
Hij zegt tegen de barkeeper:“Twee whisky en een melk.”
De barkeeper geeft hem de bestelling.
Als de Kid met de drank komt zegt Heyes glimlachend met een knipoog naar Bruintje:“Ik wist niet dat u nu aan de melk was, Mr Jones.”
“Erg leuk Mr Smith”, reageert zijn maat meteen.
“Kijk uit voor hem. Hij heeft een zilveren tong”, zegt Curry tegen de beer als waarschuwing.
“Dat heb ik nu wel gemerkt. Zijn jullie hier ook altijd ’s avonds?”, vraagt Bruintje terwijl hij van zijn melk drinkt.
“Als we in de stad zijn wel. We zijn hier ook vanavond maar pas als jij in bed ligt, Bruintje. Beertjes zoals jij hebben veel rust nodig”, zegt Heyes.
Later diezelfde dag rond 21.00 uur.
In het hotel ligt Bruintje Beer te slapen als Clarke zijn kamer binnenkomt. Doordat de deur open gaat wordt de kleine beer erg vlug wakker. Clarke vindt dat een goede uitkomst.
Hij zegt tegen hem:“Kleed je aan. Je vrienden zijn gewond en ze hebben je hulp nodig.”
Bruintje kleedt zich snel aan en gaat met Clarke mee. De man bij de receptie ziet dat Clarke duidelijk andere plannen heeft met de beer maar hij laat niets merken.
Rond diezelfde tijd zijn Heyes en Curry in de saloon.
Heyes vraagt terwijl hij in de richting van de pokertafel kijkt:“Valt je niets op?”
Curry vraagt:“Nee, hoezo? Moet er dan iets opvallen?”
Heyes antwoordt:“Lefty is alleen. Ik vraag me af wat hij van plan is. Kom dan gaan we een praatje met hem maken.”
Curry waarschuwt hem met:“Heyes, niet uitdagen. Ik ken jou.”
Heyes loopt naar Lefty en vraagt onschuldig:“Nog steeds in de stad? Je gaat toch niet achter kleine beertjes aan?”
“Wat denk je wel cowboy? Ik daag je uit voor een spelletje poker. Je gaat toch verliezen”, reageert Lefty.
Heyes begint een glimlach te vertonen en zegt: “Ik neem het aan.”
Hij gaat tegenover Lefty zitten en zet zijn hoed iets achterover.
Vrij spoedig heeft Lefty verloren van Heyes. Danig uit zijn humeur verlaat Lefty de saloon. Hij gaat direct door naar zijn kamp. Heyes beseft dat ze nu voorzichtig moeten zijn.
Als Clarke en Bruintje in het kamp zijn krijgt de beer in de gaten dat zijn vrienden helemaal niet gewond zijn. Ook dat ze er niet zijn.
“Eindelijk hebben we jou. Denk niet dat je kunt wegkomen want dat lukt toch niet”, zegt Lefty lachend.
“Jij gaat ons helpen met die postkoetsoverval”, zegt Clarke.
‘Dat had je gedroomd’, denkt Bruintje maar hij zegt het niet. Algauw valt Bruintje in slaap. Althans dat moeten de outlaws geloven en dat doen ze dan ook. Ze vallen zelf ook algauw in een diepe slaap nadat ze veel hebben gedronken. Bruintje kruipt stilletjes weg en klimt in een boom waar de paarden onder staan. Via een sprongetje komt de beer op een paard en rijdt terug naar de stad, het andere paard met zich meenemende.
Wat later komen Heyes en Curry uit de saloon.
Heyes zegt:“Ik denk dat Bruintje al in een diepe slaap is. Laten we gaan kijken.”
De man bij de receptie zegt echter:“Dat beertje is een uurtje of twee geleden weggegaan met zijn vriend.”
Heyes en Curry kijken elkaar aan.
Curry vraagt:“Hoe zag die vriend eruit?”
Heyes zegt direct:“Dat moet Clarke zijn. Dat kan niet anders. Hij heeft ons vriendje ontvoerd omdat hij teveel weet. Hopelijk gebeurt er niet iets ernstigs met hem. Kom mee Mr Jones.”
Ze verlaten het hotel en pakken hun paarden. Ze volgen het spoor dat Bruintje heeft gemaakt.
In het kamp merkt Lefty dat Bruintje ontsnapt is.
“Clarke, die beer is weg. We moeten hem gaan zoeken”, zegt Lefty kwaad.
“Ik dacht dat hij sliep. Sorry Lefty”, zegt Clarke zich excuserend.
Ze besluiten de jacht op Bruintje te openen. Maar Bruintje heeft hun paarden meegenomen.
“Die rotbeer begint op mijn zenuwen te werken en goed ook. Nu heeft hij ook nog de paarden gestolen”, zegt Lefty razend.
Clarke zegt dan:“Hij hangt rond met Hannibal Heyes en Kid Curry.”
“Je denkt toch niet dat die outlaws zich bezig houden met een beertje? Ze zijn wel goed maar niet gek”, reageert Lefty.
Bruintje Beer rijdt vlug naar de stad. Onderweg komt hij tot verbazing van Heyes en Curry hen tegen.
“Kijk Kid. Daar komt onze held aan”, zegt Heyes glimlachend.
“Ik vraag me af hoe hij twee outlaws heeft uitgeschakeld”, zegt Curry. Als Bruintje bij hen is vertelt de beer wat er gebeurd is. De outlaws luisteren geduldig.
“We rijden naar de stad en jij vertelt dit verhaal aan de sheriff. Wij blijven bij je”, stelt Heyes voor.
“Zal er dan niets met mij gebeuren?”, vraagt Bruintje ongerust.
“Bruintje, hebben wij jou ooit teleurgesteld?”, vraagt Curry.
De beer schudt van nee. Samen rijden ze naar de stad terug. Daar eenmaal aangekomen gaan ze naar de sheriff.
In het kantoor van sheriff Miller.
“Sheriff, ik ben Smith, Joshua Smith en dat is Mr Jones. Sinds we deze beer vonden hebben we hem onder onze vleugels genomen. Hij werd ontvoerd door twee outlaws. Bruintje, vertel maar wat er is gebeurd”, begint Heyes bedaard.
“Toen ik sliep drong Clarke de kamer binnen. Door het lawaai werd ik wakker. Hij dwong me mee te gaan naar zijn kamp. Ik ging mee en daar liet ik ze in de waan dat ik sliep. Zij gingen ook slapen dus ik zag kans om te ontsnappen en nam de paarden mee. Ze weten dat ik weet van hun plannen om de postkoets van morgenmiddag te overvallen”, vertelt Bruintje kalm.
“Dat is interessant nieuws. Ik heb die geruchten ook gehoord. Wat jij nu gedaan hebt is iets waar je lef voor nodig hebt”, zegt de sheriff bewonderend.
Bruintje wordt een beetje verlegen van het compliment.
“Sheriff, neem me niet kwalijk maar wat is er zo bijzonder aan de postkoets van morgenmiddag?”, vraagt Curry opeens.
“Die postkoets bevat een kist met goud voor de bank in Winterstone”, antwoordt de sheriff terwijl hij de outlaws aankijkt.
“Dat is toch tien km hier vandaan?”, vraagt Heyes.
“Hoezo Mr Smith?”, vraagt de sheriff.
“Zomaar. Kom Mr Jones. Ik geloof dat onze held slapen wil”, antwoordt Heyes kalm.
De volgende dag zijn Lefty en Clarke terug in de stad. Bij de stallen halen ze hun paarden terug. Ze zijn op zoek naar Bruintje Beer die inmiddels de stad heeft verlaten met zijn vrienden. Dat weten de outlaws echter niet.
“Waar is die rotbeer toch?”, vraagt Lefty die al zijn geduld begint te verliezen.
“Hij is hem gesmeerd, Lefty”, is het commentaar van Clarke.
Hoe ze ook zoeken, Bruintje blijft onvindbaar voor hen.
In overleg met de sheriff en de koetsier rijden Heyes, Curry en Bruintje mee met de postkoets. Bruintje in de postkoets en zijn twee vrienden op afstand. Maar zo dat ze toch Lefty en Clarke en de postkoets in de gaten kunnen houden. Lefty en Clarke zijn niet op de hoogte van dit plan. Ze weten ook niet dat het goud al in Winterstone is. Die ochtend heel vroeg hebben Bruintje Beer en zijn vrienden de kist naar de stad gebracht.
Vanuit de struiken zien Lefty en Clarke de postkoets komen.
“Nog even en die kist met goud is van ons. Die rotbeer en die twee outlaws zijn nergens te bekennen. Dus we kunnen onze gang gaan”, zegt Lefty gemeen lachend.
Ze rijden naderbij maar zien niet dat Heyes en Curry hen in de gaten hebben gekregen.
“Kijk Kid, daar zijn onze rovers. Ik ben benieuwd hoe Bruintje zich gedraagt”, zegt Heyes.
“Ik denk van wel netjes. Hij weet wat hij moet doen”, is het antwoord van de Kid.
Lefty en Clarke rijden naar de postkoets.
Lefty roept luid:“Nu stoppen jullie de postkoets en zet die bruine kist op de grond.”
De koetsier stopt het voertuig en zet de kist op de grond. Zeer ongemerkt kruipt Bruintje uit de postkoets en rent hij weg. Heyes ontdekt hem het eerst en vangt hem op.
“Alles gaat volgens plan, Joshua. Ze hebben de kist meegenomen. Ik kon makkelijk wegkomen”, vertelt de beer.
“Je hebt je best gedaan. Kom, dan gaan we Lefty en Clarke de verassing van hun leven geven. Thaddeus wacht op ons”, zegt Heyes.
Hij zet Bruintje op het paard naast hem. Samen rijden ze naar de Kid. Bruintje vertelt hem ook wat er gebeurd is.
“Wij gaan naar hun kamp en jij gaat de sheriff halen. We bezorgen hen een leuke verrassing”, zegt de Kid.
Bruintje knikt.
Terwijl Heyes en Curry naar het kamp van Lefty en Clarke gaat Bruintje terug naar de stad om de sheriff te waarschuwen. De deputy sheriff Sam Willis ziet Bruintje komen.
Hij stopt het paard en zegt dan:“Is het gelukt knul? De sheriff wacht op jou.”
“Ja. Joshua en Thaddeus zijn naar hun kamp. Gaan we nu?”, vraagt Bruintje erg opgewonden.
De sheriff komt naar buiten en zegt: “We gaan nu. Jij leidt de weg, Bruintje.”
Vrij spoedig bereiken ze het kamp van de outlaws. Sam houdt Bruintje tegen die iets te opgewonden is.
“Ze mogen ons niet zien. Laat Smith en Jones eerst hun werk doen”, zegt Sam tegen de beer die dat begrijpt en kalm wordt.
Lefty en Clarke zijn intussen met de kist aangekomen in hun kamp.
Lefty zegt als hij de kist op de grond zet:“Maak vlug die kist open. Dan kunnen we ons goud verdelen.”
Maar op het moment dat Clarke de kist wil openen horen ze Curry tegen hen zeggen:“Ik zou die kist niet openen als ik jullie was. Er is maar een man die het kan doen en dat is Hannibal Heyes.”
“Waar is hij dan?”, vraagt Lefty ongerust.
“Ik ben hier”, zegt Heyes glimlachend.
Hij bekijkt het slot op de kist en opent het meteen. Direct kijkt hij er in met dichtgeknepen ogen en sluit hij de kist meteen weer.
“Wat is er Heyes?”, vraagt Curry verbaasd.
“Kijk zelf maar jongens. Het is jullie schat”, zegt Heyes mysterieus terwijl hij opstaat.
Lefty en Clarke doen dat maar merken niet dat Heyes en Curry wegsluipen.
“Handen omhoog boys. Jullie zijn gearresteerd”, horen ze dan zeggen.
Dat doen ze en de stem blijkt te behoren aan de sheriff die gekomen is met de deputy en Bruintje.
Lefty krijgt hem in het oog en schreeuwt naar hem:“Door jou loopt alles mis. Wat ben je toch een rotbeer!”
“Hij was je toch iedere keer te slim af, Lefty. Meekomen”, zegt de sheriff.
Bruintje rijdt naar zijn vrienden en vertelt hen alles.
Als Lefty en Clarke gearresteerd zijn door de sheriff en ze achter slot en grendel achter zegt Lefty woest:
“U moet niet ons maar die twee cowboys en die rotbeer arresteren. die cowboys zijn toevallig wel Hannibal Heyes en Kid Curry.”
“Zouden Hannibal Heyes en Kid Curry de buit van een postkoetsoverval terugbrengen? Ik neem aan van niet”, reageerde de sheriff meteen.
Nu zijn belagers gevangen zitten is Bruintje gerust. Hij mag Heyes en Curry graag en zij hem ook. De sheriff heeft hen ieder een beloning van 100 dollar betaald voor het vangen van Lefty en Clarke. Bruintje is eerst wat beduusd van het geld maar accepteert het wel.
Na een poos rijden ze naar een andere stad. Maar opeens slaat het paard van Bruintje op hol en gooit de beer er van af. Hij raakt bewusteloos en wordt weer wakker in Nutwood. In zijn zak vindt Bruintje het 100 dollar biljet en beseft hij dat hij het echt beleefd heeft. Opgewonden rent hij naar huis waar zijn ouders op hem wachten.