Op een ochtend was Bruintje Beer buiten aan het spelen toen hij plotseling viel en het bewustzijn verloor. Na een poos werd hij wakker. Hij keek om zich heen maar wist niet waar hij was. Zijn omgeving was totaal veranderd. Waar eerst een bos was stond nu een stad met paarden en postkoetsen. Bruintje stond op en liep de stad in. Daar trok hij al snel veel bekijks. Hij bekeek met veel interesse de postkoets en ook de paarden.
Opeens zei een dame tegen haar reisgezel over hem:“Wie is dat toch? Hij ziet er schattig uit.”
“Ik heet Bruintje”, antwoordde de beer vriendelijk.
Na nog even de paarden geaaid te hebben liep Bruintje verder. Hij vroeg zich nu echt af waar hij was en waarom iedereen zo vreemd gekleed was. Toen kwam Bruintje opeens de sheriff tegen.
“Meneer, kunt u mij zeggen waar ik ben?”, vroeg hij aan hem.
De sheriff keek hem aan en zei:“Je bent in Nutts City.”
De kleine beer keek hem verbaasd aan en stamelde:“Nutts City? Dan ben ik verdwaald.”
“Kom. Dan neem ik je mee naar mijn kantoor”, zei de sheriff die zichtbaar medelijden had met Bruintje.
Hij volgde de sheriff naar zijn kantoor erg nieuwsgierig om zich heen kijkend. De mensen keken naar de beer en vroegen zich af waar hij vandaan kwam. Bruintje dacht van hen hetzelfde.
In het kantoor van de sheriff zei hij:“Jed, geef onze gast wat te eten.”
Jed was de deputy en ging wat te eten halen voor Bruintje.
“Hoe heet je?”, vroeg de sheriff aan Bruintje.
“Bruintje Beer meneer”, vertelde de beer.
Jed kwam terug met een maaltijd.
Terwijl Bruintje at zei de sheriff tegen Jed onder 4 ogen:“Zorg dat hij een kamer krijgt in het hotel. Zeg maar dat hij een vondeling is.”
“Komt in orde”, zei Jed en hij verliet het kantoor.
Hij liep naar het hotel. Het hotel was een deel van de saloon welke gerund werd door Miss Sue.
“Hallo Jed. Wat kan ik voor je doen?”, vroeg Miss Sue.
“We hebben een kleine beer gevonden genaamd Bruintje. Is het mogelijk dat hij een kamer krijgt?”, vroeg Jed kalm.
Miss Sue knikte en zei:“Hij heeft een mooie kamer.”
Jed ging terug naar het kantoor waar Bruintje klaar was met zijn maaltijd.
“Bruintje, je hebt een mooie kamer in het hotel”, zei Jed.
“Bruintje, kom eens even hier”, zei de sheriff op dat moment.
Hij stond op en liep naar de sheriff.
“Nu je onze helper bent mag je een ster dragen. Hier is jouw sheriffster. En een mooie cowboyhoed”, zei de sheriff.
Hij speldde een ster op de trui van Bruintje en zette een zwarte hoed op zijn hoofd.
Jed zei:“Nu ben je onze helper.”
“Wat moet ik doen?”, vroeg de beer.
“Kleine karweitjes zoals boodschappen rondbrengen”, legde Jed uit.
Dat leek spannend voor bruintje die zich al aardig thuis begon te voelen in Nutts City.
Diezelfde dag verscheen de beruchte outlaw Jack in de stad. Bruintje had zijn poster in het kantoor zien hangen. Toen de beer hem zag rende hij zo vlug hij kon naar het kantoor van de sheriff.
“Bruintje, rustig aan”, zei de sheriff tegen hem toen hij kwam binnenstormen.
Nog buiten adem zei Bruintje:“Sheriff, Jack is in de stad.”
“Jack De Moordenaar?”, vroeg Jed verbaasd.
Bruintje knikte en wees naar de poster aan de muur.
“Dat is hem. Ik heb het zelf gezien”, was het antwoord van de beer die weer op adem was gekomen.
“Heeft hij jou gezien?”, vroeg de sheriff.
Maar dat was niet het geval. De sheriff en Jed keken elkaar aan.
“Dit gaan we doen: we sturen Bruintje naar de saloon met een brief voor Miss Sue. Daarin staat dat Jack gesignaleerd is”, zei de sheriff uiteindelijk.
Hij schreef de brief en zei tegen zijn kleine helper:“Breng deze brief naar Miss Sue.”
“Goed meneer”, zei Bruintje.
Hij ging de brief meteen afleveren. Toen Bruintje bij de saloon aan kwam keek hij door een raam naar binnen om te zien of Miss Sue er was. Ze stond achter de tapkast. Bruintje ging door de klapdeuren naar binnen. Miss Sue zag hem komen en wenkte de kleine beer. Hij liep meteen naar haar toe. In zijn hand had hij de brief van de sheriff voor Miss Sue. Terwijl Bruintje de brief had gegeven aan Miss Sue las zij hem in haar kantoor waar Bruintje rondkeek.
Opeens zei Miss Sue tegen hem:“Ik geef je direct antwoord mee. Die moet je alleen aan de sheriff geven.”
“Goed mevrouw”, zei Bruintje beleefd zoals hij altijd was.
Miss Sue schreef de brief en gaf hem de brief voor de sheriff. Zonder te stoppen rende Bruintje terug naar zijn werkgever. In het kantoor gaf hij de brief van Miss Sue aan de sheriff. Toen de sheriff de brief had gelezen stond hij op en zei hij:“Jullie blijven hier. Ik ben in de saloon.”
“OK”, zei Jed.
Bruintje ging op de stoel van de sheriff zitten. Terwijl de sheriff naar de saloon was liet Jed Bruintje de cellen zien. Het maakte veel indruk op de kleine beer.
“Horen mensen als Jack hier?”, vroeg Bruintje.
“Jazeker. De sheriff en ik moeten ervoor zorgen dat het hier in de stad rustig blijft. Als de sheriff weer terug is gaan wij wat drinken in de saloon zodat miss Sue beter kan kennismaken met jou en jij met haar”, zei Jed.
Hij mocht de beer wel en andersom ook.
In de saloon bracht de sheriff Miss Sue op de hoogte van het waar en hoe van Jack De Moordenaar.
“Niemand weet waarom hij terug is”, zei de sheriff.
“Hij zal in ieder geval niet bekeerd zijn. Ik zal hem in de gaten houden. Waar komt die kleine beer vandaan?”, vroeg Miss Sue.
“Ik kwam hem tegen. We weten het ook niet maar hij is wel aardig en beleefd”, antwoordde de sheriff.
Hij stond op om weg te gaan.
“Daar komt hij net aan”, zei Miss Sue op dat moment.
Jack liep langs de sheriff en Miss Sue maar zei niets. Zijn blik zei genoeg. De sheriff ging terug naar zijn kantoor waar Bruintje op zijn stoel zat.
“Dit is de sheriff”, zei Jed toen zijn baas net binnenkwam.
“Leuk geprobeerd jongens. Maar dit gaat dus niet door”, reageerde de sheriff direct.
“Is het erg als Bruintje en ik even naar de saloon gaan?”, vroeg Jed toen.
“Nee, helemaal niet. Jack is er dus je kunt hem in de gaten houden”, antwoordde de sheriff.
In de saloon hield Miss Sue Jack ongemerkt in de gaten. Niemand wist wat hij van plan was maar het zou niet veel goeds zijn. Toen hij aan het pokeren was met anderen kwam Jed met Bruintje de saloon in. Ze gingen aan een tafel zitten en Miss Sue gaf hen een bier en een melk. Vanwaar ze zaten was het voor hen makkelijk om Jack te zien maar niet andersom.
Een van de pokeraars zei:“Die beer zal wel veel geld opleveren.”
“Ik zou hem toch niet ontvoeren want hij is deputy-sheriff, Adam”, zei zijn broer Clark.
Jack zei niets maar was wel van plan om Bruintje te ontvoeren. Hoe wist hij nog niet maar wel dat het zou gebeuren.
“Ik moet gaan. Ga je mee of blijf je nog?”, vroeg Jed na een poosje aan Bruintje.
“Ik blijf nog even, Jed”, antwoordde de beer.
Jed stond op en vroeg aan Miss Sue:“Kunt u een oogje houden op Bruintje?”
“Ik zal het doen. Maak je maar geen zorgen. Hij is bij mij in goede handen”, beloofde Miss Sue de deputy.
Gerustgesteld verliet hij de saloon met een knipoog naar Bruintje. Hij kreeg nog een glas melk. Miss Sue mocht de kleine beer ook graag. Nieuwsgierig keek hij de saloon rond. Bruintje zag dat Jack weg ging. De beer dronk vlug zijn melk en zei gedag tegen Miss Sue. Toen Bruintje de saloon had verlaten werd hem de pas afgesneden door Jack.
Hij stond voor de beer en zei:“Dus jij bent die beer. Ze zeggen dat je veel geld waard bent dus ik neem je mee om je te verkopen.”
Bruintje werd bang en begon een plan te bedenken om weg te komen. De inwoners zagen wat er gaande was en gingen naar binnen voor de veiligheid. In een ongezien moment rende Bruintje weg van Jack.
Hij keek om zich heen en riep luid:“Beer, waar ben je? Kom terug!”
Bruintje rende zo hard als zijn beentjes hem konden dragen om maar snel weg te komen van zijn belager. Op straat was het doodstil. Bruintje besefte dat hij alleen veilig was in het kantoor van de sheriff. Hij rende erheen. Eenmaal binnen keken de sheriff en Jed naar de beer die een vermoeide indruk op hen maakte. Ze lieten Bruintje op adem komen en hij vertelde wat er gebeurd was nadat hij de 2e brief had afgeleverd. Het bleek dat Jack hem heen en weer had zien lopen.
“We zetten een val voor Jack. We laten jou voor de laatste keer een brief naar de saloon brengen maar deze is bestemd voor Jack. Er staat in dat hij om 16:00 uur bij Black Point moet zijn. Daar rekenen we hem in”, zei de sheriff.
Bruintje weifelde even maar Jed zei:“Jack is gevaarlijk. Jij bent de enige die hem in de val kan lokken.”
Uiteindelijk stemde Bruintje toe in het plan.
De sheriff schreef de brief en zei:“Bruintje, geef dit aan Jack maar zeg niet van wie hij komt.”
“Goed meneer”, zei Bruintje en hij verliet het kantoor met de brief.
De sheriff zei:“Jed, jij pikt Bruintje op en gaat met hem naar Black Point. Ik volg via een andere weg.”
“Kan hij wel paardrijden?”, vroeg Jed.
“Dat leert hij wel meteen”, reageerde zijn werkgever.
Bruintje liep naar de saloon en zag daar Jack aan de bar staan.
Hij liep er heen en zei:“Meneer Jack, ik heb hier een brief voor u.”
De outlaw keek de beer aan, pakte de brief en las hem.
“Jij gaat met mij mee beer”, zei Jack nadat hij de brief gelezen had.
Bruintje schrok er van maar ging toch mee. Ongemerkt zag hij kans om te ontsnappen door achter de bar te kruipen. Woest vertrok Jack naar Black Point zonder Bruintje.
Jed kwam de saloon binnen en vroeg aan Miss Sue:“Is Bruintje hier nog?”
“Hij was hier daarnet nog. Jack wou hem meenemen”, antwoordde Miss Sue.
Ze keek achter de tapkast en vond daar de kleine bange beer.
“Bruintje, kom maar tevoorschijn want Jack is al weg”, zei ze tegen hem.
Hij kwam voorzichtig tevoorschijn. Jed nam de kleine beer mee naar buiten en tilde hem op het 2e paard. Het zadel was iets te groot voor Bruintje maar dat hinderde niet voor hem. Ze reden in een vlug tempo naar Black Point.
In een ongezien ogenblik werd Jed bewusteloos geslagen en Jack ontvoerde Bruintje naar zijn schuilplaats. Bruintje was te onthutst om wat te zeggen.
In de schuilplaats had Jack niet in de gaten dat de zon al erg fel scheen.
“Meneer Jack, mag ik bij de uitgang zitten?”, vroeg Bruintje na een poosje.
“Ga maar. Onthoud wel: ik hou je in de gaten beer!”, antwoordde Jack uit zijn humeur.
Bruintje ging zo zitten dat de zon op zijn glimmende ster scheen. De ster op de trui van Bruintje verblindde de outlaw geheel. Intussen was Jed weer bijgekomen en hij volgde het spoor van Jack en Bruintje naar de schuilplaats.
De sheriff was er ook al gearriveerd en hij zei:“Handen omhoog Jack!”
Nu merkte Jack dat hij omsingeld was en hij gaf zich erg gemakkelijk over.
De sheriff nam Jack mee en Jed zei tegen zijn baas:“Ik laat Bruintje wat van de omgeving zien.”
“Goed hoor”, zei de sheriff.
Opeens zag Bruintje een postkoets komen en Jed vroeg:“Zou je met de postkoets mee terug willen rijden naar de stad?”
“Dolgraag Jed”, was het antwoord van de kleine beer.
Ze reden naar de postkoets toe en koetsier Miller liet Bruintje naast zich zitten. Jed nam zijn paard mee terug. Bruintje genoot van de rit en het uitzicht totdat de postkoets over een kei reed en Bruintje er van af viel en weer bewusteloos raakte.
Na een poosje werd hij wakker. Hij keek om zich heen en zag dat hij weer terug was in Nutwood. Even dacht hij alles gedroomd te hebben maar toen zag hij de ster op zijn trui. Nu wist Bruintje zeker dat het niet zo was. Hij stond op en rende naar huis om alles aan zijn ouders te vertellen.
Het was al erg schemerig geworden toen Bruintje thuiskwam. Na zijn douche vertelde Bruintje aan zijn ouders wat hij die dag beleefd had. Toen hij in bed lag en sliep droomde hij over de cowboys en postkoetsen.