GEWOND IN VIRGINIA CITY

Het leek een normale en rustige dag te worden in Virginia City totdat Adam en Mitch Cartwright in de stad kwamen. Adam moest wat bankzaken afhandelen en Mitch zou zijn vriendjes ontmoeten.

“Kid, we ontmoeten elkaar hier bij het Palace Hotel over 1 uur”, zei Adam.

“Goed papa”, zei de zevenjarige Cartwright.

Ze gingen elk hun eigen weg maar niet voor lang. David Baker zag de jongste Cartwright voorbij komen en besloot een grap uit te halen met hem. David ging bij zijn paard staan en liet het dier expres schrikken toen Mitch voorbij liep. Het paard schrok en gaf de jongen een trap tegen zijn linkerbeen. Mitch viel en gilde het uit van de pijn. David kalmeerde direct zijn paard zodat hij niet de schuld zou krijgen. Adam zag toevallig wat er gebeurd was en rende naar David. Hij greep hem bij de kraag en duwde hem tegen de muur van de Silver Dollar Saloon.

“Waarom deed je dat?”, vroeg Adam woest.

“Rustig maar Cartwright. Het was maar voor de grap. Dat kind is toch al lam”, lachte David.

Adam gaf als antwoord een klap in het gezicht van de belager van zijn zoon.

“Jij bent nog nieuw hier zeker?”, vroeg Adam.

“Ja. Bezwaar tegen?”, snauwde David.

Hij sloeg Adam tegen de grond en de mannen begonnen te vechten. Ondertussen was deputy Clem Foster erbij gekomen en hij hoorde van Mitch wat er precies gebeurd was.

“Jongens, ophouden want ik weet precies wat er gebeurd is. David, jij gaat met mij mee naar de gevangenis wegens kindermishandeling”, zei Clem.

“Hoezo moet ik mee? Die vent begon tegen mij uit te varen vanwege een grapje met een kleine jongen. Je moet hem arresteren en niet mij!”, snauwde David.

“Die kleine jongen die jij hebt mishandeld met je paard is toevallig wel de kleinzoon van Ben Cartwright en zijn zoon”, antwoordde Clem wijzend op Adam.

David besefte nu dat zijn grap niet leuk meer was. Althans niet voor het slachtoffer maar wel voor hem.

“Altijd worden die verdomde Cartwrights voorgetrokken”, zei hij woest.

Clem luisterde niet meer en voerde David af naar de gevangenis. Adam bekommerde zich om Mitch die alweer zat.

“Papa, het is al goed”, zei Mitch dapper.

“Dat kan wel zijn maar ik laat de dokter er toch maar even naar kijken voor de zekerheid”, zei Adam.

Hij hielp zijn zoon overeind en liep met hem mee naar de praktijk van dokter Paul Martin.

Paul zag de Cartwrights komen en wist dat de rekening weer hoger zou worden.

“Doc, Mitch is aangevallen door een paard en heeft een trap tegen zijn linkerbeen gekregen. Kun je hem even onderzoeken?”, vroeg Adam.

“Natuurlijk. Zet hem maar op de tafel neer”, zei Paul.

Adam deed dat en Mitch werd onderzocht.

“Heb je pijn in je been?”, vroeg Paul.

“Ja, veel meer dan anders”, antwoordde Mitch.

“Ik zal je been in ijs wikkelen en dan moet de pijn wat wegtrekken. Je zal dan wel hier moeten blijven”, zei Paul.

“Geef hem maar een potlood en wat papier en dan is hij uren zoet. Ik moet voor wat zaken bij de bank zijn”, zei Adam.

Zo gezegd, zo gedaan.

Na een uurtje was Adam weer bij zijn zoon en de dokter. Paul haalde het ijs weg en de zwelling was minder geworden.

“Het is wel erg koud”, merkte Mitch droog op.

De mannen lachten.

“Het ziet er al beter uit dan eerst. Voor de zekerheid zet ik je been tot je knie in het gips en dan zie ik je over een maand weer”, zei Paul.

“Best”, zei Mitch.

Wat later kwamen de Cartwrights naar buiten waar ze Clem tegenkwamen.

“Adam, die kerel heeft alles bekend en zal zijn straf krijgen. Hoe is het met jou, Mitch?”, vroeg de deputy.

“Goed afgezien van mijn enkel in het gips. Ben ik natuurlijk weer een makkelijk doelwit voor plagerijen thuis”, antwoordde de jongen.

“Dat zal heus wel meevallen omdat je opa het toch voor je opneemt en jij best goed van je af kan bijten”, zei Clem.

Ze namen afscheid en de Cartwrights gingen weer terug naar hun ranch zodat het weer rustig werd in Virginia City maar niet op de Ponderosa.