REDDERS VAN KERST

Het was enkele dagen voor kerst toen de outlaws Hannibal Heyes en Kid Curry in Angel City aankwamen. De sneeuw was bezig te vallen en de bewoners hingen overal de kerstversieringen op.

“Kid, dit lijkt me een uitstekende plek om de kerstdagen door te brengen”, zei Heyes terwijl hij om zich heen keek.

“Dat lijkt mij ook”, antwoordde Curry.

Ze reden wat door en stopten bij het hotel. De outlaws stegen af en bonden hun paarden vast. Op het moment dat ze naar binnen wilden gaan was er een groot lawaai te horen bij een gebouw iets verderop in de straat.

“Daar is iets gaande. Kom mee”, zei Heyes.

Ze renden naar de handelspost waar James Kent naar buiten kwam roepende“Ik ben overvallen. Ik ben overvallen.”

“Kalm aan James. Vertel rustig wat er gebeurd is”, zei sheriff Albert Miller.

James kalmeerde en zei:“Ik was achter bezig in mijn winkel toen 2 cowboys binnenkwamen en geld eisten. Natuurlijk weigerde ik dat maar toen namen ze een paar dozen met kerstkoekjes mee. Die waren bestemd voor de kinderen. Plus een grote doos met onbreekbare kerstballen. Die doos was wat gescheurd.”

“Hoe zagen die cowboys eruit?”, wilde de sheriff weten.

“Ze hadden maskers op en gedroegen zich arrogant”, antwoordde James.

Hij pauzeerde even en ging toen door:“Het waren vreemden die al heel lang onderweg waren. Zoals die 2 daar.”

James wees op Heyes en Curry die de bui al zagen hangen. Albert ging naar ze toe.

“Heren, wie zijn jullie en waar hebben jullie de buit verstopt?”, vroeg de sheriff.

“Ik ben Joshua Smith en dat is Thaddeus Jones. Wij hebben de buit van de overval niet verstopt. Dat kan niet omdat wij hem niet hebben. We komen net aan vanuit het oosten van het dorp”, antwoordde Heyes.

Hij merkte dat hij niet geloofd werd en Albert zei:“Meekomen want hierbij zijn jullie gearresteerd.”

De sheriff nam de outlaws mee en zette ze achter slot en grendel.

“Sheriff, hoe kunnen wij de winkel overvallen, die dozen meenemen en tegelijkertijd hier het dorp binnenrijden?”, vroeg Heyes.

“Bovendien wisten we niets van de dozen kerstkoekjes voor de kinderen”, reageerde Curry.

Albert keek hen aan en besefte dat hij een grove fout had gemaakt door de outlaws te arresteren.

“Goed. Ik laat jullie vrij. Ik hoop dat de overvallers gepakt worden en de buit terugkeert. De kinderen verheugen zich zo op het kerstfeest op 1e kerstdag”, zei Albert.

Hij opende de celdeur en de outlaws waren weer vrij.

Buiten zei Heyes wat afwezig:“Kid, we kunnen moeilijk de kinderen in de steek laten. Vooral niet omdat het bijna kerst is.”

“Dus we gaan achter die overvallers aan?”, vroeg Curry.

Zijn maat knikte. Ze liepen naar hun paarden en stegen op.

“James zei dat de doos met kerstballen wat gescheurd was. Dus er is kans dat die overvallers een spoor van kerstballen hebben achtergelaten”, zei Heyes.

“Volg het kerstballenspoor”, zei Curry.

Heyes bleek gelijk te hebben want al spoedig vonden ze de eerste kerstbal.

Curry steeg af, pakte de bal en zei:“Heyes, je had gelijk.”

“Heb ik altijd”, antwoordde Heyes bescheiden.

Curry stopte de kerstbal in zijn zadeltas en steeg weer op.

De outlaws volgden het aparte spoor en kwamen zo bij de schuilplaats van de overvallers.

“Ik benader ze en vertel dat ik hun spoor heb gevonden. Jij houdt ze onder schot zonder dat ze het zien”, stelde Heyes voor.

Zijn maat ging ermee akkoord.

“Prettige kerstdagen heren”, zei Heyes opgewekt.

“Wat mot je?”, vroeg Bruce Stone, een van de overvallers.

“Ik kom gewoon langs. Ik volgde een vreemd spoor gevormd door kerstballen. Hebben jullie dat gemaakt?”, vroeg Heyes op zijn beurt.

“Dat ga je geen malle moer aan. En de kerstkoekjes zijn lekker van ons”, zei Jack Stone lachend.

Hij keek zijn broer aan.

“Wel, moeten de kinderen in Angel City dit jaar het dan maar zonder kerstballen en kerstkoekjes doen? Kerst is toch dat je gezelligheid met elkaar deelt. Maar als jullie het zelf willen houden moeten jullie niet vreemd opkijken als de boze kerstgeest op bezoek komt en jullie het leven zo zuur maakt dat je eeuwig spijt krijgt van wat je de kinderen aandoet”, zei Heyes.

“Er bestaat niet eens een boze kerstgeest”, beweerde Bruce.

De broers lagen op de grond van het lachen waardoor de outlaws de dozen konden wegnemen. Hierop bonden Heyes en Curry de overvallers vast en namen ze mee terug naar Angel City.

De sheriff zag het viertal komen en wist dat zijn voormalige gevangenen de echte overvallers hadden gepakt.

“Sheriff, deze 2 hebben de handelspost overvallen. U bent toch de boze kerstgeest?”, vroeg Curry.

“Dat ben ik zeker. Meekomen!”, zei Albert.

Hij nam de broers mee die nu elkaar de huid aan het vol schelden waren. Ze werden opgesloten.

In het kantoor van de sheriff zei Heyes:“We hebben ook de kerstballen en koekjes bij ons.”

Hij en Curry legden de spullen op het bureau. Toen kwam James binnen en hij zag alles liggen.

“Jongens, jullie hebben ons kerstfeest gered. Daarom mogen jullie voor niets eten, drinken en slapen. Bovendien zijn jullie de eregasten op het kerstfeest”, zei James.

“Aangenomen”, zei Heyes met lachende ogen.

James wist niet wat hij had gezegd want de outlaws namen het er flink van en vooral de saloonmeisjes hadden de tijd van hun leven.

Natuurlijk bleven de outlaws ook voor de jaarwisseling om de meisjes niet teleur te stellen.

Op 2 januari nadat ze hun roes hadden uitgeslapen namen Heyes en Curry afscheid van de bewoners van Angel City.