KRENTENWEGER

Ergens in een kantoorgebouw in New York. Directeur Carl Miller kwam bij een kopieerapparaat en deed een voor hem verschrikkelijke ontdekking. Zijn geliefde kopieerder stond er zielloos bij. De stekker zat er wel in maar geen enkel licht brandde nog.

“Mary, wie heeft er het laatst aan gezeten?”, vroeg Carl aan zijn secretaresse Mary Stone.

“Dat was Yannis Cooper”, zei ze.

“Ik weet genoeg. Ga gewoon door met je werk”, zei hij.

Dat deed ze en Carl ging zijn kantoor in. Hij pakte zijn privételefoon en draaide het nummer van het 27e bureau.

“Er is een moord gepleegd in mijn kantoorgebouw en ik eis dat jullie de zaak komen uitzoeken! Adres: 266 Amsterdam Avenue”, zei hij nors.

“Ik zal ze sturen”, zei inspecteur Anita Van Buren.

Haar twee beste rechercheurs, Lennie Briscoe en Ed Green keken haar vragend aan.

“Jullie moeten een moordzaak onderzoeken op 266 Amsterdam Avenue”, zei ze.

“Dan zullen we dat maar doen”, zei Lennie.

Op plaats delict onderzocht de politie het afgezette gedeelte af naar vingerafdrukken en sporen. Lennie en Ed vonden het slachtoffer al snel.

“Ed, het is toch geen 1 april?”, vroeg Lennie.

“Nee, het is 12 juli. Hoezo?”, vroeg zijn partner.

“Er is helemaal geen lijk te zien”, antwoordde Lennie.

“Geen lijk te zien? Geen lijk te zien? En wat is mijn kopieermachine dan? Iemand in dit bedrijf heeft hem om het leven gebracht”, zei Carl woest toen hij de rechercheurs zag staan.

“En wie bent u?”, vroeg Ed.

“Ik ben directeur Carl Miller. Wat doet u hier?”, vroeg Carl op zijn beurt.

“Ik ben rechercheur Briscoe en dit is mijn partner Green. We komen de moord onderzoeken waarvoor u ons hierheen heeft laten komen”, zei Lennie.

“Kom dan maar even in mijn kantoor”, zei Carl die nu wat ingebonden had.

“Ik heb maar een klein bedrijf met 7 personeelsleden. De laatste die met mijn kopieermachine heeft gewerkt en hem dus heeft vermoord is de jongste medewerker, Yannis Cooper. Arresteer hem maar ter plekke”, zei Carl.

“Mogen we ook eerst het verhaal van Mr Cooper horen?”, vroeg Ed.

Carl gebaarde dat het kon en liet Yannis komen.

“Mr Miller, we willen Mr Cooper even alleen spreken”, zei Ed.

De directeur verliet de kamer.

“Wat kan ik doen?”, vroeg Yannis.

“Op dit moment wordt u door Mr Miller beschuldigd van moord op zijn kopieerapparaat. Kunt u ons vertellen wat er gebeurd is?”, vroeg Lennie.

“Wel, ik moest 5 kopietjes maken van een brief. Vlak nadat de laatste kopie eruit kwam deed het apparaat helemaal niets meer. Mr Miller wist dat het apparaat op sterven na dood was en nu dus helemaal. Voor hem leven alle apparaten maar dat kopieerapparaat was zijn lievelingetje. Maar hij was zo oud als de neten. Op dat ding heeft Mozes nog de stenen tafels gekopieerd”, zei Yannis.

“Dus Miller is erg gesteld op zijn apparatuur?”, vroeg Ed.

“Ja, maar hij weigert te investeren in nieuwe apparatuur. De computers zijn nog ouder dan de steentijd”, antwoordde Yannis.

De rechercheurs vonden het wel een leuke opmerking.

“Ik moet toch niet mee naar het bureau?”, vroeg Yannis ongerust.

“Nee. We weten voorlopig genoeg”, zei Lennie.

“Dit was toch al mijn laatste dag want ik ga morgen mijn eigen computerbedrijf beginnen. Maar dan wel met nieuwe apparatuur”, zei Yannis.

De mannen stonden op en gingen hun eigen weg.

Op het 27e bureau brachten Ed en Lennie verslag uit van de vreemde moordpartij.

“Dus die kerel klaagt een medewerker aan wegens moord op zijn versleten kopieerapparaat? Je denkt toch niet dat hij hiermee bij de officier van justitie kan aankomen?”, vroeg Anita.

“Miller denkt van wel. De zogenaamde dader is Yannis Cooper die nog even een fijne indruk wilde achterlaten op zijn laatste werkdag”, zei Ed.

“Laat beide heren hierheen komen en ik bel wel naar het OM”, zei Anita.

Zo gezegd, zo gedaan.

Carl was zwaar beledigd omdat hij naar het bureau moest komen maar Yannis vond het niet erg.

“Ik eis dat die Cooper direct levenslang krijgt voor het vermoorden van mijn kopieerapparaat!”, zei hij kwaad tegen openbaar aanklager Jack McCoy.

“Hoe lang werkte u al met dat kopieerapparaat?”, vroeg Jack.

“Al ruim 25 jaar. Het was het eerste apparaat dat er stond om te werken”, antwoordde Carl.

“Dat ding staat er al een kwart eeuw en dan vindt u het vreemd als een medewerker er eerst mee werkt en het daarna de geest geeft?”, vroeg Lennie verbaasd.

“Ja, is dat zo raar?”, snauwde Carl.

Jack en Lennie keken elkaar aan maar gaven geen antwoord.

“Mr Cooper is niet schuldig aan wat u noemt moord maar u. Als u in de gaten had gekregen dat uw kopieerapparaat mankementen vertoonde kon u beter een nieuwe kopen”, zei Jack.

“Wel, in mijn ogen is die Cooper schuldig en ik ben blij dat hij weg is. Maar bij de volgende moord zal ik wel beter nadenken dan jullie te waarschuwen!”, zei Carl kwaad.

Hij verliet woest de verhoorkamer.

“Mr Cooper, wat ons betreft is deze zaak gesloten want Mr Miller is zelf schuldig aan zijn moord”, zei Jack.

“Bedankt”, zei Yannis.

Hij gaf de heren een hand en vertrok.

“Als jullie me weer eens nodig hebben zorg dan voor een echt lijk en geen kapot kopieerapparaat”, zei Jack met lachende ogen.

“Dat zal gebeuren”, zei Lennie.