Al heel vroeg was er sneeuw gevallen. Dat merkten Hoss en Little Joe Cartwright. Ze hadden het idee gekregen om te gaan kamperen in het bos. Hun vader Ben Cartwright had ze toestemming gegeven en zodoende waren ze weggegaan.
“Joe, ik hoop dat dit idee van jou nu eens goed gaat”, zei Hoss onderweg.
“Hoss, het was mijn idee om te gaan kamperen dus het gáát goed!”, reageerde zijn broer.
“We hebben in elk geval genoeg eten meegenomen”, was het antwoord van Hoss.
Eindelijk hadden ze hun camping bereikt. De tent werd opgezet en Hoss maakte de maaltijd klaar.
Joe keek even naar de lucht en zei toen:“Hoss, het is een heldere lucht dus morgen kunnen we heerlijk gaan jagen.”
Hoss keek omhoog en antwoordde:“Ik hoop dat je gelijk hebt.”
Toen de broers gingen slapen lag er nog geen sneeuw maar die nacht kwam het witte spul naar beneden. De broers werden wakker toen het steenkoud was. Hoss merkte het eerst.
“Verdorie Little Joe, waarom heb jij je kussen zo uitgestrooid?”, vroeg hij verontwaardigd.
Zijn broer werd wakker en keek verbaasd om zich heen.
“Ik heb niets gedaan”, reageerde hij fel.
Direct kreeg hij een sneeuwbal tegen zich aan. Natuurlijk gooide hij er eentje terug. Dit ging een poosje door totdat ze een vreemd geluid hoorden. Beiden pakten hun geweren en ze gingen ze op de grond liggen. Wat ze toen zagen kwam zelfs in hun stoutste dromen niet voor. In hun blikveld reed de kerstman met zijn 7 rendieren.
Hij zong:“Walking in a winter wonderland.”
De broers hadden nog steeds hun geweren op de kerstman gericht en dachten dat ze droomden.
“Joe, dat is toch de kerstman?”, vroeg Hoss voor de zekerheid.
“Dat is zeker de kerstman. Maar wat doet hij hier? Het is nog november. Hij is een maand te vroeg”, antwoordde Little Joe.
Toch durfden ze niet dichterbij te komen maar de kerstman kwam ook niet naar hen toe.
Tenslotte zei de kerstman:“Ho ho ho.”
Toen was hij weer even plotseling verdwenen als hij was verschenen. Hoss en Little Joe keken elkaar verbaasd aan.
“Hoss, dit bos is écht niet veilig om te kamperen. We gaan naar huis en wel direct”, zei Little Joe.
“Voor deze keer ben ik het met je eens”, zei Hoss.
Vlug pakten ze hun spullen in en reden ze in sneltreinvaart naar huis terug.
Hun oudere broer Adam zag ze komen en begon te glimlachen.
“Zijn jullie nu al terug? Zeker een sneeuwsteek opgelopen?”, vroeg hij sarcastisch.
Hoss en Little Joe keken elkaar aan en besloten een smoes te vertellen.
“Het was té koud om in het bos te gaan kamperen”, vertelde Little Joe.
Dat ze de kerstman hadden gezien hielden ze maar liever voor zichzelf. Ze wisten hoe Adam kon zijn met zijn opmerkingen.
Voortaan lieten Hoss en Little Joe het wel uit hun hoofd om in de koude maanden te gaan kamperen en zeker in het bos.