CONFRONTATIE RONDOM DE VERONGELUKTE WAGEN

Om even alleen te zijn met zijn zoon Mitch (12) nam Adam Cartwright hem vaak mee uit rijden. Zo ook die ene middag.

Ze reden in een wat verlaten gebied wat behoorde aan de Ponderosa, de ranch van de Cartwrights. Opeens stopte Mitch en tuurde hij naar iets.

“Mitch, wat zie je?”, vroeg Adam ongerust.

“Daar ligt een kapotte wagen”, antwoordde Mitch.

Hij wees op een wagen die duidelijk in stukken lag en verlaten was. De Cartwrights reden er heen en stegen af. De wagen werd grondig onderzocht.

“Deze wagen is toch niet van ons, of wel?”, vroeg Mitch na een poosje.

“Nee, inderdaad niet. Maar van wie dan wel?”, was de wedervraag van Adam.

Mitch antwoordde droog:“Van iemand die hem in de prak reed en hem daarna hier achterliet.”

Adam zuchtte diep en zei:“Dat begreep ik ook al.”

Hij had dit niet moeten zeggen want de reactie van zijn zoon was:“Fijn dat we dit allebei begrijpen.”

Adam keek even zeer bedenkelijk naar hem en zweeg. Hij wist maar al te goed dat Mitch de enige was die iedereen tot zwijgen kon brengen met zijn reacties en/of opmerkingen. Toch was de jonge Cartwright erg geliefd. Ze wisten niet of het kwam omdat Mitch een telg uit de Cartwright dynastie was of omdat hij er eentje van een tweeling was. Een andere reden konden Adam en Mitch niet bedenken.

“We gaan naar huis en vertellen dit aan de anderen”, zei Adam uiteindelijk.

Ze wilden opstijgen toen een stem aan hen vroeg:“Wat doen jullie hier?”

De Cartwrights draaiden zich om en keken in de loop van een geweer van een boze man. Hij herkende ze allebei. Adam herkende de man ook.

“Weer die ellendige Cartwrights! Ik parkeer mijn wagen hier tegen een rots en dan komen die vuile bemoeials van een stelletje Cartwrights mij zomaar lastig vallen”, zei de man woest.

“Jack Stone! Weer eens in de bewoonde wereld?”, vroeg Adam kalm.

Jack Stone stond bekend als een kluizenaar die zich nauwelijks in Virginia City liet zien.

“Smoel houden Cartwright! Anders zal ik dat kleine manke jochie koud maken”, zei Jack die nu zijn geweer op Mitch had gericht.

Mitch werd echter niet bang wat Jack wel verwachtte. De jongen was het wel gewend dat mensen hem belachelijk maakten omdat hij toevallig mank was. Maar hij wist ook dat ze niet veel durfden uit te halen vanwege zijn achternaam.

“Waarom heb je eigenlijk je wagen in de prak gereden op ons landgoed?”, vroeg Mitch opeens.

“Jij bent wel heel erg brutaal voor je leeftijd, vind je niet?”, vroeg Jack kwaad.

“Hij stelde gewoon een vraag en heeft dus recht op een antwoord”, zei Adam kalm.

“Niet bij mij. Kinderen zijn hinderen en vooral die van jou”, snauwde Jack.

Hij deed 2 stappen naar de jongste Cartwright toe en richtte zijn geweer op de keel van Mitch.

“Nu opdonderen want anders kun jij je zoontje meenemen in een doodskist”, zei Jack nu lachend.

Mitch sloeg het geweer weg waardoor de jongen op de grond viel en Jack getroffen werd door zijn eigen kogel.

Adam keek eerst bij zijn zoon, maar de jongen zei:“Ik mankeer niets maar hij wel.”

Mitch wees op Jack die met open ogen naar de hemel staarde. Adam knielde bij het stoffelijk overschot van Jack neer en constateerde dat hun vijand dood was.

“Hij leeft niet meer. We begraven hem bij zijn huis en slopen de wagen. Zo ver dat nog kan”, zei Adam.

Dat gebeurde en thuisgekomen vertelden Adam en Mitch in geuren en kleuren hoe ze met Jack Stone afgerekend hadden.