DE VEEDRIJVERS

Het kamp van de veedrijvers lag iets buiten de stad. Het waren harde mannen die van hun werk hielden. Dat werk was niet altijd even plezierig maar vaak wel. Het was een baan met een goed salaris en je was in de buitenlucht. Edison, wiens achternaam bij de anderen onbekend was, was gek op het werk. Als het moest kon hij in de groep een vervangende hand bieden behalve aan Ansel, de kok. Koken kon Ansel voor geen meter maar de mannen werkten het eten altijd snel naar het donkere gat in hun lichaam binnen. Er was nog nooit een mens overleden aan het brouwsel van Ansel. Dit was een mirakel voor kuddebaas John Collins die het hele span onder zich had. Hij had Edison het vak geleerd en kende als enige de jongen door en door. Als jongen van 5 jaar oud was Edison erbij gekomen nadat de cavalerie zijn ouders had vermoord. Collins was een erg goede vriend van zijn ouders en had de jongen geadopteerd. Een andere goede werkkracht was verkenner Stuart Woods. Zijn taak was het zoeken naar water en gras voor het vee en een plaats om kamp op te slaan voor de veedrijvers.

Op een dag, toen de verveling in het kamp behoorlijk begon toe te slaan, kwam er een vreemdeling aan rijden.

“Mr Collins, het lijkt erop dat we bezoek krijgen”, zei Stuart.

John kwam erbij en zag ook de vreemdeling komen.

De cowboy stopte bij hen en vroeg:“Bent u Mr John Collins van de veedrijvers?”

“Jazeker. Met wie heb ik het genoegen?”, vroeg John.

“Ik ben David Caranson, de voorman van rancher Brennan. Hij stuurde me om u te melden dat hij werk voor u heeft. Mocht u toevallig interesse hebben, dan kunt u mee rijden”, zei David.

“Natuurlijk ben ik er in geïnteresseerd. Ik neem wel de eerste knecht Edison mee. Stuart, ga hem halen”, zei Collins.

Stuart ging weg. Onderwijl zadelde Collins zijn paard en dat van Edison. Toen de jongen bij zijn baas annex vader kwam was het gezicht van Edison een en al glimlach.

“Gaan we weer op weg met een kudde?”, vroeg de jongen opgewonden.

“Hopelijk wel jongen. Jij gaat mee om het werk aan te horen”, zei John.

Hij en Edison stegen op hun paarden.

David vroeg aan de kuddebaas:“Is hij niet wat te jong om vee te drijven?”

“Dat vragen wel meer mensen als ze hem zien. Hij doet het zeer goed en is een van de eersten die bij me was toen ik begon”, legde John uit.

David vroeg niet verder maar ging terug naar de ranch van zijn werkgever. Edison reed achteraan en voelde zich erg oncomfortabel. Hij had de vraag van David gehoord en dat zat hem totaal niet lekker. Zodra ze weer terug in het kamp waren zou Edison het onderwerp in kwestie bij Collins persoonlijk aansnijden. Wat dacht die David Caranson eigenlijk wel? Hij was geen beginneling meer. Integendeel. Hij was een van de beste veedrijvers van de ploeg. Zo niet de beste.

Gearriveerd op de Brennan ranch stegen de drie af.

“Komt u maar mee Mr Collins”, zei David.

Ze gingen het woonhuis in door naar het kantoor van Jason Brennan.

“Mr Brennan, Mr Collins en zijn hulpje zijn hier”, zei de voorman.

“Laat ze binnen en doe de deur achter je dicht”, zei Jason.

Dat gebeurde en het bleek dat Brennan en Collins elkaar al jaren kende.

“Hallo John. Hoe is het met jou? Het is lang geleden dat we elkaar zagen”, zei Jason toen hij de kuddebaas herkende.

“Uitstekend. Ik mag niet klagen. Hoe is het met jou?”, vroeg John op zijn beurt.

“Goed. De ranch loopt beter dan ik had verwacht. Is dat je zoon?”, vroeg Jason.

“Een beetje want hij is geadopteerd door mij nadat de cavalerie van hem een weeskind had gemaakt. Sindsdien is hij bij mij. Edison, dit is Jason Brennan. Jason, dit is Edison”, zei John.

Er werd gedronken op de reünie. Edison voelde zich wel enigszins teveel.

“Wat voor werk heb je voor ons?”, vroeg John na een poos.

“Ik heb tweeduizend stuks vee om naar Oklahoma te brengen. Ik betaal $ 50 per maand en $ 10 per stuk vee. Bovenop dat bedrag is er nog een extra bonus van $ 75 per man”, zei Jason.

John keek naar Edison en vroeg hem:“Je wilde toch weer trekken? Nu is je kans. Moeten we het doen?”

“Waarom vraagt u dat aan mij? Ik ben de baas niet”, zei de jongen wat verlegen.

“Is er onderweg wat gebeurd?”, vroeg Jason ongerust.

John keek de jongen aan en vroeg hetzelfde.

Edison sloeg zijn ogen neer en vroeg langzaam:“In ons kamp vroeg uw voorman of ik niet te jong was om vee te drijven. Ik vind dat een persoonlijke belediging. Is hij altijd zo brutaal?”

Jason zuchtte en antwoordde:“David is niet altijd even tactvol. Ik zal het wel met hem bespreken. Neem je de opdracht aan?”

“Goed. We doen het”, zei Edison uiteindelijk.

De rancher zei:“Goed. Ik zal alles de komende week in orde maken. John, het was fijn je weer te zien.”

Ze verlieten het kantoor.

Buiten stond David bij de paarden en hij vroeg Edison:“Gaat het kleine jongetje weer naar zijn tentje?”

Edison keek even koel naar hem en sloeg toen de voorman tegen de vlakte.

“Nu tevreden opa?”, vroeg Edison.

David wreef over zijn pijnlijke wang en zei kwaad:“Jij zal niet lang meer leven.”

Edison steeg op zijn paard en reed weg met zijn baas.

“Jij laat Edison met rust. Anders zal jij niet lang meer leven”, beval Jason toen de kuddebaas en zijn knecht weg waren.

“Hij had het recht niet om mij te slaan”, beweerde David terwijl hij overeind kwam.

“Jij had het recht ook niet om hem te beledigen in zijn kamp. Aan je werk”, zei Jason.

Er zat voor David niets anders op dan zijn baas te gehoorzamen en weer aan het werk te gaan. Maar Edison was nog niet van hem af. Daar was de voorman 100% zeker van.

Eerst was Edison stil wat voor John niet erg ongewoon was.

Op weg naar het kamp rijdend vroeg Edison:“U wilt zeker dat ik ook meega?”

“Jazeker. Maar ik hoor een soort weigering in je stem. Heb ik gelijk?”, vroeg John.

“Ik kan ook niets verborgen houden voor u. Gisteren zag ik de dochter van de sheriff”, zei Edison.

John zuchtte diep en begon te glimlachen.

“Heb ik iets verkeerds gezegd?”, vroeg Edison verbaasd naar zijn baas kijkend.

“Nee. Ik denk dat jij liever hier wil blijven. Ik zal wel met de sheriff gaan praten. We blijven toch nog minstens een week hier”, zei John.

De jonge veedrijver knikte glimlachend. Hij was een jonge talentvolle veedrijver die het vak met veel vallen en opstaan had geleerd. Hij had al vroeg zijn ouders verloren. Mede hierdoor was hij hard geworden. Hij was erg op zichzelf en gaf zich niet zo gauw. Alleen zijn baas en pleegvader, John Collins, kende hem door en door.

Maar nog voordat ze bij het kamp kwamen zei Edison:“Ik wil haar liever niet zien. Zij is de dochter van de sheriff en ik maar een eenvoudige veedrijver.”

“Ik zal er met hem over hebben”, antwoordde John kalm.

Edison keek zijn werkgever na en een grote onzekerheid nam hem in beslag. Sinds zijn moeder was gestorven had hij niet of nauwelijks contact gehad met vrouwen. Vooral niet van zijn leeftijd. Toen John zijn crew vertelde over de op komst zijnde tocht keerde het voor hen bekende optimisme weer terug.

Die avond zei David tegen zijn broer Jake:“Brennan heeft zijn vee verkocht. Voorman Collins moet die kudde naar Oklahoma brengen. ”

“Nou? Wat is dat voor nieuws?”, vroeg Jake verbaasd.

“Wel, dat knechtje van Collins genaamd Edison is een grote lastpost. Hij wil haast de dienst uitmaken daar”, zei David.

“Hoe oud is dat kereltje?” vroeg zijn broer.

“Ik schat een jaar of 17. Misschien wat jonger. Jij meldt je aan als veedrijver en schakelt hem dan uit. Ik zal je er rijkelijk voor belonen en de wereld ook”, vertelde de voorman van de Brennan ranch lachend.

“Wat heeft hij gedaan dat jij hem zo graag dood wil hebben? Je gaat me toch niet vertellen dat hij jou neersloeg? Laat me niet lachen”, lachte Jake.

“Hou je vuile rotsmoel! Dat deed hij inderdaad”, zei David erg woest.

“Mijn broer wordt neergeslagen door een joch dat tweemaal zo jong is”, zei Jake grijnzend.

“Smoel houden want anders help ik je naar de andere wereld!”, zei David razend.

Dat hielp want Jake stopte met lachen. Hij verliet de saloon en reed naar het kamp van de veedrijvers.

De kuddebaas was er alleen en vroeg hem:“Wat kan ik voor u doen?”

“In de stad hoorde ik dat u veedrijvers zoekt om een kudde naar Oklahoma te brengen. Ik stel me hierbij beschikbaar”, zei Jake.

“Hm, heb je wel meer vee gedreven?”, vroeg John.

“Heel veel”, loog Jake want hij was behalve een outlaw ook nog eens de grootste luie kerel die op de wereld rondliep.

Hoewel John zijn twijfels over Jake had besloot de kuddebaas hem toch aan te nemen. Tevreden verliet Jake het kamp om zijn spullen te pakken. Voordat David weer naar de ranch ging wilde hij weten hoe het sollicitatiegesprek was verlopen.

Jake vroeg:“Edison is zo goed als dood. Is de achternaam van dat joch niet bekend?”

“Nee, schijnbaar niet. Maar het belangrijkste is dat jij bij die groep veedrijvers bent”, antwoordde David grijnzend.

Ergens anders bij de sheriff in zijn kantoor was Edison. Sheriff Dan Mitchell merkte dat de jongen verlegen was en zijn vraag echt niet durfde te stellen.

Dus zei Dan:“Het gaat zeker over mijn dochter Rosemary. Je vader vertelde me het.”

Edison kleurde wat en knikte.

“Ze is thuis. Ik loop wel even met je mee”, zei Dan.

Even later waren ze bij het huis van de sheriff. Nu klopte het hart van Edison in zijn keel. Dit was nieuw voor hem. Jarenlang had hij gewoond in de open lucht en nu stond hij opeens in een mooi ingericht huis. De veedrijver deed zijn hoed af en keek rond.

De sheriff riep:“Rosemary, er is hier iemand voor je.”

Tegen Edison zei hij:“Ga maar naar binnen. Ze komt zo.”

Edison ging naar binnen in de woonkamer. Hij keek rond met grote verbazing.

“Hallo”, zei opeens een stem achter hem.

Hij draaide zich om en zag Rosemary staan. Ze was van dichtbij nog aantrekkelijker dan van veraf.

“Eh hallo”, stamelde hij verlegen.

“Pa zei me dat er al bezoek voor me was. Jij bent zeker Edison?”, vroeg Rosemary die minder verlegen dan hij was.

Edison knikte. Hij gaf haar een hand maar zei niets. Hij wist niet waar hij kijken moest.

“Heb je zin in koffie? Dan zal ik het even maken”, zei Rosemary.

Weer knikte de veedrijver. Hij volgde haar naar de keuken waar ze de koffie zette. Edison ging aan de keukentafel zitten en keek naar haar bewegingen. Hij kon zijn ogen niet meer van haar afhouden.

Rosemary merkte dat en zei:“Pa zei al dat je verlegen was maar ik had niet verwacht zo verlegen.”

“Sorry. Ik ben niet gewend om met vrouwelijke leeftijdgenoten om te gaan. Ik ben altijd in de buurt van volwassenen geweest”, zei Edison stamelend.

“Volgens mij ben jij best gevoelig”, zei Rosemary hem aankijkend.

Nu had hij het gevoel dat hij een schooljongen was die bij de leraar moest komen omdat hij iets stouts had gedaan.

“Hoe bedoel je? Ik ben niet het prototype van een veedrijver. Mocht je dat soms denken”, zei de veedrijver wat beledigd.

“Jij ben enorm verlegen maar toch een veedrijver. Dat is wel een groot verschil vind ik. Ik mag je”, zei de dochter van de sheriff.

“Ik mag jou ook. Trouwens, je maakt veel betere koffie dan onze veldkok Ansel”, zei Edison terwijl hij een slok koffie nam.

Rosemary bloosde wat en pakte zijn hand. Hij zette zijn mok neer en keek in haar blauwe ogen. Toen trok hij haar naar zich toe en begon haar hartstochtelijk te kussen. Eerst verzette ze zich maar algauw liet ze zich gaan.

Zeer laat die avond vertrok Edison van het huis van de familie Mitchell.

Rosemary liep met hem mee tot aan zijn paard en zei:“Kom spoedig weer.”

“Daar hou ik je aan”, beloofde de veedrijver.

Hij steeg op zijn paard en reed naar het kamp waar John op hem wachtte.

Voordat hij het kamp bereikte rolde Edison een sigaret en stak hij hem op. Dit was een teken dat hij zich uitstekend voelde.

Bij het kamp aangekomen vroeg de kuddebaas enigszins nieuwsgierig:“Hoe was het jongen?”

Edison nam een trekje van zijn sigaret en zei:“Ze kan wel veel betere koffie zetten dan Ansel.”

“Dat kan niet. Ik zet de beste koffie van de hele wereld”, protesteerde Ansel direct.

“In je dromen zeker. Zelfs de varkens moeten je koffie niet”, reageerde Stuart.

Iedereen behalve de veldkok lachte.

De kuddebaas zei tegen zijn zoon:“Ga maar snel slapen want het is morgen weer vroeg dag.”

Dat gebeurde.

In een week tijd verwaarloosde Edison welk zijn werk maar John zag het door de vingers. Hij had het bovendien toch te druk met de nieuwe kudde en het personeel. Iedere avond zat Edison bij Rosemary. Bij haar kon hij zijn verlegenheid kwijt. Toch had hij niet het lef haar te vertellen hoe hij over haar dacht en voelde.

“Dit is voorlopig onze laatste avond samen. Morgen gaan we weg met de kudde van Brennan. Eigenlijk wil ik niet gaan”, zei Edison na het avondeten dat Rosemary voor hem had gekookt.

“Ik zal je vreselijk missen maar ik zal wel op je wachten”, zei ze.

De veedrijver keek somber voor zich uit en vroeg:“Ik ben maanden weg. Ben je wel zo geduldig?”

“Voor jou doe ik alles”, zei Rosemary.

Door dit onverwachte antwoord raakte Edison nog meer verward.

“Pa komt toch niet thuis vannacht dus je kunt blijven slapen als je wil”, stelde zijn vriendin voor.

Dat aanbod werd met graagte door de jonge veedrijver geaccepteerd. Hij wist verdomd goed dat zijn pa/baas er geheel anders over dacht maar dat kon Edison niets schelen op dat moment.

In het kamp werd Jake Caranson aanvankelijk met open armen door de ervaren veedrijvers ontvangen. Maar dat zou zeer spoedig veranderen. Stuart vertrouwde hem al direct niet. Het was maar goed dat Edison weg was want anders was Jake al na 5 minuten met hem op de vuist gegaan.

Toen ze op en gegeven moment naast elkaar reden vroeg Stuart:“Vind jij die nieuwe niet erg verdacht?”

“Hij gedraagt zich wel heel erg verdacht. Ik vertrouw hem niet. Bovendien ken ik hem ergens van”, antwoordde Edison wat voor zich uitkijkend.

“Ik vertrouw hem ook niet. Volgens mij is hij helemaal geen veedrijver”, zei Stuart.

Wat Jake wel was zouden ze spoedig ontdekken.

Edison reed naar voren en zei tegen John:“Waar komt die Jake vandaan? Volgens mij is hij helemaal geen veedrijver.”

“Hij komt uit Townville. Tegen mij zei hij dat hij veel ervaring had met vee drijven”, zei John.

“Het lijkt er anders niet op. Ik ben niet de enige die daar zo over denkt”, reageerde Edison wat feller dan hij had bedoeld.

Hij keerde zijn paard en reed vlug naar de achterhoede van de kudde. John vond dat er wat veranderd was aan zijn zoon maar hij wist niet wat. Maar hij zou daar snel achterkomen. Niemand zou verwachten dat de tocht zonder moeilijkheden zou verlopen. De grootste moeilijkheid bevond zich tussen de mannen. Jake gedroeg zich zo normaal mogelijk maar het wantrouwen van Edison en Stuart werd steeds groter. Ook de kok, Ansel, begon op zijn intuïtie te vertrouwen dat Jake heel erg onbetrouwbaar was.

“s Avonds sloeg men kamp op in een rijk grasland. Ongemerkt werd Jake door Ansel in de gaten gehouden. Het viel overigens wel op dat Jake de grootste mond had wat het schelden op het eten betrof.

“Wat is dat voor rotzooi?”, vroeg Jake hardop.

“Gewoon stoofpot. Als het je niet zint laat je het maar staan”, reageerde Ansel fel zoals altijd.

“Gaan we moeilijk doen?”, was de vraag van Jake ook fel maar de kok gaf geen reactie.

Iets verderop zat Edison hevig na te denken.

John kwam erbij en zei:“Wat zit jou dwars? Je bent duidelijk niet je zelf.”

“Ik ken die Jake ergens van. Maar ik kan er niet opkomen”, zei de jonge veedrijver verward.

“Jij gaat de eerste wacht lopen”, was het bevel van John.

Edison knikte, rolde een sigaret en stak hem op. Zijn gedachten gingen terug naar zijn kinderjaren. Hij was weliswaar enig kind maar alleen was hij nooit geweest. Zijn ouders hadden een grote ranch dus Edison kreeg het harde werken van vee drijven al vroeg met de paplepel ingegoten. Er kwamen tranen in zijn ogen toen hij eraan terug dacht. De jonge veedrijver herstelde zich snel en ging de eerste wacht lopen.

In het kamp was alles in diepe rust. Het was warm weer maar toch kon je merken dat de zomer voorbij was. Het werd vlugger donker ’s avonds en heel spoedig zaten ze in het regenseizoen. Dan was het erg moeilijk om vlug verder te trekken met 2000 stuks vee. Opeens hoorde Edison ergens een geluid vandaan komen. Hij maakte zijn geweer schietklaar en bleef op zijn hoede. Achter hem stond Jake.

“Wat doe jij hier in godsnaam? Laat Mr Collins er maar niet achterkomen want dan ben je er geweest”, beet Edison hem toe.

“Ik heb niets met Collins te maken. Het gaat me om jou. Ze zeggen dat jij zijn zoon bent. Is dat zo?”, vroeg Jake met valse belangstelling.

Edison keek hem aan en zei:“Dat zou jij wel willen weten. Ik ken jou ergens van. Ik weet nog niet waarvan maar ik kom er wel achter. Lazer nu maar op.”

Jake verdween meteen. Hij was zeer beledigd door de jonge veedrijver.

De volgende morgen zei John al heel vroeg:“Eet je ontbijt en dan gaan we verder.”

Edison liep naar de kuddebaas en zei:“Ik werd vannacht beslopen door Jake. Hij vroeg of ik uw zoon was. Ik vertrouw hem voor geen cent.”

“Dat heb ik al gemerkt bij jou. Ook Stuart straalt dat uit. Hou je afzijdig van hem”, adviseerde de kuddebaas.

Edison nam nog een stuk brood mee en liep naar zijn paard.

“Gaat dat zomaar Edison?”, riep Ansel verontwaardigd uit.

“Dag Ansel”, zei de veedrijver.

Onderwijl kauwend op het brood steeg hij op en dreef hij alvast de kudde bijeen.

Toen het kamp opgebroken was konden de mannen verder trekken.

Collins reed vooraan en riep met luide stem:“Drijf ze op! Wegwezen!”

Langzaam werd de kudde naar de volgende streek gedreven. Stuart reed ver vooruit om water te zoeken voor de kudde. John begon te merken dat de andere mannen de kant van Edison kozen wat Jake betrof. Nog even en dan zou er een grote ruzie uitbreken in het kamp. John wilde een moest dat koste wat koste voorkomen. Het was best mogelijk dat er hierbij slachtoffers zouden kunnen vallen. Zeer goede veedrijvers waren erg moeilijk te vinden dus John was blij met de ploeg die hij had. Allen waren gehard door het werk.

Al vanaf de eerste dag was Jake Edison aan het jennen. Edison probeerde er eerst niet naar te luisteren maar de hatelijke opmerkingen deden hem veel pijn. Meer dan hij wilde toegeven.

De kuddebaas vroeg aan Jake:“Jij houdt je mond tegen Edison. Anders krijg je er van langs en goed ook! Ik laat hem op je los en zonder genade. Begrepen?”

“Ja maar hij werkt op mijn zenuwen”, was het antwoord van Jake.

Wat later diezelfde avond.

“Jij zat in de weg kleintje”, zei Jake.

Hij gaf de veedrijver nog een trap. Edison stond op en sloeg hem in het gezicht. Algauw waren ze aan het vechten. Na een poos haalden de anderen hen uit elkaar. Edison keek woest naar Jake. Edison besloot hem te negeren maar hij zou hem wel met gelijke munt terugbetalen. Daar kon Jake vergif op innemen. Edison was niet de enige die niet kon opschieten met Jake. De verkenner Stuart Woods kon dat ook niet. Hij en Edison waren in dienst van John Collins vanaf het begin.

Het was al aardig koud in de avond. Nog enkele weken en dan zou de winter aanbreken. De veedrijvers zaten te eten rondom het kampvuur. Edison zat tegen een boom maar hij had geen trek. Hij had een vreemd gevoel in zijn maag. Een gevoel dat hij nog nooit eerder gekend had. Het maakte hem gelukkig maar tegelijkertijd ook zeer onrustig. Hij zat in elkaar gedoken voor zich uit te staren. Zijn gedachten waren bij Rosemary Mitchell die hij in Townville had ontmoet. De avonden met haar waren geweldig geweest maar toch was hij te verlegen om weer met haar te praten zodra ze terug waren. Daar kwam ook nog eens bij dat zij de dochter van de sheriff was en hij maar een eenvoudige veedrijver. Ze had vast al een ander ontmoet. Daar was hij zeker van. De andere veedrijvers merkten dat Edison niet zichzelf was. Hij zei weinig tot niets, was afwezig met zijn gedachten en trok zichzelf opvallend veel terug.

“Een spelletje poker Eddie?”, vroeg Jake op een avond.

“Nee, vanavond niet. Het is Edison, niet Eddie”, antwoordde Edison geïrriteerd door hem.

“Is het kindje niet in orde? Moet papa Jake erbij komen?”, vroeg Jake lachend.

Edison stond op en sloeg Jake neer.

Hij zei grommend:“Laat me met rust. Het is dat Collins je gehuurd heeft maar als het aan mij lag was je allang dood en begraven!”

Jake begon nog harder te lachen maar Stuart zei hatelijk:“Ik hoop dat je jezelf doodlacht!”

Jake stopte met lachen en vroeg:“Wat bedoel je daarmee?”

“Je weet verdomd goed wat ik ermee bedoel”, antwoordde de verkenner.

Iedere avond zocht Jake naar een aanleiding om ruzie te zoeken met Edison. De jonge veedrijver vermeed hem echter zoveel mogelijk. Jake was weliswaar ouder dan Edison maar zeker niet slimmer.

Hoe verder de groep van Townville raakte hoe meer Edison Rosemary Mitchell begon te missen. John merkte dat steeds meer. Edison vocht vaker dan gewoonlijk het geval was tijdens het vee drijven. Op den duur kon John het niet meer aanzien en de kuddebaas nam zijn zoon apart voor een zeer harde confrontatie met de feiten. Het gesprek eindigde in een fikse ruzie.

Edison vroeg zich af of hij misschien zijn huidige werk moest opgeven voor een leven met Rosemary. Hij was gek op de buitenlucht en het rondtrekken met vee. Hij besloot advies te vragen aan zijn baas. John had hem opgevangen na de dood van zijn ouders en was een tweede vader voor Edison.

“Ik kan alleen maar advies geven. Het is aan jou om te beslissen wat je met de rest van je leven doet”, zei John toen Edison hem het probleem had voorgelegd.

Met dit antwoord was de jonge veedrijver niet erg geholpen. Het had hem in feite nog meer in verwarring gebracht dan eerst.

Uiteindelijk zei Edison:“Ik ga proberen een normaal leven met Rosemary te leiden. Mocht dit niet lukken, dan blijf ik voor de rest van mijn leven veedrijver.”

“Ik hoop dat je de juiste beslissing genomen hebt. Ik zal je missen maar er is altijd een plek in mijn groep voor jou. Niemand kan jouw plaats innemen”, zei John.

Hij betaalde de jongen zijn loon en Edison verliet de groep veedrijvers. Voor de tweede keer in zijn jonge leven moest hij opnieuw beginnen. Het zou hem wel lukken, hoe moeilijk dat ook zou zijn. Edison was echter niet voor een kleintje vervaardigd.

Hij was al aardig in de richting van de bewoonde wereld toen Edison in de gaten kreeg dat hij gevolgd werd. Edison stopte bij een dichte struik en steeg af. Erg zorgzaam verborg hij zijn paard en hield hij zijn achtervolger in de gaten.

“Dacht ik het niet. Weer die Jake”, mompelde de veedrijver.

De huurmoordenaar reed hem voorbij. Jake volgde het spoor van Edison. Hij wist dat er veel op het spel stond dus hij zette alles op alles om dat joch te doden. Het ging Jake vooral om de beloning die zijn broer hem had beloofd. Voor geld deed de huurmoordenaar alles. Hij was oneervol uit het leger ontslagen nadat hij uit pure verveling een rancher en zijn vrouw had vermoord in koele bloede. Hij had niet gezien dat er een getuige was geweest van dit drama. Na de slachtpartij had Jake Caranson de smaak van het moorden te pakken gekregen. Om deze reden werd hij huurmoordenaar. Zijn broer David was iets minder gewelddadig maar ook van het soort waarmee je geen ruzie moest zoeken. Beiden hadden een gloeiende hekel aan veedrijvers die de dienst uit wilden maken. Voor hen was dat dus Edison.

Ondertussen vertrouwde Edison de hele zaak niet. Jake kon overal zitten en hem zomaar overhoop schieten. De jongen had geen zin om op die manier het leven te laten. Hij was het hemzelf en Rosemary verplicht om te vechten voor zijn leven.

Door zijn legerervaring had Jake geleerd om zijn slachtoffer ongemerkt te benaderen. Deze methode paste hij vaak toe en deze keer dus ook. Vanaf waar hij lag kon Jake Edison makkelijk genoeg zien.

Hij gniffelde:“Deze keer ben je er geweest Edison! De wereld zal mij eeuwig dankbaar zijn. Reken daar maar op.”

Hij sloop naderbij met zijn pistool in zijn hand. Met een kogel schakelde Jake Edison uit. Jake benaderde de veedrijver zo onverwacht dat Edison geen kans had om te reageren. Hierbij lachte hij erg vals en hard. Omdat Jake dacht dat de jongen dood was liet hij hem liggen. De kogel had Edison vlak in het hoofd getroffen en hem het bewustzijn doen verliezen.

Plotseling zag Stuart hem liggen.

De verkenner reed naar zijn baas en zei hijgend:“Mr Collins, ik zie Edison liggen. Hij is neergeschoten.”

“Laten we gaan kijken”, zei John ongerust.

Ze reden naar Edison toe. De kuddebaas steeg af en onderzocht hem.

“Stuart, stuur de wagen hierheen. Hij leeft nog. Het is maar een schampschot”, beval John.

Dat gebeurde en in de wagen kwam Edison langzaam bij.

“Wat is er gebeurd? Waar ben ik?”, vroeg hij verward.

“Je bent neergeschoten. We gaan je naar de eerstvolgende stad brengen. Daar kun je blijven totdat je hersteld bent”, zei John kalm.

“Het was Jake die me neerknalde. Hij denkt dat ik dood ben”, zei Edison onrustig.

“Rustig jongen”, zei zijn werkgever.

Hij verzorgde de wond en verbond het hoofd van Edison.

“Hoe voel jij je nu?”, vroeg John na de behandeling.

“Ik zou wel een flinke borrel lusten”, was het antwoord van Edison.

John glimlachte en vroeg:“Jij rijdt voorlopig in deze wagen. Heb je het geld nog?”

“In mijn binnenzak. Pak het maar”, zei de jonge veedrijver vermoeid.

John pakte het geld dat Jake niet gezien had. Edison viel in slaap. Zijn baas dekte hem toe.

“Als ik die Jake in handen krijg is hij er geweest”, zei Stuart woest.

“Edison is een harde. Hij komt er wel bovenop. Ik kan geen man missen. Dus jou ook niet”, antwoordde John.

Ze reden verder met de kudde naar de eerstvolgende stad welke Bookerville was. Door de rit was de wond opengegaan en het leven van Edison was in groot gevaar.

John besloot kamp te houden en zei tegen Stuart:“Jij blijft hier. Ik ga naar de stad voor een dokter.”

“Goed Mr Collins”, zei Stuart.

Hij liet kamp opslaan en was bij Edison die van tijd tot tijd wakker was.

Ondertussen reed John in sneltreinvaart naar Bookerville. Het leven van zijn pleegzoon stond op het spel. Dat kostte wel een paar dagen flink wat oponthoud maar dat kon de kuddebaas totaal niets schelen.

In de stad aangekomen stopte John bij het huis van Doc O’Brien. Hij steeg af en bond zijn paard vast. De deur stond open en John stapte de spreekkamer binnen. Doc had niets te doen en zat patience te spelen om de tijd te doden.

“Bent u Doc O’Brien? Ik ben John Collins, kuddebaas. Een van mijn drijvers is neergeschoten. Kunt u meekomen?”, vroeg John.

“Ik kom direct. Waar is uw kamp?”, vroeg Doc terwijl hij zijn tas pakte en jas aandeed.

“Even buiten de stad. De jongen heeft een schampschot in het hoofd”, legde de kuddebaas uit.

Vlug reden ze naar het kamp. Daar heerste een gedempte stemming. Iedere veedrijver zweeg totdat Doc en John arriveerden.

“Hoe is het met Edison?”, vroeg John aan Stuart.

“Hij is bij kennis. Het bloeden is gestopt”, zei Stuart.

Doc was intussen al bij Edison gekomen. De veedrijver zag er redelijk gezond uit ondanks zijn schampschot in zijn hoofd.

“Ik zal de kogel er direct uithalen. Het zal wel wat pijn doen maar ik geloof dat je het wel zal overleven”, zei Doc.

Hij had een vreemd gevoel voor humor en lachte erbij. Edison lachte wat schaapachtig mee. Maar het ging niet echt van harte. Terwijl Doc de kogel eruit haalde vertelde hij de ene mop na de andere. Buiten heerste er een doodse stilte maar uit de wagen waar Edison lag kwam alleen luid gelach.

“Wat is dat voor een dokter die lacht tijdens een operatie?”, vroeg Stuart verbaasd aan John.

“Ik zou het niet weten. Maar ik denk dat Edison snel beter zal zijn”, antwoordde de kuddebaas.

Toen kwam Doc uit de wagen en hij zei:“Uw veedrijver zal binnen enkele dagen weer kunnen rijden op zijn paard. Hij zal nog wel hoofdpijn hebben de komende dagen.”

“Bedankt Doc. Nog 1 ding: lacht u altijd als u iemand opereert?”, vroeg John nieuwsgierig.

“Meestal vertel ik alleen de moppen. Maar uw veedrijver kan er ook wat van. Ik heb weer een stel nieuwe gehoord. Ik ga weer”, zei Doc lachend.

Terwijl Doc wegreed zei Stuart grijnzend:“Edison kennende zullen dat wel een paar smerige zijn.”

Enkele dagen later zat Edison weer als vanouds in het zadel.

“Voel jij je goed?”, vroeg John bezorgd.

“Mijn kop doet nog wat zeer maar ik voel me verder goed. Is Jake nog aanwezig?”, vroeg Edison op zijn beurt.

“Nee, sinds jouw vertrek is hij niet meer gesignaleerd. Eerlijk gezegd: ik ben blij dat hij weg is”, zei John.

Hij reed naar voren en riep met luide stem:“Drijf ze op. Wegwezen.”

Langzaam maar zeker zette de kudde zich in beweging en de karavaan ook. Ongemerkt hield John zijn jongste veedrijver in de gaten. Hoewel Edison zei zich goed te voelen was het toch aan hem te merken dat de wond zijn trots had beschadigd. Hij nam meer risico’s dan ooit. Dat viel de hele groep zeer duidelijk op.

Opeens wist Edison waar hij Jake van kende. Hij was degene die van hem een weeskind maakte. De veedrijver wist dat zijn baas hem geloofde. Hij besloot te gaan proberen het uit te leggen. John zag de jongen komen en vroeg zich af wat er met hem was.

“Kan ik u even onder vier ogen spreken?”, vroeg Edison.

John knikte en stond op. Hij steeg op zijn paard. Ze gingen meteen de kudde inspecteren.

“Ik weert nu waar ik die Jake van ken. Hij was degene die pa en ma doodschoot. Hij lachte daarbij zo vals dat ik die lach altijd onthouden heb”, zei Edison wat verlegen.

“Dat dacht ik al. Hij kwam me ook al bekend voor. We gaan naar het dichtstbijzijnde fort en daar vertel jij alles wat jij weet van die ene dag”, antwoordde John erg nuchter.

John en Edison reden in grote snelheid naar Fort Southern. Edison had een gloeiende hekel aan de cavalerie sinds zij zijn ouders van hem hadden ontnomen. John wist dat verdomd goed en hield daar rekening mee.

John en Edison werden hartelijk ontvangen door generaal Peter Clemens.

Peter vroeg:“Wat kan ik voor u doen?”

“Ik ben John Collins, kuddebaas. Dit is mijn pleegzoon Edison. Sinds hij zag dat het een cavalerie soldaat was die zijn ouders had vermoord gebruikt hij zijn achternaam niet meer. Zijn ouders hadden een grote ranch bij Miles City, Montana. De namen van zijn ouders waren Frank en Susan Cooper. We drijven een kudde naar Oklahoma. De vertrekplaats was Townville. Daar nam ik een hulpkracht aan genaamd Jake Caranson. Is hij toevallig dezelfde die de ouders van Edison heeft vermoord twaalf jaar geleden?”, vroeg John.

“Ik kan me dat incident nog goed voor de geest halen. Jake viel toen onder mijn bewind. Hij is oneervol ontslagen uit het leger. Bovendien staat er een premie op zijn hoofd”, zei de generaal.

“Dus ik kan hem doodschieten en de premie binnenhalen?”, vroeg Edison fel.

“Inderdaad. De premie is $ 5000. Heb je nog een reden om hem te vermoorden?”, vroeg Peter op zijn beurt.

“Ja. Hij wou mij doden. Hoe heet die voorman van wie wij de kudde drijven?”, was de volgende vraag van Edison.

“David Caranson”, zei John kalm.

Opeens werd de veedrijver alles duidelijk. Dat was ook het geval voor de generaal en de kuddebaas.

Toen Edison eenmaal wist dat er een premie stond op het hoofd van Jake Caranson was de jongste veedrijver van de groep van John Collins niet meer te houden. Hij wist echter niet dat Jake zijn broer op de hoogte had gebracht van het feit dat Edison neergeschoten en zo goed als dood was.

Na het incident tussen Edison en Jake bleven de problemen voorlopig buiten schot voor de veedrijvers. Vlugger dan John verwachtte bereikte ze Oklahoma en de stad Table Rock, waar de kudde afgeleverd moest worden. De mannen brachten de kudde naar de plek waar de dieren moesten zijn.

Hij zei tegen Edison en Stuart:“Jullie gaan naar rancher Gary Willis om te melden dat de kudde er is. Ik betaal de rest alvast uit.”

“Goed Mr Collins”, zei de verkenner.

Het tweetal verliet zwijgend het kamp.

“Wat ga jij doen nu deze klus gedaan is?”, vroeg Stuart op een gegeven moment.

“Achter die vuile rotzak van een Jake Caranson aan. Ik zal hem doden zoals hij dat deed bij mijn ouders. Wat ga jij doen?”, wilde Edison weten.

“Ik zie wel. Misschien ga ik wel met jou mee. Ik wil die Jake ook wel overhoop knallen”, zei Stuart.

Algauw bereikten ze de ranch van Gary Willis.

Edison sprong van zijn paard en zei:“Ik ga kijken of Mr Willis er is.”

De veedrijver liep naar het woonhuis en klopte op de deur.

De huishoudster deed open en vroeg:“Ja jongeman?”

“Eh ik ben Edison. We komen uit Townville met een kudde van rancher Jason Brennan. Ik moest van mijn baas John Collins melden aan Mr Willis dat we hier zijn”, zei Edison met horten en stoten.

Gary kwam erbij en hij herkende Edison.

“Jij bent toch kleine Edison?”, vroeg de rancher.

“Nu niet meer echt zo klein. Ik kan wel merken dat u mij al jaren niet heeft gezien. We hebben de kudde naar de wei gedreven zoals u wou”, antwoordde de veedrijver.

Stuart en Edison kregen een kop koffie in de woonkamer.

Stuart zei:“Dit is wel veel betere koffie dan die van onze kok.”

“Zeg dat wel”, zei Edison lachend.

“Marie maakt de heerlijkste koffie van heel Oklahoma”, antwoordde Willis.

Niemand wist echter wat er in het kamp aan de hand was.

In de tussentijd had Jake een machinegeweer gestolen van het leger. Hiermee ging hij naar het kamp van de veedrijvers. In een ongezien moment jaagde de huurmoordenaar annex outlaw iedereen de dood in. Hij lachte zo erg vals dat hij er hees van werd. De lijken liet hij gewoon liggen voor de gieren.

Na een poos kwamen Edison en Stuart weer terug in hun kamp. In een oogopslag werd het hen duidelijk dat ze aan een bloedbad waren ontsnapt.

“Nu gaat die vuile rotzak er echt aan. Kom mee Stuart”, zei Edison woest.

Ze reden weg naar de ranch van Willis. Stuart vertelde wat er gebeurd was.

“Ik zal de marshal wel waarschuwen”, beloofde de rancher.

De twee knikten instemmend.

Jake had inmiddels gezelschap gekregen van zijn broer. Hij had Rosemary Mitchell meegenomen als zijn gijzelaar. Ze kende hen erg goed en wist dat ze allebei erg gevaarlijk waren.

“Jij gaat straks kijken hoe je geliefde eruit ziet als een lijk. Hij is namelijk zo goed als lekker dood”, lachte Jake.

“Niet waar. Edison leeft nog. Jij bent straks dood en je broer ook”, antwoordde Rosemary.

Ze was niet bepaald op haar mondje gevallen. Vooral niet nadat ze Edison had leren kennen. David sloeg haar in het gezicht. Ze pakte zijn geweer en sloeg hem bewusteloos waardoor hij tijdelijk uit de roulatie was. Ze nam de kans om weg te komen van haar gijzelnemers. Tot haar grote opluchting kwam ze Edison en Stuart tegen.

“Rosie, wat doe jij in godsnaam hier?”, vroeg Edison verbaasd.

“David Caranson heeft me meegenomen als gijzelaar. Ze zitten daar bij die rotsen. Eddie, wees voorzichtig”, zei ze langzaam.

“Blijf hier bij de paarden”, zei Stuart.

Rosemary hield zich doodstil bij de paarden.

De twee veedrijvers gingen voorzichtig naar de rotsen. Ze wisten niet dat Jake achter hen aanzat.

“Jij gaat links, ik rechts”, fluisterde Stuart.

Edison knikte.

Zo gezegd, zo gedaan.

Opeens hoorde Edison achter zich zeggen:“Eddie, ik ben hier.”

De jonge veedrijver draaide zich om en liet zich op de grond vallen. Tegelijkertijd keek hij in de ogen van Jake. De outlaw viel hem aan als een wilde hond. Maar toen Jake even niet oplette nam Edison hem in handen en gooide hij hem van de rotsen af, zo het ravijn in. Het laatste wat men van Jake hoorde was zijn laatste levensgil.

Edison lag nog wat na te hijgen toen David zei:“Dat had je niet moeten doen. Nu gaat zij Jake achterna.”

Hij hield Rosemary onder schot. Edison was te perplex om te antwoorden of om zijn wapen te trekken. Hij hoopte dat Stuart in de buurt was om te helpen. Het bleef een poosje stil totdat een kogel een gat maakte in het hoofd van David. Rosemary dook weg en Edison kroop naar haar toe. Ze was op de grond gevallen terwijl David naast haar lag starend naar de hemel.

“Mooi schot, Mr Woods”, zei Edison grijnzend.

“Vind ik ook. Nu zijn ze allebei in hel”, zei hij.

De verkenner gaf het lijk een schop zodat David bij zijn broer in het ravijn was.

Edison kwam op adem bij Rosemary toen alles achter de rug was. Stuart was ook een beetje van slag door alles wat er gebeurd was. Ze hadden wat tijd nodig om te beseffen wat er gebeurd was.

“Alles is nu voorbij, Edison. Zullen we naar huis gaan?”, vroeg Rosemary voorzichtig.

De veedrijver knikte langzaam.

“Ga je ook mee Stuart?”, vroeg ze toen.

Stuart zei:“Ik ga met jullie mee.”

“Rancher Brennan zoekt een nieuwe voorman en pa een deputy sheriff”, zei Rosemary.

“Zou hij zijn schoonzoon als deputy willen? Deputy sheriff Edison Cooper”, zei de jonge veedrijver.

“Vast wel”, zei Stuart.

Ze stegen op hun paarden en aanvaardden rustig de terugreis naar Townville. Nu alle opgelost was omtrent de moord op zijn ouders kwam Edison pas echt tot rust. Hij was bovendien in staat om weer zijn achternaam te gebruiken en zich te settelen met het meisje waar hij het meest van hield.