Om zijn broers beet te nemen had Adam Cartwright een zeer geniepig plan bedacht. Via een bevriende tekenaar had de oudste Cartwright jongen een wanted poster laten maken van zijn twee jongere broers.
Sheriff Clem Foster wist niet wat hij zag toen hij langs zijn kantoor liep. De gezagsdrager van Virginia City stopte om de poster goed te kunnen lezen.
“Hoss en Joe hebben een bankoverval gepleegd? Hier in Virginia City? Ik geloof het niet maar ze zijn er wel toe in staat”, zei Clem tegen zichzelf.
Hij pakte zijn paard en reed naar de Ponderosa.
Onderweg kwam Clem Adam tegen.
“Adam, wist jij dat je broertjes de bank van Virginia City hebben overvallen? Er hangt een wanted poster bij mijn kantoor met hun koppen erop”, zei de sheriff.
“Ik heb die poster laten maken om die twee beet te nemen. Als jij het spelletje met me meespeelt deel jij mee in de lol”, antwoordde Adam glimlachend.
De sheriff keek hem vragend aan.
“Jij gaat gewoon naar de ranch en spreekt ze aan over de bankoverval. Dan neem je ze mee naar je kantoor. Dan worden ze opgesloten totdat ze razend worden. Ik kom ze tegen de avond wel ophalen”, zei Adam.
Clem vroeg:“Je weet welke datum het vandaag is?”
Adam knikte en antwoordde:“Daarom juist.”
De heren reden weg van elkaar.
Op de ranch van de familie Cartwright zaten de broers Hoss en Little Joe op de veranda te lachen en te praten.
“Joe, wat zou jij doen als je opeens veel geld zou krijgen of vinden?”, vroeg de oudste van het stel welke Hoss was.
“Alle mooie dames van de omgeving mee uit eten nemen. Wat zou jij ermee doen?”, wilde Little Joe weten.
“Ik zou er een restaurant mee gaan beginnen want dan ben ik zelf de beste klant”, was het antwoord van Hoss.
“En Hop Sing inhuren als kok zeker? Dan zal je pa horen”, lachte zijn broer.
“Pa mag dienen als afwashulp”, gierde Hoss.
Beide broers lagen op de grond van het lachen. Zo zagen ze niet eens dat Clem het erf was opgereden en ernstig naar ze keek.
“Uitgelachen heren Cartwright?”, vroeg de sheriff.
“Eh wat Clem?”, vroeg Hoss verbaasd.
Ook Little Joe keek verbaasd naar de bezoeker.
“Zouden de heren nu op hun paarden willen stijgen om met mij mee naar Virginia City te gaan?”, vroeg Clem.
“Clem, met jou gaan we altijd mee. Je bent een goede vriend van ons. Dat weet je”, zei Little Joe terwijl hij opstond.
“Dat weet ik inderdaad”, verzuchtte Clem.
Hoss steeg op zijn paard, net als zijn broer. Ze verlieten het erf en reden in een rap tempo naar de stad.
Uit voorzorg had Adam de wanted poster al verwijderd en in het kantoor van de sheriff opgehangen. Toen de broertjes Cartwright en de sheriff in de stad aankwamen was Adam al in de Silver Dollar Saloon. Voor hem op de bar stond een gevuld glas bier. Vanwaar hij stond zag Adam zijn broers de gevangenis ingaan. Hij draaide zich om en genoot van het goudgele vocht.
“Clem, waarom moesten wij eigenlijk hier zijn? Ben je zo eenzaam als sheriff?”, vroeg Hoss verbaasd.
“Hij heeft onze geniale hulp gewoon nodig om de misdaad op te kunnen lossen in Virginia City”, grapte Little Joe.
Ze begonnen weer te lachen.
“Erg leuk jongens. Ik durf te wedden dat jullie niet meer zullen lachen in jullie werkhok”, zei Clem droog.
Hij pakte de sleutels van een cel en duwde de jongens een cel in. Hierna deed hij de deur op slot.
“Werk ze jongens”, zei de sheriff glimlachend.
Nu pas beseften de broers dat ze er in waren gelopen.
“Waarom zitten wij hier?”, gromde Hoss.
Little Joe was zo kwaad geworden dat hij niets zinnigs kon verzinnen.
“Ik heb nog nooit zo gemakkelijk twee bankovervallers gearresteerd”, zei Clem.
“Welke bank hebben wij dan overvallen?”, vroeg Little Joe razend.
“De bank in deze stad”, was het antwoord.
“Dat hebben wij niet gedaan!”, zei Little Joe.
“Zijn dit dan jullie tweelingbroers?”, vroeg Clem terwijl hij de poster liet zien.
Beide broers waren ineens stil. Ze keken elkaar aan en dachten hetzelfde.
“Verdorie. Hier zit die broer van ons achter”, gromde Hoss.
“Adam? Dat lijkt me sterk. Hij zou zoiets nooit doen”, reageerde Clem.
“Hoss, je moet toegeven dat we de laatste tijd nogal vervelend tegen hem waren”, zei Little Joe.
“Dat is wel zo maar dan hoeft hij ons niet zo terug te pakken”, reageerde zijn broer.
Clem liet de broers alleen in de cel en ging zijn ronde doen.
In de saloon kwam Clem Adam tegen.
“Je broers zijn razend omdat ze in de cel zitten”, zei de sheriff.
“Mooi. Dan kunnen ze tenminste ook geen rottigheid uithalen”, reageerde Adam.
“Dat is waar”, beaamde Clem.
De sheriff ging weer verder.
Om vier uur verliet Adam de saloon om zijn broers op te halen. Bij de gevangenis hoorde hij hen al te keer gaan tegen alles wat vast en los zat.
Hij ging naar binnen en zei tegen Clem:“Ik kom de gevangenen ophalen.”
“Eindelijk. Ik dacht dat je ze nooit kwam halen”, zei de sheriff.
Hij stond op en liep naar de cel.
“Jullie mogen gaan”, zei Clem.
“Waarom? Begrijp je eindelijk dat wij onschuldig zijn?”, vroeg Hoss.
“Jullie zijn net zo onschuldig als de kerstman in de zomer”, zei Clem.
Ze liepen naar het kantoor en zagen een glimlachende Adam zitten.
“Wat zit jij daar zo te glimlachen? Door jou hebben wij een hele middag verspilt door in de cel te zitten”, raasde Little Joe.
“Jullie zijn écht zo dom als jullie er uit zien. Weet je dan niet welke datum het vandaag is?”, vroeg hun broer.
“Nee, vertel ons dat dan maar”, zei Little Joe ongeduldig.
“Het is vandaag 1 april. Gaan jullie mee naar huis?”, vroeg Adam opgewekt.
Er zat voor de broers niets anders op dan mee te gaan. Mopperend reden Hoss en Little Joe met Adam terug naar huis waar hun vader Ben op hen wachtte.