Op een morgen zei Ponderosa eigenaar Ben Cartwright tegen zijn 2e zoon Hoss:“Hoss, ik wil dat je een belangrijke brief voor me aflevert bij de ranch van Jesse Dickerson.”
“Goed pa”, zei Hoss.
De jongste Cartwright, Mitch van 6, hoorde dat en keek zijn vader Adam Cartwright vragend aan.
“Papa, mag ik mee met oom Hoss?”, vroeg hij smekend.
“Alleen als je oom mij plechtig belooft goed op je te passen”, antwoordde Adam.
“Dat beloof ik”, zei Hoss met een hand op zijn hart.
Adam en Joe keken elkaar glimlachend aan want hun gezamenlijke gedachte was:‘RUST!’ Hoss kreeg de brief mee en beloofde ook zijn vader goed op de jongen te passen. Adam en Joe waren erg blij dat Hoss en Mitch een poosje weg waren want dan konden ze van de rust genieten. Cody, de herdershond, wilde ook mee maar werd thuisgehouden door Adam. Hoss had de paarden al gezadeld en genoeg water en eten meegenomen. Het was best mogelijk dat ze onderweg trek en/of dorst kregen. De Chinese kok Hop Sing had een grote voorraad broodjes klaargemaakt die hij meegaf.
De reis verliep voorspoedig voor de 2 Cartwrights. De zon scheen heerlijk en ze waren in een goede bui. Het leek wel alsof alles meezat want na 3 uur rijden bereikten ze de ranch van Jesse Dickerson. Toch was dit nog maar het begin van alle ellende. Hoss bespeurde onraad want het was abnormaal stil.
“Mitchy, jij blijft op je paard en let op mijn paard. Ik ga binnen kijken”, zei Hoss na een poosje.
Hij steeg af van zijn paard Chub en gaf de teugels aan Mitch die met tegenzin toestemde. Zeer voorzichtig sloop Hoss naar het woonhuis en was hij op zijn hoede. Toen hij naar binnen keek was alles donker.
“He, wat moet dat daar?”, hoorden de Cartwrights toen een norse stem vragen.
Hoss en Mitch draaiden zich om en keken in de ogen van Jesse Dickerson.
“We zijn gekomen om een brief van mijn vader aan u af te leveren”, zei Hoss.
Hij haalde de brief uit zijn binnenzak en gaf hem aan de rancher. Jesse pakte hem aan en opende hem. Afwachtend keken de Cartwrights hem aan. Nu begon ook Mitch zich al onbehaaglijk te voelen.
Jesse vroeg:“Is dit soms een belediging van Ben Cartwright aan mijn adres?”
“Hoezo? Wat staat er dan in?”, vroeg Hoss verbaasd.
“Er staat in dat ik 100 stuks vee moet afleveren voor het einde van deze week. Anders gaat hij me aanklagen wegens plichtsverzuim. Ik heb dat nooit met je vader afgesproken”, loog Jesse.
Hij liep naar de Cartwrights en ze merkten dat hij al een behoorlijke kegel had. Ook keek hij niet al te helder uit zijn ogen. Jesse was al zo ver weg dat hij Caramel een duw gaf zodat het paard en die van Hoss weg galoppeerde. Mitch viel van zijn paard af maar mankeerde gelukkig niets op het eerste gezicht.
“Donder nu maar op en vertel je pa dat hij kan fluiten naar dat vee want ik weet van niets!”, zei de rancher.
Hij liet de brief vallen zodat Mitch hem vlug pakte en bij zich stak. Er zat voor Hoss en Mitch niets anders op dan maar naar huis te gaan met de benenwagen. Gelukkig had Hoss voor de zekerheid het water en eten van de paarden afgehaald.
Vol goede moed begonnen ze aan de terugreis. Maar halverwege begon Mitch de pijn in zijn rechterenkel te voelen. Toch liet hij niets merken.
Tegen de tijd dat de zon op haar hoogtepunt stond zei Hoss:“We zoeken een schuilplaats tegen de zon. Dan kunnen we daar ook wat eten en drinken.”
Mitch vond al snel een paar rotsen waar ze konden schuilen tegen de felle zonnestralen. Daar werden de broodjes naar binnen gewerkt. Mitch viel na korte tijd in een diepe slaap. Hoss besloot ook maar een uiltje te gaan knappen.
Na een paar uur stond de zon anders en oom en neef besloten door te lopen. Door hun middagdutje konen ze wat vlugger doorlopen maar het zand werkte deze keer niet erg mee. Het zand was los en daardoor kreeg Mitch erg veel problemen met lopen.
“Oom Hoss, kunnen we niet even rusten? Ik kan bijna niet meer lopen”, klaagde Mitch na 2 uur lopen.
“Je hebt gelijk. Laten we maar even uitrusten”, zei zijn oom.
“Ik heb altijd gelijk. En zo niet: dan treedt regel 1 in werking. En regel 1 is: ik heb altijd gelijk!”, reageerde de jongste van het stel droog.
“Jij bent al net zo erg als Adam. Hij wil ook altijd gelijk hebben”, zei Hoss verontwaardigd.
“Ik ben toch ook zijn zoon?”, vroeg Mitch.
Hoss gaf hier maar geen antwoord op. Ze gingen zitten en Hoss bekeek de pijnlijke enkel van Mitch. De enkel was ernstig opgezwollen en het was duidelijk dat Mitch zonder openbaar vervoer niet heel aankwam op de ranch. Maar waar vond je nu openbaar vervoer in de woestijn? Het was een plek die je liever vermeed.
Tenslotte trok Mitch zijn laars weer aan en zei hij:“Laten we maar gaan lopen. Des te eerder zijn we thuis.”
“Mitchy, je kunt nauwelijks staan op die enkel. Laat staan lopen. Dan kun je voorlopig niet meer honkballen”, zei Hoss bezorgd en ongerust.
“Als papa deze enkel ziet verbiedt hij het toch. Dus wat maakt het dan nog uit?”, vroeg zijn neefje.
Zoals gewoonlijk had ook nu Mitch weer het laatste woord. Ze stonden op en liepen vol goede moed naar huis.
Op de Ponderosa zagen Adam en Joe Chub en Caramel verhit aankomen. De broers wisten meteen dat er wat mis was met Hoss en Mitch.
Joe zadelde hun eigen paarden en 2 verse paarden terwijl Adam tegen zijn vader zei:“Chub en Caramel zijn hier maar de heren H. en M. Cartwright niet. Joe en ik gaan ze zoeken.”
“Ga maar en neem wel genoeg water mee”, antwoordde Ben ongerust.
Adam vulde de veldflessen met vers water en ging met zijn jongere broer de 2 vermisten zoeken.
De wandeltocht werd steeds zwaarder voor Hoss en Mitch. Mitch probeerde niet te laten merken hoeveel pijn hij had maar dat lukte niet. Zijn oom kende hem door en door.
Toen de jongen niet meer verder kon liet hij zich in het zand vallen en zei hij:“Ga maar naar huis zonder mij. Ik kan echt niet meer verder lopen.”
“Mitchy Cartwright, samen uit, samen thuis. Ik laat jou hier echt niet achter. Opa en je vader zien me al aankomen”, reageerde Hoss.
Hij merkte dat zijn neefje echt niet meer verder kon lopen. Sinds hun rustpauze hadden ze 3 kwartier gelopen en het einde van de woestijn was al in zicht gekomen. Plotseling zag Hoss 4 paarden komen. Twee ruiters reden in alle haast naar hen toe.
“Gaan jullie altijd lopen door de woestijn?”, vroeg Adam plagend.
“Nee, die verdomde Jesse Dickerson was zo bezopen als een gieter dat hij Caramel een klap gaf en Mitchy kwam op de grond terecht. Hierdoor kan hij nauwelijks verder lopen”, legde Hoss uit.
Joe steeg af en gaf Hoss en Mitch wat water. Adam steeg af en pakte Mitch voorzichtig op. De jongen werd op een paard gezet waarna Adam ook opsteeg. Hierna reden ze gezamenlijk terug.
Ben stond op het erf zijn kroost op te wachten. Hij was al erg ongerust geworden en vooral nu de paarden van zijn 2e zoon en kleinzoon zonder hen waren thuisgekomen. Toen het viertal kwam wist de rancher meteen 100% zeker dat het met de rust weer gedaan was. Ben liep naar zijn kleinzoon en tilde hem van zijn paard af. Hinkend ging Mitch mee naar binnen waar Hop Sing al een grote kom ijs had klaarstaan. Hoss vertelde wat er allemaal gebeurd was. Ben wist dat Jesse het expres was vergeten.
Die avond kwam Jesse Dickerson persoonlijk aan de deur. De familie was juist bezig met het avondeten toen Hop Sing kwam melden dat er bezoek was. Ben stond op en liep naar de voordeur.
“Cartwright, hoe durf jij mij te beschuldigen van het niet leveren van vee? Ik heb dat wel gedaan!”, zei Jesse met dubbele tong.
“Dat is niet gebeurd. Mijn zoons en kleinzoon zijn er alle vier getuige van”, zei Ben kalm.
Onderwijl waren de jongens naderbij gekomen om niets te hoeven missen van de felle discussie tussen Ben en Jesse.
Uiteindelijk zag Jesse in dat hij zeer duidelijk het onderspit aan het delven was want hij zei:“Morgenvroeg heb jij je vee!”
“Het werd eindelijk tijd. Nog een prettige avond verder”, zei Ben beleefd.
Jesse ging kwaad weg om het vee op te halen.
Jesse hield inderdaad woord en de volgende morgen kregen de Cartwrights eindelijk hun gekochte vee van hem. Hierna wist de dronken rancher niet hoe snel hij weg moest komen uit Nevada. Van hem zouden de Cartwrights geen last meer hebben of krijgen.