116

Sonnet 116

Laat mij toch geen beletselen verzinnen

Voor ware liefde; liefde houdt geen stand

Als zij verandert bij veranderingen,

Als zij bij elke kleine schipbreuk strandt.

O nee, zij is een baken, eeuwig licht,

Dat men zelfs in de zwaarste stormen ziet;

Een ster, waarnaar elk dwalend schip zich richt:

Men meet haar hoogte, maar haar waarde niet.

Zij is geen Nar des Tijds, al zal het rood

Van wang en lip ooit voor zijn zeis verbleken;

De liefde blijft bestaan tot aan de dood,

Zij taalt niet naar zijn uur en telt geen weken.

Als men hiertegen ooit bewijslast vindt,

Dan schreef ik nooit en werd geen mens bemind.

Sonnet 116

Let me not to the marriage of true minds

Admit impediments. Love is not love

Which alters when it alteration finds

Or bends with the remover to remove.

O no, it is an ever-fixed mark

That looks on tempests and is never shaken;

It is the star to every wand'ring bark,

Whose worth's unknown, although his height be taken.

Love's not Time's fool, though rosy lips and cheeks

Within his bending sickle's compass come.

Love alters not with his brief hours and weeks,

But bears it out even to the edge of doom.

If this be error and upon me proved,

I never writ, nor no man ever loved.