Brussels in Winter

Brussel in de winter


In koude straatjes, warrig als oud draad

Steeds botsend op fonteinen, koud, bevroren,

Ontgaat je haar formule; want verloren

Is wat zo zeker maakt dat iets bestaat.


Alleen wie hongerig is of bejaard

Blijft zich nog thuisvoelen in deze kou;

In hun ellendigheid treft men elkaar:

De winter is hun warm Concertgebouw.


Rijk rijzen panden uit de schemering

Met boerderijenlichtjes door de ruiten,

Eén zin bevat een vracht betekenis,


Zoals één blik een mensenleven is;

Voor vijftig franken mag een vreemdeling

Deze verkleumde stad in de armen sluiten.

Brussels in Winter


Wandering the cold streets tangled like old string,

Coming on fountains silent in the frost,

The city still escapes you, it has lost

The qualities that say “I am a Thing.”


Only the homeless and the really humbled

Seem to be sure exactly where they are,

And in their misery are all assembled;

The winter holds them like the Opera.


Ridges of rich apartments rise tonight

Where isolated windows glow like farms:

A phrase goes packed with meaning like a van,


A look contains the history of man,

And fifty francs will earn the stranger right

To warm the heartless city in his arms.

Bijschrift:

In dit sonnet wordt Brussel geschetst in een aantal rake typeringen. Het eerste beeld is de plattegrond van de stad, als ineengestrengeld oud garen. Op elke hoek een standbeeld, bevroren, want het is winter. In dit jaargetijde is de stad het toevluchtsoord voor de armen, de hongerigen, de daklozen. Brussel omsluit hen als een Operagebouw. De tegenstelling tussen arm en rijk wordt er mee aangeduid. De rijken die thuis zitten in hun dure appartementen waar de de lichtjes door de ruiten schijnen. En buiten in de kou loopt de vreemdeling op zoek naar een ontmoeting, een zin, een blik, dat voor een fooi van 50 frank te koop is. In dit sonnet toont Auden zich meesterin het compact formuleren van zijn gedachten. ‘A phrase goes packed with meaning like a van, a look contains the hystorie of man.’