147 The Odour, 2.Cor.2
De Geur, 2.Cor.2.
Wat zoet weerklinkt Mijn Meester toch! Mijn Meester!
Zo rijk als grijze amber is
Voor onze geesten,
Zo klinkt het even zoet en fris
Als geuren uit de Orient, Mijn Meester.
Want daaglijks parfumeer ik zo mijn brein,
Mijn geest dringt door in beider smaak
Dan weten zij
Van welke kruiden ‘t wordt gemaakt,
Deze bouillon, zo geurig voor mijn brein.
Mijn Meester, (hoort U mij?) O laat voor U
Mijn knecht toch ook een beetje zijn
Als vlees voor U;
Opdat dat ook twee woorden zijn
Met ruim voldoende smakelijkheid voor U.
Dan zou de Amberappel, die voorheen
De mond verzoette, weer herleven,
En nog veel meer:
Want als mijn falen is vergeven,
Wordt het weer warm en zoeter dan voorheen.
Want als Mijn Meester, eigenaar van ‘t zoet,
Die mij met mijn gebreken mint,
Straks hardop roept,
Mijn knecht, voor U niet onbemind,
Dan is die roep een ademzucht van ’t zoet.
Die ademzucht maakt zoete winst, want U
(Zoet werkt wanneer het zoet ontmoet)
Roept mij bij U.
Want door die nieuwe handel in het zoet
Krijg ik meer werk en bezigheid door U.
The Odour, 2.Cor.2.
How sweetly doth My Master sound! My Master!
As Amber-greese leaves a rich sent
Unto the taster;
So do these words a sweet content,
An orientall fragrancie, My Master.
With these all day I do perfume my minde,
My minde ev’n thrust into them both
That I might finde
What cordials make this curious broth,
This broth of smells, that feeds and fats my minde.
My Master, shall I speak? O that to thee
My servant were a little so,
As flesh may be;
That these two words might creep & grow
To some degree of spicinesse to thee!
Then should the Pomander, which was before
A speaking sweet, mend by reflection,
And tell me more:
For pardon of my Imperfection
Would warm and work it sweeter then before.
For when My Master, which alone is sweet,
And even in my unworthinesse pleasing,
Shall call and meet,
My servant, as thee not displeasing,
That call is but the breathing of the sweet.
This breathing would with gains by sweetning me
(As sweet things traffick when they meet)
Return to thee.
And so this new commerce and sweet
Should all my life employ and busie me.