104 Paradise
Paradijs
Laat mij hier, Heer, mijn tent op SLAAN
Tussen de bomen langs de LAAN
Daar hangen al Uw vruchten AAN
De schoonheid open of in ’t KLEED
Velt soms de vruchten tot mijn LEED
Uw legerschaar verbreekt de EED
De angst begint mij al te SLOPEN
Wees scherp voor mij, laat me niet LOPEN
Dan sta ik altijd voor U OPEN
Wees toch rechtvaardig, Heer, en SPAAR
De takken, snoeiend, paar na PAAR
Dat maakt ze vruchtbaar, vol als AAR
Als lieve vrienden, even KRAS
Geneest een tak na ’t snoeien RAS
Eind is ‘t begin, van as komt AS
Paradise
I Bless thee, Lord, because I GROW
Among thy trees, which in a ROW
To thee both fruit and order OW
What open force, or hidden CHARM
Can blast my fruit, or bring me HARM
While the inclosure is thine ARM
Inclose me still for fear I START
Be to me rather sharp and TART
Then let me want thy hand and ART
When thou dost greater judgments SPARE
And with thy knife but prune and PARE
Ev’n fruitfull trees more fruitful ARE
Such sharpnes shows the sweetest FREND
Such cuttings rather heal then REND
And such beginnings touch their END