Het feestmaal
Welkom, zoet en heilig maal
Zo sacraal,
Bij me, in me opgeslagen;
Want het lekkers trof mijn blik,
Toen heb ik
Het geproefd en uitgedragen.
O die zoetheid maakt mijn ziel
Weer als nieuw,
Goddelijk kan goddelijk zijn!
Smelt een ster (ver van zijn plek)
Daarin weg,
Zoals suiker smelt in wijn?
Of heeft zoetheid in het brood
Ons genood,
Brengt een kwade geur naar binnen;
Bloem en gist en smaakstof geven
Al hun leven
Waardoor vijand niet kan winnen?
Sterren niet, noch bloemenpracht
Heeft de macht
Om met zoet ons te omringen
Enkel God kan dat; En Hij
Nodigt mij,
Om mijn hart zo te doordringen.
Ook al is wierook en hout
Niet echt fout,
Toch wordt Uw geur meer geteld;
God, die toont hoezeer Hij mint
Almaar wint,
Wordt, gebroken, voorgesteld.
Toen ‘k mijn herkomst was vergeten,
En beneden
In de aardse lust verdronk
Nam God bloed, en morste zo
Mijn genot
En vond mij zo op de grond.
Daarna trok Hij mij omhoog
Liet mijn oog
Kijken in een kelk en Hij
Schiep, want ik was klein en slecht,
En ver weg,
Uit de wijn vleugels voor mij.
Daarmee ga ik op de vlucht,
Door de lucht;
Droog mijn ogen, traan voor traan
En dan zie ik: daar is Hij
Die voor mij
Zo veel dingen heeft gedaan.
‘t Wonder van zijn medelij
Geldt voor mij,
En doordringt mijn zin en leven;
En ervaar als dood ons tart
Hand en hart;
Streef er naar, en min het streven.
The Banquet
Welcome sweet and sacred cheer,
Welcome deare;
With me, in me, live and dwell:
For thy neatnesse passeth sight,
Thy delight
Passeth tongue to taste or tell.
O what sweetnesse from the bowl
Fills my soul,
Such as is, and makes divine!
Is some starre (fled from the sphere)
Melted there,
As we sugar melt in wine ?
Or hath sweetnesse in the bread
Made a head
To subdue the smell of sinne;
Flowers, and gummes, and powders giving
All their living,
Lest the Enemy should winne ?
Doubtlese, neither starre nor flower
Hath the power
Such a sweetnesse to impart:
Onely God, who gives perfumes,
Flesh assumes,
And with it perfumes my heart.
But as Pomanders and wood
Still are good,
Yet being bruis’d are better sented:
God, to show how farre his love
Could improve,
Here, as broken, is presented.
When I had forgot my birth,
And on earth
In delights of earth was drown’d;
God took bloud, and needs would be
Spilt with me,
And so found me on the ground.
Having rais’d me to look up,
In a cup
Sweetly he doth meet my taste.
But I still being low and short,
Farre from court,
Wine becomes a wing at last.
For with it alone I flie
To the skie:
Where I wipe mine eyes, and see
What I seek, for what I sue;
Him I view,
Who hath done so much for me.
Let the wonder of his pitie
Be my dittie,
And take up my lines and life:
Hearken under pain of death,
Hands and breath;
Strive in this, and love the strife.