010 Redemption
Verlossing
Mijn land, ooit bij een rijke Heer gepacht,
Bracht weinig op, en dus was ik zo vrij
Hem te verzoeken om een nieuw contract
In plaats van ’t oude, gunstiger voor mij.
Ik heb hem in zijn hemel opgezocht,
Maar hij was net vertrokken, zei men daar,
Op aarde had hij ooit duur land gekocht
En eiste dat nu op als eigenaar.
Ik ging terug, en zocht die rijke man
In dure oorden, parken, hof en stad,
Tot ik een luid gejoel daar hoorde van
Dieven en moordenaars, en tussen dat
Boevengezelschap zag ik hem, hij zei:
Aan jouw vraag is voldaan, en toen stierf hij.
Redemption
Having been tenant long to a rich lord,
Not thriving, I resolvèd to be bold,
And make a suit unto him, to afford
A new small-rented lease, and cancel th’ old.
In heaven at his manor I him sought;
They told me there that he was lately gone
About some land, which he had dearly bought
Long since on earth, to take possessiòn.
I straight returned, and knowing his great birth,
Sought him accordingly in great resorts;
In cities, theaters, gardens, parks, and courts;
At length I heard a ragged noise and mirth
Of thieves and murderers; there I him espied,
Who straight, Your suit is granted, said, and died.