008
Sonnet 8
Muziek ben jij, waarom dan droevig leven?
Vreugd geeft toch vreugde, zoetheid maakt toch zoet?
Waarom betreur je wat je werd gegeven
Of geef je slechts om wat jou treuren doet?
Wanneer het samengaan in zuiverheid
Van klanken jou zo ergert en verveelt,
Beschouw dat enkel als een zacht verwijt
Dat jij jouw rol in eenzaamheid verspeelt.
Voel maar de trilling tussen snaar en snaar
En hoe ze samengaan in harmonie;
Als vader, kind en moeder © met elkaar
Zingen zij samen toch één melodie.
Hun woordloos lied, veelstemmig en toch één,
Vertelt je dit: alleen is maar alleen.
Sonnet 8
Music to hear, why hear'st thou music sadly?
Sweets with sweets war not, joy delights in joy:
Why lov'st thou that which thou receiv'st not gladly,
Or else receiv'st with pleasure thine annoy?
If the true concord of well-tuned sounds,
By unions married, do offend thine ear,
They do but sweetly chide thee, who confounds
In singleness the parts that thou shouldst bear.
Mark how one string, sweet husband to another,
Strikes each in each by mutual ordering;
Resembling sire and child and happy mother,
Who, all in one, one pleasing note do sing:
Whose speechless song being many, seeming one,
Sings this to thee: 'Thou single wilt prove none.'