XI
Waarlijk zing lof, laat horen het lied maat voor maat,
Voor het leven dat een kruik of een gezicht bloeien doet
Voor de rust van planten, voor de dierlijke gratie en moed;
Sommigen waren gelukkig: sommigen, zelfs, van groot formaat.
Maar luister en begrijp waarom de gewonden van ‘s morgens huilen:
Torens en zielen vergingen; maar het onrechtverlangen heeft nimmer
Gebrek aan een moter gehad; en toch moeten alle prinsen
De edelste allen verenigende leugen gebruiken.
De geschiedenis keert zijn verdriet tegen onze opgewekte zang;
Het waarschuwt onze hoop. Een ster is verwarmd voor de geboorte van
Een peinzend soort die toch zijn waarde moet bewijzen;
Vals is het snelle nieuwe Westen, en enorm en verkeerd zijn de
Op bloemen gelijkende Honderd Families, die al zo lang
In de Achtien Provincies de aarde hebben gewijzigd.
XII
De oorlog lijkt een standbeeld hier, onecht:
Een telefoon druk pratend met een man,
Een kaart met vlaggetjes volgt het gevecht;
Een knaap bezorgt de melk. Er is een plan
Voor wie in angst leeft en die ’s morgens al
De dorst van ’s middags voelt en die misschien
Reeds is vermist, nooit meer zijn vrouw zal zien
En, eerder dan ‘t idee, snel sterven zal.
Al zijn ideeën waar, ze sterven toch:
We zagen ooit een mensenmassa staan
Verlangend naar bedrog.
En kaarten wijzen soms de plaatsen aan
Waar men nu leeft in rouw.
Nanking. Dachau.
XIII
Gebruikt, ver van het centrum van cultuur,
Verlaten door zijn generaal en luizen
Door schuld verandert hij tot ijs en
Verdween. Nooit zal men, op de lange duur,
Hem lezen als de veldtocht is beschreven;
Vitale kennis gaat verloren in die schedel:
Men stal zijn grappen, stom als oorlogstijd,
Verloren is zijn naam, zoals zijn leven.
Hoewel geen runen, voegde hij als tekens
Van ’t hoofdkwartier betekenis als komma’s,
Als hij zich voegde bij het stof van China
Moge onze dochters hun moed bewaren
Niet weer beschaamd door honden, die bij water,
Bergen en huizen ook mensen kunnen zijn.
XIV
Slechts zíjn en lijden doen ze allemaal,
Verband verhult de plek waar iemand leeft,
De werelden waarvan hij kennis heeft
Zijn doktersinstrumenten van metaal.
Als tijdvakken gescheiden liggen zij,
Hun waarheid is wat draaglijk is voor hen;
Zij spreken niet als wij, maar kreunen en
Staan stil als planten, hier – elders staan wij.
Wie kan, gezond, weer op zijn benen staan?
Zelfs een geheelde schram wordt weer vergeten,
We zijn opeens onstuimig en geloven
Dat werkelijkheid geen wonden kent, we weten
Van scheiding niets: we delen vreugde saam
En woede ook, en ons idee van liefde.
XV
De damp trok op zodra het avond was,
Na regen was de berg weer waar te nemen;
Over de bloemenperken en het gras
Golfden gesprekken van de goed getrainden,
De hoveniers raamden hun schoenenprijzen,
Achter het stuur zat een chauffeur en las
Totdat hun onderhoud ten einde was,
Het gaf de indruk van een levenswijze.
Ver weg stonden, hoe goed hun doel wellicht,
Twee legers, wachtend op een foutief woord,
Goed uitgerust om bloedend op te treden,
Afhankelijk van hun toverkrachten ligt
Een land in puin straks, met verschrikte steden
Vrouwen in tranen en zonen vermoord.
XI
Certainly praise: let song mount again and again
For life as it blossoms out in a jar or a face,
For vegetal patience, for animal courage and grace:
Some have been happy; some, even, were great men.
But hear the morning's injured weeping and know why:
Ramparts and souls have fallen; the will of the unjust
Has never lacked an engine; still all princes must
Employ the fairly-noble unifying lie.
History opposes its grief to our buoyant song,
To our hope it's warning. One star has warmed to birth
One puzzled species that has yet to prove its worth;
The quick new West is false, and prodigious but wrong
The flower-like Hundred Families who for so long
In the Eighteen Provinces have modified the earth.
XII
Here war is harmless like a monument:
A telephone is talking to a man;
Flags on a map declare that troops were sent;
A boy brings milk in bowls. There is a plan
For living men in terror of their lives,
Who thirst at nine who were to thirst at noon,
Who can be lost and are, who miss their wives
And, unlike an idea, can die too soon.
Yet ideas can be true, although men die:
For we have seen a myriad faces
Ecstatic from one lie,
And maps can really point to places
Where life is evil now.
Nanking. Dachau.
XIII
Far from a cultural centre he was used:
Abandoned by his general and his lice,
Under a padded quilt he turned to ice
And vanished. He will never be perused
When this campaign is tidied into books:
No vital knowledge perished in that skull;
His jokes were stale; like wartime, he was dull;
His name is lost for ever like his looks.
Though runeless, to instructions from headquarters
He added meaning like a comma when
He joined the dust of China, that our daughters
Might keep their upright carriage, not again
Be shamed before the dogs, that, where are waters,
Mountains, and houses, may be also men.
XIV
They are and suffer; that is all they do:
A bandage hides the place where each is living,
His knowledge of the world restricted to
A treatment metal instruments are giving.
They lie apart like epochs from each other
(Truth in their sense is how much they can bear;
It is not talk like ours but groans they smother),
From us remote as plants: we stand elsewhere.
For who when healthy can become a foot?
Even a scratch we can't recall when cured,
But are boisterous in a moment and believe
Reality is never injured, cannot
Imagine isolation: joy can be shared,
And anger, and the idea of love.
XV
As evening fell the day's oppression lifted;
Tall peaks came into focus; it had rained:
Across wide lawns and cultured flowers drifted
The conversation of the highly trained.
Thin gardeners watched them pass and priced their shoes;
A chauffeur waited, reading in the drive,
For them to finish their exchange of views:
It looked a picture of the way to live.
Far off, no matter what good they intended,
Two armies waited for a verbal error
With well-made implements for causing pain,
And on the issue of their charm depended
A land laid waste with all its young men slain,
Its women weeping, and its towns in terror.