Droefenis II
Dood mij niet elke dag,
O Levensgod; Uw ene dood is meer
Dan al mijn sterven telkens weer;
Weet U, ik sterf per dag
De uren die Methusalem ooit zag.
Want giet men traan voor traan
In één riool, één zilte zee, één vat;
Vergoot U niet veel meer dan dat?
Als men het daarin deed,
Ontkleurt het slechts het bloedrood van Uw zweet.
U bent mijn leed, O Heer,
Ja U alleen, dus, Heer, verberg het niet;
Mijn vreugd bent U, dus mijn verdriet;
Uw Kruis neemt in één keer
Zoals een spons, al mijn toekomstig zeer.
Affliction II
Kill me not every day,
Thou Lord of life ; since Thy one death for me
Is more than all my deaths can be,
Though I in broken pay,
Die over each hour of Methusalem's stay.
If all men's tears were let
Into one common sewer, sea, and brine ;
What were they all, compared to Thine?
Wherein if they were set,
They would discolour Thy most bloody sweat.
Thou art my grief alone,
Thou Lord conceal it not ; and as Thou art
All my delight, so all my smart :
Thy cross took up in one,
By way of imprest, all my future moan.