121 The Jews
De Joden
Arm volk, wiens zoete sap bij ons
De enten wegnam; U droog achterliet;
Uw stroom kwam met apostelen tot ons
Via de doop, terwijl U leed en stierf;
Door niet te zorgen, is een schuld ontstaan;
En nu, gekorfd, ‘t bewijs vergaan;
Oh laat ons bidden! ons, helaas!
Oh dat een Engel zijn trompet laat klinken;
Waardoor de Kerk, in haar gezicht geraakt,
Zo luid schreeuwt, en 't trompetgeschal doet zinken,
En dat die schreeuw de Lieve Heer laat komen,
Opdat Uw zoete sap zal stromen!
The Jews
Poore nation, whose sweet sap and juice
Our cyens have purloin’d, and left you drie:
Whose streams we got by the Apostles sluce,
And use in baptisme, while ye pine and die:
Who by not keeping once, became a debter;
And now be keeping lose the letter:
Oh that my prayers! mine, alas!
Oh that some Angel might a trumpet sound;
At which the Church falling upon her face.
Should crie so loud, untill the trump were drown’d,
And by that crie of her deare Lord obtain,
That your sweet sap might come again!