Geweten
Jij, Kletser, bijf niet vitten;
Geen blik zo eerlijk, of jij noemt hem dwaas;
Geen dis zo heerlijk, of jij noemt hem bitter;
Muziek noem jij geraas.
Als ik jouw bang geklets moet horen
Raak ik mijn zicht kwijt en mijn oren.
Kletser, maak geen geluid:
Gedachten kiezen voor een stille sfeer;
In vrede wiegen zij dag in dag uit;
Ik wil geen Kletser meer.
En weet: ik heb, als je blijft klagen,
Een middel om je te verjagen.
En dit is het recept:
Mijn Heilands bloed: zodra het is te krijgen
Proef ik ervan, en het verschoont direct
En laat jou zwijgen;
Geen tand of nagel om een kras te maken,
Niet iemand die steeds mijn gedrag wil laken.
Maar als je toch nog praat,
Heb ik, behalve dat, nog iets voor jou:
Wat hout en spijkers voor een heel groot zwaard
Als iets mij plagen zou;
Het bloedend Kruis van Onze Heer
Is zwaard en middel tot verweer.
Conscience
Peace pratler, do not lowre:
Not a fair look, but thou dost call it foul:
Not a sweet dish, but thou dost call it sowre:
Musick to thee doth howl.
By listning to thy chatting fears
I have both lost mine eyes and eares.
Pratler, no more, I say:
My thoughts must work, but like a noiselesse sphere;
Harmonious peace must rock them all the day:
No room for pratlers there.
If thou persistest, I will tell thee,
That I have physick1 to expell thee.
And the receit shall be
My Saviours bloud: when ever at his board
I do but taste it, straight it cleanseth me,
And leaves thee not a word;
No, not a tooth or nail to scratch,
And at my actions carp, or catch.
Yet if thou talkest still,
Besides my physick, know there’s some for thee:
Some wood and nails to make a staffe or bill
For those that trouble me:
The bloudie crosse of my deare Lord
Is both my physick and my sword.