162 Love III

God van Liefde

God zei: wees welkom, maar mijn ziel kromp in

Door wat ik had misdaan,

Maar liefdevol zag Hij mijn aarzeling

Bij het naar binnen gaan,

En lief was ook de toon waarop Hij sprak:

Of er nog iets ontbrak.


Een gast, zei ik, die hier een plaats verdient.

Hij zei: die gast ben jij.

Ik die zo zondig ben? U hier te zien

Is al te hoog voor mij.

Maar wie zorgde ervoor dat jij Mij ziet,

Vroeg Hij, was ik dat niet?


Jawel Heer, maar vertroebeld is mijn blik;

Mijn schuld verdient geen eer.

Wie anders, zegt Hij, draagt die schuld dan ik?

U zal ik dienen, Heer.

Kom, eet zo vaak mijn Lichaam als het kan.

Ik kwam en at ervan.

Love III


Love bade me welcome, yet my soul drew back,

Guilty of dust and sin.

But quick-ey'd Love, observing me grow slack

From my first entrance in,

Drew nearer to me, sweetly questioning

If I lack'd anything.


"A guest," I answer'd, "worthy to be here";

Love said, "You shall be he."

"I, the unkind, the ungrateful? ah my dear,

I cannot look on thee."

Love took my hand and smiling did reply,

"Who made the eyes but I?"


"Truth, Lord, but I have marr'd them; let my shame

Go where it doth deserve."

"And know you not," says Love, "who bore the blame?"

"My dear, then I will serve."

"You must sit down," says Love, "and taste my meat."

So I did sit and eat.

Bijschrift:

De Franse filosofe en mystica Simone Weil vertelt in haar memoires over haar verblijf in het klooster van Solesmes in 1938, waar zij af en toe aan verschrikkelijke hoofdpijnen leed. Zij leerde daar van een jonge Engelse geestelijke hoe zij die hoofdpijn kon verminderen door meditatie. Hij leerde haar het gedicht Love III van George Herbert. Zij schreef later in haar dagboek: “Wanneer mijn hoofdpijnaanvallen een hoogtepunt bereikten, dan dwong ik mij vaak dat gedicht op te zeggen, met al mijn aandacht en met mijn gehele ziel geneigd naar de tederheid die in de versregels ligt vervat. Ik heb door het lijden heen de aanwezigheid van een liefde gevoeld, die overeenkomt met datgene, wat men leest in de glimlach van een bemind gelaat.”