In een kabinetje
In een kabinetje
Met een altaarhoek,
Staat een kinderbedje
Naast het bed van moe.
Kinderogen staren
Niet naar deze aarde,
Blikken rozig naar de
Hoge hemel toe;
Dromen zoete dromen,
Elke korrel zand
Die de zee laat komen
Is een diamant.
Gouden zonnekragen
Stralen en behagen,
Schone vrouwen dragen
Zielen in hun hand.
Droom die hem betovert;
Hij ziet een rivier
En vanaf de bodem
Klinkt een melodie.
Zusjes lief en blij en
Vader is vlak bij hen,
Moeder aan zijn zij, en
‘t Lijkt wel of ze vliegt.
Duizend mooie kleuren,
Meer nog, die hij ziet,
Lelies, rozen, geuren,
Waarvan hij geniet.
In het water springen
Vissen, maken kringen,
Golven die zich dringen
In het gouden riet.
Kindje blijf maar dromen
Ver weg van het leed;
Van wat er gaat komen
Heb je nog geen weet.
Laat als zwarte wieren
Alles nog maar vieren,
Stroom met de rivieren,
Want je slaapt nog steeds.
Ik hoop dat je altijd
Heerlijk slapen blijft;
En dat de Bezorgdheid
Met zijn hand zo stijf
Jou hier zal bewaren,
Jouw voorhoofd zal sparen,
Niet met nagels daarin
Nu al “Morgen” schrijft.
Hij slaapt zo onschuldig.
Wat er komen zal,
Maar nu nog verhuld is,
Weten de engelen al;
Zonder angst en beven
Ligt dit kwetsbaar leven
En de engelen geven
Kusjes op zijn hand.
Zoet proeven zijn lippen
Maar het kindje kijkt
Hoe de engelen snikken
“Gabriël” roept hij;
Maar die legt zijn vinger
Op de mond van ’t kindje
Terwijl zijn andere vinger
Naar de hemel wijst.
En zijn moeder komt nu
Snel, stelt hem gerust
Zij dacht dat een monster
Hem had verontrust;
Met trotse gedachten
Ziet ze ’t kindje smachten
Brengt hem aan het lachen
Met een lieve kus.
Dans l'alcôve sombre,
Dans l'alcôve sombre,
Près d'un humble autel,
L'enfant dort à l'ombre
Du lit maternel.
Tandis qu'il repose,
Sa paupière rose,
Pour la terre close,
S'ouvre pour le ciel.
Il fait bien des rêves.
Il voit par moments
Le sable des grèves
Plein de diamants ;
Des soleils de flammes,
Et de belles dames
Qui portent des âmes
Dans leurs bras charmants.
Songe qui l'enchante !
Il voit des ruisseaux.
Une voix qui chante
Sort du fond des eaux.
Ses soeurs sont plus belles.
Son père est près d'elles.
Sa mère a des ailes
Comme les oiseaux.
Il voit mille choses
Plus belles encor ;
Des lys et des roses
Plein le corridor ;
Des lacs de délice
Où le poisson glisse,
Où l'onde se plisse
A des roseaux d'or !
Enfant, rêve encore !
Dors, ô mes amours !
Ta jeune âme ignore
Où s'en vont tes jours.
Comme une algue morte
Tu vas, que t'importe !
Le courant t'emporte,
Mais tu dors toujours !
Sans soin, sans étude,
Tu dors en chemin ;
Et l'inquiétude,
A la froide main,
De son ongle aride
Sur ton front candide
Qui n'a point de ride,
N'écrit pas : Demain !
Il dort, innocence !
Les anges sereins
Qui savent d'avance
Le sort des humains,
Le voyant sans armes,
Sans peur, sans alarmes,
Baisent avec larmes
Ses petites mains.
Leurs lèvres effleurent
Ses lèvres de miel.
L'enfant voit qu'ils pleurent
Et dit : Gabriel !
Mais l'ange le touche,
Et, berçant sa couche,
Un doigt sur sa bouche,
Lève l'autre au ciel !
Cependant sa mère,
Prompte à le bercer,
Croit qu'une chimère
Le vient oppresser.
Fière, elle l'admire,
L'entend qui soupire,
Et le fait sourire
Avec un baiser.
Zie ook: https://youtu.be/r8BwTA0pQZo