Sonnet 83
Jouw wang had volgens mij geen verf nodig
En daarom kleurde ik je schoonheid niet.
Jij bent zo rijk, ik vind het overbodig
Mij af te kopen met een schamel lied.
Ik heb gezwegen, lief, omdat ik dacht
Dat jij met al je glans bewijzen zou
Dat het zo'n pen ontbreekt aan zeggingskracht
Om weer te geven wat er straalt in jou.
Dat ik een tijdlang zweeg, keurde jij af,
Maar juist om jou te eren was ik stil.
Hun pen geeft jou geen leven, maar een graf,
Terwijl ik juist je pracht bewaren wil.
Eén enkel oog van jou bezit meer leven
Dan jouw twee dichters jou ooit kunnen geven.
Sonnet 83
I never saw that you did painting need,
And therefore to your fair no painting set;
I found, or thought I found, you did exceed
The barren tender of a poet's debt:
And therefore have I slept in your report,
That you yourself, being extant, well might show
How far a modern quill doth come too short,
Speaking of worth, what worth in you doth grow.
This silence for my sin you did impute,
Which shall be most my glory being dumb;
For I impair not beauty being mute,
When others would give life, and bring a tomb.
There lives more life in one of your fair eyes
Than both your poets can in praise devise.