144 The 23 Psalme

Psalm 23


Als Goede Herder leidt Hij mij

En voedt Hij mij, o Heer.

Wat heb ik nodig? Eén zijn wij;

Wat wil ik dan nog meer?


Hij leidt mij naar het groene gras,

Waar Hij mij voedt, en waar

Ik rust vind, aan de waterplas,

Het beste vind ik daar.


En dwaal ik af, dan zoekt Hij mij,

En komen wij weer saam;

Versmolten tot één geest zijn wij,

Ter ere van Zijn naam.


Nee, langs de schaduw van het graf

Ben ik niet bang te gaan;

U bent bij mij, en met Uw staf

Wijst U de route aan.


U vraagt mij bij een maal te gast,

Waar tegenstanders zijn;

U zalft mijn hoofd, U vult mijn glas

Tot aan de rand met wijn.


Omdat Uw zoete liefde, Heer,

Mij altijd begeleidt,

Zing ik mijn lofzang tot Uw eer

Nu en in eeuwigheid.

The 23 Psalme


The God of love my shepherd is,

And he that doth me feed:

While he is mine, and I am his,

What can I want or need?


He leads me to the tender grasse,

Where I both feed and rest;

Then to the streams that gently passe:

In both I have the best.


Or if I stray, he doth convert

And bring my minde in frame:

And all this not for my desert,

But for his holy name.


Yea, in deaths shadie black abode

Well may I walk, not fear:

For thou art with me; and thy rod

To guide, thy staff to bear.


Nay, thou dost make me sit and dine,

Ev’n in my enemies sight:

My head with oyl, my cup with wine

Runnes over day and night.


Surely thy sweet and wondrous love

Shall measure all my dayes;

And as it never shall remove,

So neither shall my praise.