De wijndruiven
Vreugde, ik sloot je op: maar ‘n slecht man
Heeft je weer laten gaan;
Na zeven jaar ben ik opnieuw beland
Waar ik toen was: een gril, een waan
Heeft mijn verstand op slot gedaan;
Ik trok naar Kanaän; maar ik belandde
Weer bij de Rode Zee, de zee van schande.
Zoals het Joodse volk, door God geleid,
Ooit trok door de woestijn,
Zo is een Christen tot een tocht bereid;
Maar groot kan hun verhaal niet zijn.
De faam van één man is maar klein.
Gods werk is groot, en zal ons toekomst geven;
Zijn recht van vroeger doet ons kwaad vergeven.
Ook wij worden door vuur en mist beschermd;
De Bijbeldauw daalt neer;
Ook hier zijn slangen, sluiers, zand en tent;
Ach! Ons gemor hoor je niet meer.
Waar is de druiventros? Wie keert
Mijn erfdeel uit? Heer, als U toch iets biedt,
Laat het Uw vreugde zijn, naast het verdriet.
Maar mag, wie wijn krijgt, ook de druiven vragen?
Hun vrucht heb ik en meer.
Gezegend God, die Noach’s wijn deed slagen
Omdat hij druif gaf, telkens weer.
Maar Hij kijgt toch de meeste eer,
Die zure Wetten zoete wijn liet zijn,
En God voor mij veranderde in wijn.
The bunch of grapes
Joy, I did lock thee up: but some bad man
Hath let thee out again:
And now, me thinks, I am where I began
Sev’n yeares ago: one vogue1 and vein,
One aire of thoughts usurps my brain
I did towards Canaan draw; but now I am
Brought back to the Red sea, the sea of shame.
For as the Jews of old by Gods command
Travell’d, and saw no town;
So now each Christian hath his journeys spann’d:
Their storie pennes and sets us down.
A single deed is small renown.
Gods works are wide, and let in future times;
His ancient justice overflows our crimes.
Then have we too our guardian fires and clouds;
Our Scripture-dew drops fast:
We have our sands and serpents, tents and shrowds;
Alas! our murmurings come not last.
But where’s the cluster? where’s the taste
Of mine inheritance? Lord, if I must borrow,
Let me as well take up their joy, as sorrow.
But can he want the grape, who hath the wine?
I have their fruit and more.
Blessed be God, who prosper’d Noahs vine,
And made it bring forth grapes good store.
But much more him I must adore,
Who of the Laws sowre juice sweet wine did make,
Ev’n God himself being pressed for my sake.