De mantel van Jozef
Gewond zing ik mijn lied, gekweld bid ik
En val neer op mijn bed, voor rust en slaap;
Smart krijgt een andere toon; dat is de wil
Van Hem die alles maakt naar ‘t Hem behaagt.
Want hij weet goed, dat, als een beetje smart
Van heel mijn groot verdriet, niet in zou binden,
Dat het, en het vraagt hulp in van mijn hart,
Zou rennen om voor mij een baar te vinden,
Want beiden droegen aan mijn rampspoed bij.
Maar Hij bedierf de jacht, en nam mijn angst
Met Josefs’ mantel weg en heelde mij;
Want angst verdwijnt als je met Hem verlangt.
Ik leef en toon Zijn macht, want bracht Hij niet,
Mijn vreugd tot leed en nu mijn leed tot lied?
Josephs coat
Wounded I sing, tormented I indite,
Thrown down I fall into a bed, and rest:
Sorrow hath chang’d its note: such is his will,
Who changeth all things, as him pleaseth best.
For well he knows, if but one grief and smart
Among my many had his full career,
Sure it would carrie with it ev’n my heart,
And both would runne untill they found a biere
To fetch the bodie; both being due to grief.
But he hath spoil’d the race; and giv’n to anguish
One of Joyes coats, ticing it with relief
To linger in me, and together languish.
I live to shew his power, who once did bring
My joyes to weep, and now my griefs to sing.