De tuin in ochtendgloren
Bevroren, desolaat;
Minuten zijn gevangen,
Ze hangend in gouddraad;
Na alle praat
Zul je geen sorry horen.
De vrijheid draagt nu lansen,
Veel kansen zijn er niet;
De aarde dwingt, we horen
Koren van vogellied;
We hebben niet
Veel tijd, vriend, om te dansen.
Vluchten, daar is het weer naar
Negeer maar wat er klinkt:
De klok en daar doorheen ‘n
Sirene die nu zingt:
De aarde dwingt;
Egypte, niets is weerbaar.
Je zult geen sorry horen
Voor ‘n nieuw hart erbij;
Maar samen schuilen onder
De donder maakt me blij,
Blij ook dankzij
De tuin in ochtendgloren.
The sunlight on the garden
Hardens and grows cold,
We cannot cage the minute
Within its nets of gold;
When all is told
We cannot beg for pardon.
Our freedom as free lances
Advances towards its end;
The earth compels, upon it
Sonnets and birds descend;
And soon, my friend,
We shall have no time for dances.
The sky was good for flying
Defying the church bells
And every evil iron
Siren and what it tells:
The earth compels,
We are dying, Egypt, dying
And not expecting pardon,
Hardened in heart anew,
But glad to have sat under
Thunder and rain with you,
And grateful too
For sunlight on the garden.