047 Constancie
Standvastigheid
Wie is een eerlijk man?
Hij, die met kracht steeds naar het goede streeft
Die God, zijn naasten en zichzelf lief heeft,
En die ondanks gevlij of dwang,
Zonder gedraai, ieder het zijne te geeft.
Die eerlijk is, maar niet
Te zwak en los, zodat een woeste wind
Hem wegblaast, of een lichtflits hem verblindt,
Die rustig voorgaat, dan weer vliegt,
Zodat de rest soms achterligt, soms wint.
Die, op de proef gesteld,
Zijn lot aanvaardt. Heel kalm en onbewogen
Ziet hij de zaak en ‘t voorbeeld onder ogen,
Waarna de prijs wordt vastgesteld
Die hij betaalt, wat ze ook vragen mogen.
Die nooit gebruik maakt van
Een list op ’t werk of als hij minnen gaat;
Bedrog vindt hij het allerergste kwaad.
Die helder is en klaar; een man
Uit één stuk, in zijn kleding, woord en daad.
Die, als hij wordt verleid,
Niet smelt of dooit. Verdwijnt het zonnelicht,
Dan blijft zijn goedheid, ook bij weinig zicht;
Voor and'ren zegt de zon altijd
Wat goed is, maar de goedheid is zijn licht.
Die met het minne volk,
Vrouwen, gepassioneerden, om kan gaan
Maar die steeds voortgaat in zijn eigen baan.
Die vasthoudt aan zijn eigen rol,
Ondanks het kwaad door anderen begaan.
Die, hoe het ook vergaat,
Zich nooit de wil door iemand voor laat schrijven;
De vingers kromt, en vuurt, hij raakt de schijven;
Zeker en vast, hij kent geen kwaad
Nee, hij is goed en bidt om het te blijven.
Constancie
Who is the honest man?
He that doth still and strongly good pursue,
To God, his neighbour, and himself most true:
Whom neither force nor fawning can
Unpinne, or wrench from giving all their due.
Whose honestie is not
So loose or easie, that ruffling winde
Can blow away, or glittering look it blinde:
Who rides his sure and even trot,
While the world now rides by, now lags behinde.
Who, when great trials come,
Nor seeks, nor shunns them; but doth calmly stay,
Till he the thing and the example weigh:
All being brought into a summe,
What place or person calls for, he doth pay.
Whom none can work or wooe
To use in anything a trick or sleight;
For above all things he abhorres deceit:
His words and works and fashion too
All of a piece, and all are cleare and straight.
Who never melts or thaws
At close tentations: when the day is done,
His goodnesse sets not, but in dark can runne:
The sunne to others writeth laws,
And is their vertue; Vertue is his Sunne.
Who, when he is to treat
With sick folks,women, those whom passions sway,
Allows for that, and keeps his constant way:
Whom others faults do not defeat;
But though men fail him, yet his part doth play.
Whom nothing can procure,
When the wide world runnes bias, from his will
To writhe his limbes, and share, not mend the ill,
This is the Mark-man, safe and sure,
Who still is right, and prayes to be so still.