068 Unkindnesse
Onvriendelijkheid
Heer, laat me zacht zijn, dat ik niemand krenk;
Bij vrienden denk ik eerst: is het wel goed
Dat wat ik plan?
Leidt het voor hen tot een goed end?.
Zo zou ik voor een vriend zijn, niet voor U.
Schendt iemand ooit mijn vriend zijn goede naam,
Dan is mijn eer en liefde dat ‘k met spoed
Zijn eer en faam
Zal zuiveren van alle blaam.
Zo kon ik voor een vriend zijn, niet voor U.
Mijn vriend mag spugen op mijn tegelvloeren;
En wil hij goud? Ik zorg voor zijn tegoed;
Maar arme sloebers,
En U met hen, zal ik niet voeren
Zo kan ik voor een vriend zijn, niet voor U.
Wanneer mijn vriend een hoog ambt ambieert,
Laat ik mijn aanspraak varen als het moet;
Maar als U, Heer,
Mijn hart claimt, wordt U genegeerd.
Zo zou ik voor een vriend zijn, niet voor U.
Maar kan een vriend mij bieden wat U bood?
O schrijf in brons: Mijn God, die voor mijn goed,
Zijn bloed vergoot
En aan het kruis ooit werd gedood.
Zo ben ik voor een vijand, niet voor U.
Unkindnesse
Lord, make me coy and tender to offend:
In friendship, first I think, if that agree,
Which I intend,
Unto my friends intent and end.
I would not use a friend, as I use Thee.
If any touch my friend, or his good name,
It is my honour and my love to free
His blasted fame
From the least spot or thought of blame.
I could not use a friend, as I use Thee.
My friend may spit upon my curious1 floor:
Would he have gold? I lend it instantly;
But let the poore,
And thou within them, starve at doore.
I cannot use a friend, as I use Thee.
When that my friend pretendeth to a place,2
I quit my interest, and leave it free:
But when they grace
Sues for my heart, I thee displace,
Nor would I use a friend, as I use Thee.
Yet can a friend what thou hast done fulfill?
O write in brasse, My God upon a tree
His bloud did spill
Onely to purchase my good-will.
Yet use I not my foes, as I use Thee.