024 Love I en II

Liefde I


Eeuwige Liefde, schepper van het Al,

Ontstaan uit schoonheid, die voor altijd leeft;

Uw naam raakt al haar glorie kwijt en valt

Weg in het stof, dat U geschapen heeft,

Terwijl de aardse liefde wordt geëerd!

Die samen met het denken, hart en brein

(Door U ooit zo vakkundig gecreëerd)

De scepter zwaait en niet uw vriend wil zijn.

De geest maakt pracht, pracht levert geestigheid,

De wereld is van hen, het is hun spel,

En U kijkt toe; en worden wij bevrijd,

Door uw eervolle naam, diep uit de hel,

Wie looft U dan? Met handschoenen slechts blijven

Wij warm, zodat we over liefde schrijven.


Liefde II


O Eeuwig vuur, laat uw grotere vlam

De kleine tot U nemen, tem eerst dat,

Wat onze wereld straks verbranden zal,

Ontsteek ware verlangens in ons hart,

Die onze lust verteert, ons naar U keert.

Dan klopt ons hart voor U en legt ons brein

Zijn mooiste vondsten op uw altaar neer,

Dan wordt uw vuur teruggestuurd in rijm.

Dan zien wij U, waar eerst een stofwolk hing,

Veroorzaakt door ons brein, verblind als wij;

Het zicht op wat aan goeds verloren ging,

Door tomeloze lust, is dan weer vrij:

Wij knielen en ons brein staat op en eert

U, die ons oog herstelt en kijken leert.

Love I


Imortall Love, authour of this great frame,

Sprung from that beautie which can never fade;

How hath man parcel’d out thy glorious name,

And thrown it on that dust which thou hast make,

While mortall love doth all the title gain!

Which siding with invention, they together

Bear all the sway, possessing heart and brain,

(Thy workmanship) and give thee share in neither.

Wit fancies beautie, beautie raiseth wit:

The world is theirs; they two play out the game,

Thou standing by: and though thy glorious name

Wrought our deliverance from th’ infernall pit,

Who sings thy praise? onely a skarf or glove

Doth warm our hands, and make them write of love.


Love II


Immortall Heat, O let thy greater flame

Attract the lesser to it: Let those fires,

Which shall consume the world, first make it tame;

And kindle in our hearts such true desires,

As may consume our lusts, and make thee way.

Then shall our hearts pant thee; then shall our brain

All her invention on thine Altar lay,

And there in hymnes send back thy fire again:

Our eies shall see thee, which before saw dust;

Dust blown by wit, till that they both were blinde:

Thou shalt recover all thy goods in kinde,

Who wert disseized by usurping lust:

All knees shall bow to thee; all wits shall rise,

And praise him who did make and mend our eies