111 Church-rents and Schismes

Afscheidingen en schisma’s binnen de Kerk


O, fiere Roos (ach!), waar ben jij? Want daar

Waar jij ooit triomfeerde, zit nu hij,

Een worm, met vele poten en veel haar;

Zo dwaas als hij, zo goddelijk was jij.

Dit, dit deed hij, hij sneed de wortels af,

De basis van de bladeren; wanneer

De wind dat merkt, blaast hij met volle kracht,

Om ruw en goddeloos hun schone eer

Te vellen. Slechts de flarden van jou schoon,

De laatste restjes, zie ik op de troon.


Wat bloost mijn Moeder toch? Is zij de Roos?

Toont ze haar rood? Natuurlijk, Christus’ bloed

Gaf jou die kleur; en toen de vijand ooit

Jou bloeden liet, deed jou dat bloeden goed;

Het liet je jonger lijken dan daarvoor.

Maar toen de ruzie toenam, en de nijd,

Van binnen uit ging vreten als een worm,

Werd jouw kleur vaag en deed noodlottigheid

Jouw rood verbleken, en zo raakte al


Jouw schoonheid en gezondheid in verval.

Toen vielen vele delen van je stam;

Jouw buren kwamen als de noorderbries,

En wierpen alles in het stof waarlangs

De heidenen verschenen. Moederlief,

Waar zijn voldoende ogen om te tranen,

Zoveel als sterren? Want het is nu nacht,

Nu liggen Azië, Europa al te slapen,

En zelfs heel Afrika; o ik lik zacht

Mijn beide arme ogen alle dauw

Op van de nacht, en stort het uit voor jou!

Church-rents and schismes.


Brave rose, (alas!) where art thou? in the chair

Where thou didst lately so triumph and shine,

A worm doth sit, whose many feet and hair

Are the more foul, the more thou wert divine.

This, this hath done it, this did bite the root

And bottome of the leaves: which when the winde

Did once perceive, it blew them under foot,

Where rude unhallow’d steps do crush and grinde

Their beauteous glories. Onely shreds of thee,

And those all bitten, in thy chair I see.


Why doth my Mother blush? is she the rose,

And shows it so? Indeed Christs precious bloud

Gave you a colour once; which when your foes

Thought to let out, the bleeding did you good,

And made you look much fresher then before.

But when debates and fretting jealousies

Did worm and work within you more and more,

Your colour faded, and calamities

Turned your ruddie into pale and bleak:

Your health and beautie both began to break.


Then did your sev’rall parts unloose and start:

Which when your neighbours saw, like a north-winde,

They rushed in, and cast them in the dirt

Where Pagans tread. O Mother deare and kinde,

Where shall I get me eyes enough to weep,

As many eyes as starres? since it is night,

And much of Asia and Europe fast asleep,

And ev’n all Africk; would at least I might

With these two poore ones lick up all the dew,

Which falls by night, and poure it out for you!