157 A Wreath
Een Krans.
Een krans gevlochten van verdiende eer,
Van welverdiende eer, die ik U geef;
Die ik U geef, U die mijn weg kent, Heer
Mijn kromme kronkelweg, waarlangs ik leef,
Waarlangs ik sterf, niet leef: recht leef ik toch,
Recht als een lijn, die lijnrecht naar U gaat,
Naar U, die hoger staat boven bedrog
Dan dat bedrog boven de eenvoud staat
Geef mij de eenvoud maar, opdat ik leef,
Zo leef dat ik Uw weg kan vinden, Heer,
Zal vinden en zal gaan, want, Heer, ik geef
Voor deze arme krans, een kroon van eer.
A Wreath
A wreathed garland of deserved praise,
Of praise deserved, unto thee I give,
I give to thee, who knowest all my wayes,
My crooked winding wayes, wherein I live,
Wherein I die, not live : for life is straight,
Straight as a line, and ever tends to thee,
To thee, who art more farre above deceit,
Then deceit seems above simplicitie.
Give me simplicitie, that I may live,
So live and like, that I may know thy wayes,
Know them and practise them : then shall I give
For this poore wreath, give thee a crown of praise.
Bijschrift:
In dit gedicht vlecht Herbert een krans van woorden. De laatste woorden van elke regel komen, met een subtiele verandering, weer terug in het begin van de volgende zin. En na de twaalf versregels is de dichter opgeklommen van de krans naar de kroon van eer.