151

Sonnet 151

Jong is de liefde, speels en onverstandig,

Al komt er door de liefde veel tot stand;

Maak mij door je verleiding niet losbandig,

Want al mijn zondigheid ligt in jouw hand.

Verleid je mij, dan wordt mijn jonge eer

Verleid en aangezet tot hoogverraad;

Mijn hoofd zegt dan: `Vooruit, nu als een speer

Haar liefde winnen!' en jawel, hij staat

Nu rechtop voor je en hij wijst je aan,

Jij bent zijn hoofdprijs en hij triomfeert,

En stijf van trots om in jouw dienst te staan

Valt hij straks zalig aan jouw zijde neer.

Wat, onverstandigheid? Niets van dat al!

Lief is mijn lief, voor wie ik sta of val.

Sonnet 151

Love is too young to know what conscience is,

Yet who knows not conscience is born of love?

Then, gentle cheater, urge not my amiss,

Lest guilty of my faults thy sweet self prove.

For thou betraying me, I do betray

My nobler part to my gross body's treason,

My soul doth tell my body that he may,

Triumph in love, flesh stays no farther reason,

But rising at thy name doth point out thee,

As his triumphant prize, proud of this pride,

He is contented thy poor drudge to be,

To stand in thy affairs, fall by thy side.

No want of conscience hold it that I call

Her love, for whose dear love I rise and fall.