064

Sonnet 64

Wanneer ik zie hoe wreed de Tijd de praal

Van het verleden grondig ruïneerde;

Hoe torenspitsen werden neergehaald

En blinde haat het eeuwig brons onteerde;

En hoe de hongerige oceaan

Diep in het rijk der aarde wist te dringen;

En hoe het land de zee wist te verslaan:

Want winst leidt tot verlies, verlies doet winnen;

Wanneer ik zie hoe snel het tij kan keren,

Hoe alle glorie eindigt in verval;

Dan weet ik: deze puinhoop doet mij leren

Dat eens de Tijd mijn liefste halen zal.

Het is de dood die mij geen keuze laat;

Ik ween uit vrees om wat verloren gaat.

Sonnet 64

When I have seen by Time's fell hand defaced

The rich proud cost of outworn buried age;

When sometime lofty towers I see down-razed,

And brass eternal slave to mortal rage;

When I have seen the hungry ocean gain

Advantage on the kingdom of the shore,

And the firm soil win of the watery main,

Increasing store with loss, and loss with store;

When I have seen such interchange of state,

Or state itself confounded to decay;

Ruin hath taught me thus to ruminate

That Time will come and take my love away.

This thought is as a death which cannot choose

But weep to have that which it fears to lose.