118

Sonnet 118

Zoals wij scherpe kruiden in ons maal

Gebruiken om de eetlust te vergroten

Of ter voorkoming van een vreemde kwaal

Met ziektekiemen worden ingespoten;

Zo deed ik, nooit verzadigd van je zoet,

De bitterste gerechten op de borden;

En van gezondheid ziek, leek het mij goed

Om vóór het nodig was al ziek te worden.

Om niet-bestaande kwalen vóór te zijn,

Verviel de liefde tot een fout als deze:

Zij maakte uit het kwaad een medicijn,

Om daarmee wat gezond was te genezen.

Zo leerde ik de waarheid van het leven:

Wie aan jou lijdt, die wordt ermee vergeven.

Sonnet 118

Like as, to make our appetites more keen,

With eager compounds we our palate urge;

As, to prevent our maladies unseen,

We sicken to shun sickness when we purge;

Even so, being full of your ne'er-cloying sweetness,

To bitter sauces did I frame my feeding;

And, sick of welfare, found a kind of meetness

To be diseased, ere that there was true needing.

Thus policy in love, to anticipate

The ills that were not, grew to faults assured,

And brought to medicine a healthful state

Which, rank of goodness, would by ill be cured;

But thence I learn and find the lesson true,

Drugs poison him that so fell sick of you.