046

Sonnet 46

Mijn oog en hart zijn stevig in gevecht

Om wie jouw beeld bezit, en dus bestrijdt

Mijn oog mijn hart, en andersom ontzegt

Mijn hart mijn oog weer die rechtmatigheid.

Mijn hart zegt dat jij veilig in hem bent,

Als in een kluis, door ogen nooit doorboord.

Maar dat is wat de ander weer ontkent:

Jouw beeld is iets wat hem juist toebehoort.

Ten slotte spreken mijn gedachten recht,

Gedachten met het hart het meest begaan.

Zij hebben in hun vonnis vastgelegd

Welk deel van jou aan wie wordt toegestaan:

Mijn oog ontvangt jouw uiterlijke schijn,

Terwijl jouw liefde voor mijn hart zal zijn.

Sonnet 46

Mine eye and heart are at a mortal war,

How to divide the conquest of thy sight;

Mine eye my heart thy picture's sight would bar,

My heart mine eye the freedom of that right.

My heart doth plead that thou in him dost lie,

A closet never pierced with crystal eyes,

But the defendant doth that plea deny,

And says in him thy fair appearance lies.

To 'cide this title is impannelled

A quest of thoughts, all tenants to the heart;

And by their verdict is determined

The clear eye's moiety, and the dear heart's part:

As thus: mine eye's due is thine outward part,

And my heart's right, thine inward love of heart.