Vanwege zijn wijdverbreide voorkomen was A. vulgaris bekend in het oude Egypte, Griekenland en Rome. Volgens een oud geloof is de naam afgeleid van de naam van de Griekse godin Artemis, die de beschermheilige is van zwangere vrouwen en pas bevallen moeders. Vanwege de gunstige effecten op menstruatie- en zwangerschapsgerelateerde kwalen, was A. vulgaris van groot belang in de religieuze rituelen gewijd aan de godinnen Isis, Artemis en Diana. De genezende eigenschappen van deze soort werden al in de 1e eeuw na Christus beschreven in medische werken door Dioscorides in " Materia medica " [ 81 ], door Plinius de Oudere in " Naturalis Historia " [ 82 ], en door Galenus in " De simplicium medicamentorum facultatibus " [ 83 ].Bovendien werd aan de bijvoetplant een verwarmende en drogende werking toegeschreven, en daarom werd het ook aanbevolen voor de behandeling van urologische ziekten, zoals dysurie of nefrolithiasis.
In de middeleeuwse geneeskunde werd A. vulgaris , ook wel " mater herbarum " (de moeder der kruiden) genoemd, uitwendig gebruikt voor de behandeling van wonden, tegen jicht en om beenvermoeidheid te verlichten, evenals in een poging om koorts te behandelen [ 84 ]. Daarnaast werd de plant populair als middel tegen gastro-intestinale kwalen "als gevolg van verkoudheid" [ 85 ], waaronder maagpijn, diarree en darmkoliek. Men geloofde dat het effectief was tegen geelzucht wanneer het met wijn werd geserveerd en tegen struma wanneer het als een kompres werd aangebracht [ 86 ].
Tijdens de Renaissance bloeide de holistische geneeskunde in Europa op, dankzij onder meer de uitvinding van de boekdrukkunst door J. Gutenberg, en duurde tot de 18e eeuw. In die tijd werd het therapeutische spectrum van A. vulgaris , naast vrouwenziekten, uitgebreid met milt- en leverziekten. Er verschenen aanvullende aanbevelingen “bij een vergrote en opgezette milt” [ 87 ], “tegen een verstopte lever” [ 88 ] en “bij een koude onderbuik” [ 89 ]. Tijdens de ontwikkeling van de moderne geneeskunde in de 19e eeuw werden epilepsie en neurose opgenomen onder de indicaties voor behandeling met bijvoet [ 90 ]. In de 20e eeuw leidden de wetenschappelijke en laboratoriumanalyses van de samenstelling van A. vulgaris tot de verklaring dat het kruid vanwege zijn hoge allergische potentieel niet geschikt is voor medicinaal gebruik en alleen in culinaire toepassingen kan worden gebruikt, en dat zijn plaats in het huishouden de keuken is, niet het medicijnkastje [ 63 ].
Toepassingen in de traditionele geneeskunde wereldwijd
In de Aziatische geneeskunde wordt A. vulgaris vaak gebruikt om gastro-intestinaal ongemak te verlichten en gynaecologische ziekten te behandelen [ 5 , 6 ].
In China wordt A. vulgaris traditioneel gebruikt voor de behandeling van cholera en lepra. Andere indicaties zijn onder meer bloedingen, zoals de aanwezigheid van bloed in sputum, ontlasting en braaksel, en neusbloedingen [ 18 ]. De etherische olie van deze soort wordt gebruikt als een populair kruidengeneesmiddel genaamd "Ai Hao", en wordt voorgeschreven voor de behandeling van maagzweren en diarree [ 7 ].
De Traditionele Chinese Geneeskunde (TCM) beveelt ook thermopunctuur aan, bestaande uit het verbranden van "moxa" - gedroogde en gepoederde bladeren van A. vulgaris - direct op of dichtbij de huid, of het inhaleren van de resulterende rook, wat de migratie van "chi"-energie mogelijk maakt [ 91 ]. Indicaties voor deze behandeling omvatten tumoren, hoewel de effectiviteit ervan tot nu toe niet is bevestigd [ 92 ]. In 2009 onderzocht Referentie [ 93 ] de schadelijkheid van verbindingen die worden gevormd tijdens de verbranding van deze plantensoorten. De auteurs testten de rook die door moxa werd uitgestoten op de aanwezigheid van verbindingen die vaak in sigaretten worden aangetroffen, zoals teer, nicotine, koolmonoxide, polycyclische aromatische koolwaterstoffen, ammoniak, waterstofcyanide, polyaromatische aminen, vluchtige organische stoffen, semi-vluchtige verbindingen, fenolen en carbonylen (bijv. formaldehyde en aceton), die allemaal worden geassocieerd met het hoogste risico op kanker. Hun resultaten toonden aan dat zelfs bij concentraties die een orde van grootte hoger lagen dan die bereikt met het inhaleren van normale rook, slechts enkele van de analyses de toegestane normen overschreden. Deze omvatten aromatische aminen zoals 1-aminonaftaleen, 2-aminonaftaleen, 3-aminobifenyl en 4-aminobifenyl. Daarom concludeerden de auteurs dat het branden van moxa geen gezondheidsrisico zou moeten vormen. In TCM wordt A. vulgaris het vaakst gebruikt bij thermopunctuur in de vorm van wattenstaafjes geïmpregneerd met het plantenextract, of als sigaretten gevuld met gedroogde bladeren en gebruikt om de huid te cauteriseren.
De soort wordt ook beschouwd als een vervanger voor cannabis. Bij het roken vertoont het milde bedwelmende eigenschappen en sterke ontspannende eigenschappen [ 18 ]. In de traditionele hindoeïstische geneeskunde (Unani) worden veel preparaten op basis van A. vulgaris gebruikt. Zo is "Arq-e-Afsanteen" een preparaat dat wordt aanbevolen bij leverontsteking en -obstructie. "Dava-ul-Luk" wordt gebruikt voor de behandeling van een vergrote lever of milt en nierstenen. Het medicijn "Qurs-e-Gul" is geïndiceerd bij chronische koorts als levertonicum, terwijl afkooksels van de plant worden ingenomen tijdens dysmenorroe [ 94 ]. Daarnaast worden vloeibaar extract of gedroogde groenten in een enkele dosis van 0,5–2 g gebruikt in de Ayurvedische geneeskunde [ 3 ].
De soort is ook goed bekend in de traditionele geneeskunde van Zuid-Amerika en wordt vaak gebruikt tegen koorts, malaria en maagklachten [ 95 , 96 , 97 ].
In de Europese volksgeneeskunde stimuleert het kruid A. vulgaris na orale toediening de afscheiding van maagsap. Daarom wordt het gebruikt tegen gastro-intestinale catarre, onvoldoende productie van gal en spijsverteringssappen, winderigheid en slechte eetlust. De plant wordt ook gebruikt als een relaxans voor het maag-darmkanaal en de galwegen en voor het verlichten van koliek [ 3 ], terwijl het waargenomen laxerende effect wordt gebruikt bij de behandeling van obesitas. Het wordt ook gebruikt als infusies voor uitwendig gebruik voor het verlichten van reumatische en beenpijn, evenals voor het bereiden van zitbaden voor aambeien. Andere traditionele toepassingen van A. vulgaris omvatten de behandeling van aandoeningen van het zenuwstelsel zoals slapeloosheid [ 31 ], epilepsie, depressie en overmatige blootstelling aan stress [ 69 ]. Verder wordt het aanbevolen voor het verlichten van hypertensie en het opwekken van weeën of een miskraam [ 98 ].
Toepassingen in moderne fytotherapie en positie in de officiële Europese geneeskunde
Momenteel wordt A. vulgaris niet vaak als medicijn gebruikt. Vanwege het aroma en de bittere smaak wordt het kruid echter gebruikt om de afscheiding van spijsverteringssappen te stimuleren bij de behandeling van eetlustverlies, achlorhydrie, gastritis en winderigheid [ 3 , 31 ]. De wortels van A. vulgaris zijn niet rijk aan bittere componenten en veroorzaken daarom geen maagzuursecretie.
De etherische olie van A. vulgaris wordt gebruikt in insectenwerende middelen en ontsmettingsmiddelen. Bovendien vertoont het antibacteriële en schimmelwerende eigenschappen [ 3 , 7 , 18 ].
In 1988 werd door de Duitse Commissie een monografie over de grondstof A. vulgaris herba opgesteld. In dit document werden alleen de bovengenoemde traditionele toepassingen van het kruid opgesomd en werd benadrukt dat de effectiviteit van preparaten op basis van A. vulgaris niet was bevestigd en dat ze daarom niet worden aanbevolen voor therapeutische doeleinden [ 51 ].
In een van de laatste edities van de Europese Farmacopee [ 52 ] en de Franse Farmacopee [ 53 ] wordt A. vulgaris vermeld als een homeopathische grondstof. De toepassing ervan omvat de behandeling van onregelmatige menstruatiecycli en menopauze symptomen [ 7 ], en zenuwaandoeningen zoals slaapwandelen, toevallen, epilepsie en angst [ 99 ]. De homeopathische medicijnen worden bereid met behulp van een tinctuur van verse wortels, die voor 65% uit ethanol bestaat. De tinctuur moet minimaal 0,01% ( w / w ) derivaten van hydroxykaneelzuur bevatten, gekwantificeerd als de equivalenten van chlorogeenzuur [ 100 ].
In de allopathie wordt bijvoet voornamelijk gebruikt in de vorm van infusies. Deze worden bereid door kokend water over een theelepel (ongeveer 1,2 g) gedroogd kruid te gieten en het mengsel ongeveer 5 minuten afgedekt te laten trekken. Een andere vorm van bijvoetmedicatie die in de allopathie wordt gebruikt, zijn tincturen, die in heel Europa worden verkocht [ 3 ].
Mugwort is a perennial shrub that grows to 5 feet with small, reddish-brown or yellow flowers.1 It originated in the temperate regions of the northern hemisphere, and can be found today throughout Europe, Asia, North America, and England.2,3 Primarily, the leaves and the roots of mugwort are harvested.4
Mugwort has been used in traditional medicine as a food additive, a tonic, a tea, and a bath steep.1-3 The volatile oils have been used in aromatherapy for their pleasantly aromatic smell.1
Mugwort is said to have derived its name from its traditional use as a flavoring agent for beer before the regular use of hops.3 However, many believe that the name is not representative of the beverage but rather moughte which means moth or maggot, since this herb was used traditionally to repel moths. Another name for this herb is St. John’s plant (not to be confused with St. John’s wort) because it was believed that John the Baptist wore a mugwort wreath in the wilderness. Building upon this idea, many beliefs arose suggesting that travelers should wear mugwort to ward off wild beasts and evil spirits as well as to protect them from fatigue, sunstroke, and disease.3
In India, mugwort was traditionally used for the treatment of fever, as well as to stimulate and regulate menstruation.1 Other traditional uses for mugwort included treating diarrhea, constipation, cramps, and worm infestations.5 Tonics made from mugwort root were also thought to be beneficial in the treatment of various complaints including anxiety, irritability, and restlessness.5 Currently, mugwort is occasionally used in Germany for the treatment of intestinal gas, stimulation of digestion, and bloated distension of the stomach.1
Externally, mugwort essential oil has been employed as an insect repellant.1 An ancient but still used Chinese acupuncture technique involves rolling the crushed mugwort leaves into sticks, called moxa, which are ignited and applied either directly or indirectly as a heat source to improve circulation at specific acupuncture points.6
Future Outlook
Artemisia vulgaris is considered a noxious weed in many areas because it is extremely invasive and aggressive and is believed to inhibit the growth of nearby plants.7 Once established, it is difficult to eradicate and is, therefore, a concern in farming areas where it occurs. In Canada, mugwort is being studied for its potential as a commercially grown hydroponic crop.8
References
1 Wichtl M, Brinckmann J. Herbal Drugs and Phytopharmaceuticals. 3rd ed. Stuttgart: Medpharm GmbH Scientific Publishers; 2004.
2 Chevallier A. The Encyclopedia of Medicinal Plants. London: Dorling Kindersley Ltd.; 1996.
3 Grieve M. A Modern Herbal. Vol. 2. New York: Dover Publications Inc.; 1971.
4 Bown D. New Encyclopedia of Herbs and Their Uses. New York: DK Publishing Inc. 2001.
5 Blumenthal M, Busse WR, Goldberg A, Gruenwald J, Hall T, Riggins CW, Rister RS, eds. Klein S, Rister RS, trans. The Complete German Commission E Monographs¾Therapeutic Guide to Herbal Medicines. Austin, TX: American Botanical Council; Boston: Integrative Medicine Communication; 1998.
6 Cardini F, Weixin H. Moxibustion for correction of breech presentation: a randomized controlled trial.JAMA. 1998;280(18):1580-1584.
7 Wormwood, Mugworts. Available at: http://www.ienica.net/crops/artemisia.htm. Accessed April 14, 2005.
8 Dorais M, Papadopoulos AP, Luo X, Leonhart S, Gosselin A, Pedneault K, et al. Soilless production of greenhouse plants in north eastern Canada. ISHS Acta Horticulturae 554: World Congress on Soilless Culture: Agriculture in the Coming Millennium. Available at:http://www.actahort.org/books/554/554_32.htm. Accessed April 14, 2005.
http://www.sagen.at/doku/zauberpflanzen/a.html
Artemisia vulgaris. Beifuss. Wer Beifuss im Hause hat, dem kann der Teufel nichts anhaben. Am Johannistage sind unter der Wurzel Kohlen zu finden, die zu Gold werden, so Einer Glück hat. Aus Beifuss wird der Johannisgürtel geflochten, den Leidende in's Johannisfeuer werfen, um ihre Gebreste zu verlieren. In Galizien und Mähren am 24. Juni geweiht und dann als Johannisgürtel um den Leib getragen, damit Kreuzweh, Verhexung u. s. w. gebannt bleiben. Schützt vor dem Müdewerden; das weiss schon Plinius 11): "Artemisiam adligatam qui habet viator, negatur lassitudinem sentire." Schon die deutschen Väter der Botanik wetterten gegen den Aberglauben, der mit Beifuss getrieben wurde. Beispielsweise Brunfels: "Also haben die alten Heyden gegauckelt, so haben wir wie die Affen nachgefolgt, und ist uff den heutigen tag solcher und dergleichen superstitionen weder mass noch end." Konrad von Megenberg wendet sich besonders gegen die Meinung, dass Beifuss nicht ermüden lasse: "ez sprechent die maister, wer peipoz an diu pain pind, ez benem den wegraisern ir müed. daz versouch, wan ich gelaub sein niht, ez wär dann bezaubert." Was die unter der Wurzel gesuchten "Narrenkohlen" oder "Thorellensteine" anlangt, so sind sie nichts anderes als abgefaulte, theilweise schon humisirte Wurzelstücke. Daher die Sagen vom Golde der Schatzgräber, das sich Morgens in schwarze Kohlen verwandelte.
K. Reiterer theilt in der Grazer "Tagespost" vom 13. Mai 1897 aus einem alten Buche mit: "Nimm den Stengel vom Beifuss, wenn dieser blüht, und schneide den Zweig möglichst nahe am Boden ab. Am dritten Tage hefte ihn mit einem Stückchen Stahldraht an den First des Hauses, so dass die Spitzen der Pflanze nach abwärts stehen; kein Blitzstrahl wird jemals auf dieses niederfahren, keine Seuche ins Haus einkehren".
11) 1. c. XXVI. 98. Nr. 119/98.
Nom accepté : Artemisia vulgaris
ARMOISE. Artemisia vulgaris. L.
Artemisia vulgaris, major. Bauh., Tourn. — Artemisia latifolia. Fuchs. Herba regia. Brunf.
Armoise vulgaire, — armoise commune, — herbe de la Saint-Jean, — couronne de Saint-Jean, ceinture de la Saint-Jean, — herbe de feu.
Synanthérées, tribu des Corymbifères. — Syngénésie Polyg. Superf.
Cette plante vivace (Pl. V), herbacée, est très-commune dans tous les lieux incultes. On la rencontre partout, le long des chemins, sur les bords des champs, dans les lieux secs, arides, sur les masures.
Description. — Racine à peu près de la grosseur du doigt, longue, ligneuse, fibreuse, rampante. — Tiges de 1 mètre et plus, droites, fermes, cylindriques, cannelées, rameuses supérieurement, d'un vert blanchâtre, quelquefois rougeâtre, légèrement pubescentes. — Feuilles d'un vert sombre en dessus, blanches et cotonneuses en dessous, alternes, pinnatifides, à folioles lancéolées en haut de la tige, les florales linéaires, pointues. — Fleurs en capitules ovoïdes disposées en épis axillaires, formant une panicule terminale longue et étroite (juillet-septembre) ; chaque capitule se composant d'un involucre oblong à folioles ovales et lomenteuses, imbriquées, et de petits fleurons pâles ou rougeâtres, tubuleux, ceux du centre hermaphrodites, à cinq dents au limbe, ceux de la circonférence presque filiformes ; réceptacle nu. Le reste offrant les caractères de l'absinthe. Les fruits sont des akènes cylindriques, obovales, lisses, terminés par un disque très-étroit.
Parties usitées. — La racine, les feuilles et les sommités.
[Culture.— L'armoise est très-abondante à l'état sauvage, quoiqu'elle vienne partout ; elle préfère cependant les terres légères et les expositions découvertes ; on la multiplie par semis et par division des pieds que l'on pratique au commencement du printemps.]
Récolte. — Elle se fait au mois de juin ou au commencement de juillet, suivant 1 époque de la floraison. Après l'avoir mondée, on en fait des guirlandes et on la porte au séchoir. Les racines exigent des soins pour prévenir la moisissure. La plante récoltée dans les jardins et dans les terrains gras et humides est beaucoup moins active que celle qui se trouve dans les lieux secs, arides, sur les masures.
Propriétés physiques et chimiques. — L'odeur de l'armoise est aromatique; la saveur des feuilles et des tiges est un peu amère; celle de la racine est douce. L'infusion aqueuse de l'herbe récente est rougeâtre; elle noircit par l'addition du sulfate de fer. Sou suc rougit le papier bleu. Cette plante contient, d'après Braconnot, une matière azotée, amère, et de l'huile volatile. L'eau et l'alcool dissolvent ses principes actifs.
Substances incompatibles. — Les sulfates de fer et de zinc.
PRÉPARATIONS PHARMACEUTIQUES ET DOSES.
A L'INTÉRIEUR. — Infusion, de 10 à 30 gr. par kilogramme d'eau bouillante.
Infusion vineuse, même dose dans le vin blanc.
[82]
Eau distillée, de 50 à 100 gr. comme véhicule de potion
Huile essentielle, en potion.
Sirop simple ou sirop composé, 30 à 60 gr. en potion.
Extrait, 2 à 4 gr. en bols, pilules, potion.
Poudre (herbe sèche), 2 à 8 gr. en substance, bols, pilules, potion.
Poudre (racine), 2 à 4 gr. dans de la bière chaude (épilepsie). (Bresler.)
Suc exprimé, 15 à 80 gr.
A L'EXTÉRIEUR. — 60 à 100 gr. par kilogramme d'eau bouillante, pour fumigations, lavements, etc.
L'armoise entre dans la composition de l'eau hystérique ; son suc dans celle des trochisques de myrrhe.
L'armoise est tonique, stimulante, antispasmodique, emménagogue. On l'a employée dans l'hystérie, la chlorose, l'aménorrhée, la chorée, les vomissements spasmodiques, les convulsions des enfants, les névralgies, l'épilepsie, etc.
Les propriétés emménagogues de cette plante ont été préconisées par les médecins de l'antiquité et constatées depuis par tous les praticiens. Hippocrate (1) la regarde comme un remède propre à expulser l'arrière-faix. Dioscoride la prescrit pour provoquer les règles et accélérer l'accouchement. Zacatus Lusitanus a rétabli, au moyen de l'infusion d'armoise, un flux menstruel arrêté depuis dix ans. Demésa (2) a obtenu dans un cas semblable un égal succès.
La décoction d'armoise, dont on dirige la vapeur sur la vulve, est mise en usage pour rappeler les règles et favoriser l'écoulement des lochies. On lui associe quelquefois, dans ce mode d'application, l'absinthe, la matricaire, le souci, le cerfeuil. On administre aussi l'armoise en lavement pour remplir la même indication. J'ai vu des femmes de la campagne appliquer des cataplasmes de feuilles et sommités de cette plante sur le bas-ventre des nouvelles accouchées pour favoriser l'expulsion des caillots sanguins et de l'arrière-faix.
Fernel conseille comme emménagogue un pessaire composé de suc d'armoise et de myrrhe. Nous négligeons trop les pessaires médicamenteux; les anciens les employaient fréquemment et avec avantage.
J'ai employé le suc d'armoise avec succès dans l'aménorrhée ; j'en fais prendre 30 à 80 gram. à jeun pendant les dix jours qui précèdent le molimen utérin ou l'époque habituelle des règles. — Lorsque les malades répugnent à prendre le suc, je leur donne une forte décoction des sommités, tiède, le matin, pendant le même espace de temps. Je pourrais citer un grand nombre d'observations qui constatent l'effet emménagogue de l'armoise ainsi administrée : les limites qui me sont tracées par la nature de mon travail ne me permettent, le plus souvent, qu'une simple mention. — Lorsqu'il y a chlorose, je joins au suc d'armoise la teinture de Mars tartarisée, et je fais prendre ce mélange dans un verre de vin blanc. Ce moyen m'a surtout réussi lorsque la chlorose était accompagnée d'un état d'inertie de la matrice, ce qui a le plus ordinairement lieu. Il serait nuisible si cet organe, comme cela se rencontre quelquefois, était surexcité.
Lorsque par atonie les lochies languissent, je fais prendre l'infusion chaude d'armoise, surtout chez les femmes qui n'allaitent pas. J'ai remarqué que l'écoulement muqueux utérin est plus abondant par l'effet de l'armoise, et que cette dérivation contribue à la diminution de l'afflux du lait dans les mamelles. Une longue pratique comme médecin-accoucheur m'a mis à même de vérifier ce fait un grand nombre de fois. Il est d'ailleurs expliqué par les relations sympathiques qui existent entre deux appareils d'organes qui concourent au même but. C'est par un effet inverse, et en vertu de ces mêmes relations, que les ventouses appliquées aux mamelles font cesser
__________________
(1) De morb. mul.
(2) Mémoires de la Société de médecine de Copenhague.
[83]
une hémorrhagie utérine, et que les lochies se suppriment momentanément pendant la fièvre de lait.
J'ai rappelé une leucorrhée habituelle et dont la suppression avait donné lieu à une toux inquiétante, en faisant prendre à la malade, pendant dix jours, 60 gram. de suc exprimé d'armoise.
Ces faits, ajoutés à tant d'autres, ne permettent point de révoquer en doute l'action spéciale de l'armoise sur l'utérus.
Home a obtenu des résultats avantageux de l'emploi de l'armoise contre l'hystérie ; il donnait des feuilles en poudre à la dose de 4 gram. répétée quatre fois par jour.
Biermann (1) administre contre les convulsions, pendant la première dentition, 2 centigr. et demi de poudre de racine d'armoise mêlée à 25 centigr. de sucre pulvérisé. Cette dose est donnée d'heure en heure. On l'augmente graduellement jusqu'à 10 centigrammes.
L'armoise a été mise en usage dans la chorée, les névralgies, les vomissements nerveux chroniques. A une certaine dose, le suc d'armoise peut lui-même provoquer le vomissement. Je l'ai vu produire cet effet à la dose de 60 gram. chez une femme délicate et nerveuse. Lorsqu'on veut le donner comme altérant, il est bon de commencer par une moindre dose, et de n'augmenter que graduellement.
Matthiole, Tragus, Fernel, Simon Pauli, Joel, Schroeder, Ettmuller, etc. ont recommandé la racine d'armoise comme un remède antiépileptique très- efficace.
Nous trouvons dans Joel :
« Experientia comprobatum est, pridie D. Johannis Baptistæ, sub radicibus artemisiæ evulsæ carbones reperiri, quorum 31. Si in pulvisculum redigatur, et cum aqua stillatitia florum tiliæ aut florum lilior. Convallium ebibenda offeratur, protinus ægrum ab epilepsia liberatum iri. »
Et dans Ettmuller :
« Notum est, quod circa festum santi Johannis Baptistæ sub radice hujus, carbones reperiantur multæ laudis in epilepsia. Hi carbones non sunt fabula uti Hoffmannus voluit, sed nihil aliud est quam radices artemisiæ annosæ demortuæ, quæ in epilepsia revera juvant. »
Burdach (2) cite cinq cas où ce médicament a produit les plus heureux effets ; il a remarqué que ce moyen s'était surtout montré efficace chez des sujets atteintsd'épilepsie pendant une élongation trop rapide. Schoenbeck(3), Graefe (4), Brocx(5), Lœvenhœck (6), Hufeland, Bresler et plusieurs médecins allemands ont publié plusieurs faits tendant à prouver l'utililé de son usage contre les accès épileptiques. Dans la plupart de ces cas, lorsque le remède agissait, il produisait une diaphorèse abondante.
Delwart a obtenu des résultats assez satisfaisants de l'administration de cette plante dans l'épilepsie des animaux domestiques.
Ainsi que l'absinthe, l'armoise a été vantée comme vermifuge. Je ne puis passer sous silence l'opinion de Parkinson qui assure que l'armoise fraîche ou son suc combat les effets de l'opium pris à trop forte dose ??
Wurtzer (7) a obtenu de très-bons effets de la racine d'armoise dans les fièvres intermittentes et les affections spasmodiques des enfants. Le Journal de médecine de la Gironde rapporte que le même moyen a réussi chez un individu qui était affecté à la fois d'épilepsie et de chorée.
______________
(1) Hufeland's Journ., 1804.
(2) Journal complémentaire des sciences médicales, t. XIX, p. 183.
(3) Gazette de santé, 25 juin 1827.
(4) Journal de chirurgie de Walter et Graefe.
(5) Bulletin de Férussac.
(6) Journal de Hufeland.
(7) Revue médicale, t. I, p. 114.
[84]
Les Chinois et les Japonais préparent le moxa avec les sommités et les feuilles desséchées, battues et cardées de l'armoise. Le professeur Ansiaux, de Liège, employait quelquefois ce moxa. [Mais pour quelques auteurs ils emploient l'A. chinensis L., et d'après Lindley ce serait une espèce particulière que l'A. moxa.]
Review Molecules. 2020 Sep 25;25(19):4415. doi: 10.3390/molecules25194415.
Artemisia vulgaris L. (common mugwort) is a species with great importance in the history of medicine and was called the "mother of herbs" in the Middle Ages. It is a common herbaceous plant that exhibits high morphological and phytochemical variability depending on the location where it occurs. This species is well known almost all over the world. Its herb-Artemisiae vulgaris herba-is used as a raw material due to the presence of essential oil, flavonoids, and sesquiterpenoids lactones and their associated biological activities. The European Pharmacopoeia has listed this species as a potential homeopathic raw material. Moreover, this species has been used in traditional Chinese, Hindu, and European medicine to regulate the functioning of the gastrointestinal system and treat various gynecological diseases. The general aim of this review was to analyze the progress of phytochemical and pharmacological as well as professional scientific studies focusing on A. vulgaris. Thus far, numerous authors have confirmed the beneficial properties of A. vulgaris herb extracts, including their antioxidant, hepatoprotective, antispasmolytic, antinociceptive, estrogenic, cytotoxic, antibacterial, and antifungal effects. In addition, several works have reviewed the use of this species in the production of cosmetics and its role as a valuable spice in the food industry. Furthermore, biotechnological micropropagation of A. vulgaris has been analyzed.
J BUON. Jan-Feb 2018;23(1):73-78.
Herbal extract of Artemisia vulgaris (mugwort) induces antitumor effects in HCT-15 human colon cancer cells via autophagy induction, cell migration suppression and loss of mitochondrial membrane potential. Guanghui Lian, Fujun Li, Yani Yin, Linlin Chen, Junwen Yang
Purpose: Artemisia vulgaris (A.vulgaris) belonging to family Compositae, commonly known as mugwort, has been used as a medicinal herb in Chinese traditional medicine for treatment of diseases. Studies have reported a diversity of activities for this plant which include antiseptic, antispasmodic, antigastric, anticancer and nervous system diseases. However, the anticancer activity of A.vulgaris in HCT-15 human colon cancer cells has not been scientifically validated. Therefore the present study aimed at evaluating the anticancer activity of methanolic extract of A.vulgaris against HCT-15 human colon cancer cell line.
Methods: Cell cytotoxicity effects of the extract were evaluated by MTT cell viability assay, while clonogenic assay assessed the effects on cancer cell colony formation. Effects on reactive oxygen species (ROS) production and mitochondrial membrane potential (MMP) were evaluated by flow cytometry. In vitro wound healing assay was used to evaluate the effects on cell migration. To confirm autophagy, we evaluated the expression of several autophagy-associated proteins using Western blot assay.
Results: Results indicated that the methanolic extract of A.vulgaris exhibited an IC50 value of 50 μg/ml and exerted its cytotoxic effects in a dose-dependent manner. Moreover, it was observed that the extract inhibits colony formation and induces autophagy dose-dependently. The underlying mechanism for the induction of autophagy was found to be ROS-mediated MMP and significant inhibition of cell migration potential of colon cancer cells at the IC50 was observed.
Conclusion: These results strongly stress that the methanolic extract may prove a source for the isolation of novel anticancer lead molecules for the management of colon cancer.
Fumigant toxicity of essential oil of Mugwort (Artemisia vulgaris L.) against three major stored product beetles Iman Sharifian ,Seyed Mehdi Hashemi &Ali Darvishzade. Application of plants essential oil for the evaluation of their fumigant toxicity and insecticidal properties is the goal of many researches. In this study, aerial parts of Artemisia vulgaris L. were subjected to hydrodistillation using a Clevenger-type apparatus, and the chemical composition of the volatile oils was studied by gas chromatography–mass spectrometry. Alpha-Pinene (23.56) was the main component of the essential oil. Insecticidal activity of the oil was evaluated against Tribolium castaneum (Herbst), Callosobruchus maculatus (F.) and Rhizopertha dominica (F.) after 24, 48 and 72 h. After 24-h exposure time, C. maculatus was more susceptible (LC50 = 52.47 μl/l air) and T. castaneum was more tolerant (LC50 = 279.86 μl/l air) than other species. LT50 values were indicated using highest concentration of LC50 tests for three species. In general, mortality increased as the doses of essential oil and exposure time increased. These results proposed that A. vulgaris oil might have potential as a control agent against T. castaneum, R. dominica and especially C. maculates in storages.
References
Haq, F.U.; Roman, M.; Ahmad, K.; Rahman, S.U.; Shah, S.M.A.; Suleman, N.; Ullah, S.; Ahmad, I.; Ullah, W. Artemisia annua: Trials are needed for COVID-19. Phyther. Res. 2020. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Efferth, T.; Zacchino, S.; Georgiev, M.I.; Liu, L.; Wagner, H.; Panossian, A. Nobel Prize for artemisinin brings phytotherapy into the spotlight. Phytomedicine Int. J. Phyther. Phytopharm. 2015, 22, 1–4. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Wichtl, M. Herbal Drugs and Phytopharmaceuticals: A Handbook for Practice on a Scientific Basis, 3rd ed.; Medpharm: Marburg, Germany, 2004. [Google Scholar]
The Plant List. Available online: http://www.theplantlist.org (accessed on 10 March 2020).
Holm, L.; Doll, J.; Holm, E.; Pnacho, J.; Herberger, J. World Weeds: Natural Histories and Distribution; John Wiley and Sons: New York, NY, USA, 1997. [Google Scholar]
Chevallier, A. The Encyclopedia of Medicinal Plants: A Practical Reference Guide to more than 500 Key Medicinal Plants and Their Uses; DK Publishing: New York, NY, USA, 1996. [Google Scholar]
Barney, J.N.; DiTommaso, A. The biology of Canadian weeds. 118. Artemisia vulgaris L. Can. J. Plant. Sci. 2003, 83, 205–215. [Google Scholar] [CrossRef]
Temraz, A.; El-Tantawy, W.H. Characterization of antioxidant activity of extract from Artemisia vulgaris. Pak. J. Pharm. Sci. 2008, 21, 321–326. [Google Scholar] [PubMed]
Khan, K.A. A preclinical antihyperlipidemic evaluation of Artemisia vulgaris root in diet induced hyperlipidemic animal model. Int. J. Pharmacol. Res. 2015, 5, 110–114. [Google Scholar]
Natividad, G.M.; Broadley, K.J.; Kariuki, B.; Kidd, E.J.; Ford, W.R.; Simons, C. Actions of Artemisia vulgaris extracts and isolated sesquiterpene lactones against receptors mediating contraction of guinea pig ileum and trachea. J. Ethnopharmacol. 2011, 137, 808–816. [Google Scholar] [CrossRef]
Pires, J.M.; Mendes, F.R.; Negri, G.; Duarte-almeida, J.M.; Carlini, E.A. Antinociceptive Peripheral Effect of Achillea millefolium L. and Artemisia vulgaris L.: Both Plants known popularly by Brand Names of Analgesic Drugs. Phyther. Res. 2009, 219, 212–219. [Google Scholar] [CrossRef]
Tigno, X.T.; de Guzman, F.; Flora, A.M.; Theresa, V. Phytochemical analysis and hemodynamic actions of Artemisia vulgaris L. Clin. Hemorheol. Microcirc. 2000, 23, 167–175. [Google Scholar]
Lee, S.J.; Chung, H.Y.; Maier, C.G.A.; Wood, A.R.; Dixon, R.A.; Mabry, T.J. Estrogenic Flavonoids from Artemisia vulgaris L. J. Agric. Food Chem. 1998, 46, 3325–3329. [Google Scholar] [CrossRef]
Erel, B.; Aydin, F.; Ballar, P. In vitro cytotoxic properties of six Artemisia L. species. Turkish J. Pharm. Sci. 2011, 8, 247–251. [Google Scholar]
Obistioiu, D.; Cristina, R.T.; Schmerold, I.; Chizzola, R.; Stolze, K.; Nichita, I.; Chiurciu, V. Chemical characterization by GC-MS and in vitro activity against Candida albicans of volatile fractions prepared from Artemisia dracunculus, Artemisia abrotanum, Artemisia absinthium and Artemisia vulgaris. Chem. Cent. J. 2014, 8, 6. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Blagojević, P.; Radulović, N.; Palić, R.; Stojanović, G. Chemical composition of the essential oils of Serbian wild-growing Artemisia absinthium and Artemisia vulgaris. J. Agric. Food Chem. 2006, 54, 4780–4789. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Govindaraj, S.; Ranjitha Kumari, B.D. Composition and Larvicidal Activity of Artemisia vulgaris L. Stem Essential Oil against Aedes Aegypti. Jordan J. Biol. Sci. 2013, 6, 11–16. [Google Scholar] [CrossRef]
European Food Safety Authority. Artemisia Vulgaris Basic Substance Application; EFSA Supporting Publications: Parma, Italy, 2013. [Google Scholar]
European Commission. CosIng-Cosmetic Database. Available online: https://ec.europa.eu/growth/sectors/cosmetics/cosing_en (accessed on 8 March 2020).
Anwar, S.; Asif, N.; Naqvi, S.A.H.; Malik, S. Evaluation of multiple risk factors involved in the development of diabetic retinopathy. Pakistan J. Med. Sci. 2019, 35, 156–160. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Abiri, R.; Silva, A.L.M.; de Mesquita, L.S.S.; de Mesquita, J.W.C.; Atabaki, N.; de Almeida, E.B.; Shaharuddin, N.A.; Malik, S. Towards a better understanding of Artemisia vulgaris: Botany, phytochemistry, pharmacological and biotechnological potential. Food Res. Int. 2018, 109, 403–415. [Google Scholar] [CrossRef]
Abad, M.J.; Bedoya, L.M.; Apaza, L.; Bermejo, P. The Artemisia L. genus: A review of bioactive essential oils. Molecules 2012, 17, 2542–2566. [Google Scholar] [CrossRef]
Tan, R.X.; Zheng, W.F.; Tang, H.Q. Biologically Active Substances from the Genus Artemisia. Planta Med. 1998, 64, 295–302. [Google Scholar] [CrossRef]
Bora, K.S.; Sharma, A. The genus Artemisia: A comprehensive review. Pharm. Biol. 2011, 49, 101–109. [Google Scholar] [CrossRef]
Hegnauer, R. Chemotaxonomie der Pflanzen; Springer: Basel, Switzerland, 1962. [Google Scholar]
Tutin, T.G.; Heywood, V.H.; Burges, N.A.; Valentine, D.H. Flora Europaea: Volume 4. Plantaginaceae to Composite (and Rubiaceae); Cambridge University Press: Cambridge, UK, 1976; Volume 4. [Google Scholar]
Szafer, W.; Kulczyński, S.; Pawłowski, B. Rośliny Polskie. Vol. I-III.; Państwowe Wydawnictwo Naukowe: Warszawa, Poland, 1986. [Google Scholar]
Zarzycki, K.; Kaźmierczakowa, R.; Mirek, Z. Polska Czerwona Księga Roślin. Paprotniki i rośliny kwiatowe; Wyd. III.; Instytut Ochrony Przyrody PAN: Kraków, Poland, 2014. [Google Scholar]
Missouri Botanical Garden. Available online: www.tropicos.org (accessed on 7 March 2020).
Weston, L.A.; Barney, J.N.; DiTommaso, A. A review of the biology and ecology of three invasive perennials in New York State: Japanese knotweed (Polygonum cuspidatum), mugwort (Artemisia vulgaris) and pale swallow-wort (Vincetoxicum rossicum). Plant. Soil 2005, 277, 53–69. [Google Scholar] [CrossRef]
van Wyk, B.-E.; Wink, M. Medicinal Plants of the World; Timber Press: Portland, OR, USA, 2004. [Google Scholar]
Vallès, J.; McArthur, D.E. Artemisia Systematics and Phylogeny: Cytogenetic and Molecular Insights. In Shrubland Ecosystem Genetics and Biodiversity: Proceedings; McArthur, E.D., Fairbanks, D.J., Eds.; Department of Agriculture, Forest Service, Rocky Mountain Research Station: Ogden, UT, USA, 2001; pp. 13–15. [Google Scholar]
Oliva, M.; Vallès, J. Karyological studies in some taxa of the genus Artemisia (Asteraceae). Can. J. Bot. 1994, 72, 1126–1135. [Google Scholar]
Tabur, S.; Civelek, Ş.; Öney, S.; Ergün, Ş.B.Y. Chromosome counts and karyomorphology of some species of Artemisia (Asteraceae) from Turkey. Turk. J. Bot. 2012, 36, 235–246. [Google Scholar]
Vallès, J.; Garcia, S.; Hidalgo, O.; Martín, J.; Pellicer, J.; Sanz, M.; Garnatje, T. Biology, genome evolution, biotechnological issues and research including applied perspectives in Artemisia (Asteraceae). In Advances in Botanical Research; Academic Press Inc.: Cambridge, MA, USA, 2011; Volume 60, pp. 349–419. [Google Scholar]
Gupta, R.C.; Goyal, H.; Singh, V. Cytology of the genus Artemisia (Anthemidae, Asteraceae) in the Western Himalayas. Biologia 2014, 69, 1134–1141. [Google Scholar] [CrossRef]
Pellicer, J.; Garcia, S.; Garnatje, T.; Hidalgo, O.; Korobkov, A.A.; Dariimaa, S.; Vallès, J. Chromosome counts in Asian Artemisia L. (Asteraceae) species: From diploids to the first report of the highest polyploid in the genus. Bot. J. Linn. Soc. 2007, 153, 301–310. [Google Scholar] [CrossRef]
Korobkov, A.A.; Kotseruba, V.V.; Probatova, N.S. Chromosome numbers of some species of Artemisia L. from Altai region, South Siberia. Bot. Pacifica 2014, 3, 61–66. [Google Scholar] [CrossRef]
Koul, M.L.H. Cytogenetics of Polyploids I. Cytology of polyploid Artemisia vulgaris. Cytologia 1964, 29, 407–414. [Google Scholar] [CrossRef]
Xirau, J.V.; Siljak-Yakovlev, S. Cytogenetic studies in the genus Artemisia L. (Asteraceae): Fluorochrome-banded karyotypes of five taxa, including the Iberian endemic species Artemisia barrelieri Besser. Can. J. Bot. 1997, 75, 595–606. [Google Scholar] [CrossRef]
Kim, G.B.; Lim, C.E.; Kim, J.S.; Kim, K.; Lee, J.H.; Yu, H.J.; Mun, J.H. Comparative chloroplast genome analysis of Artemisia (Asteraceae) in East Asia: Insights into evolutionary divergence and phylogenomic implications. BMC Genomics 2020, 21, 415. [Google Scholar] [CrossRef]
Barney, J.N.; Hay, A.G.; Weston, L.A. Isolation and characterization of allelopathic volatiles from mugwort (Artemisia vulgaris). J. Chem. Ecol. 2005, 31, 247–265. [Google Scholar] [CrossRef]
The Herb Society of America. Artemisia—An Essential Facts. 2014. Available online: https://www.herbsociety.org/file_download/inline/d52eae8c-be89-497d-94b3-7fc8da4105f1 (accessed on 7 March 2020).
Borzabad, R.K.; Sudarshana, M.S.; Niranjan, M.H. In vitro Plant Regeneration from Leaf Explants of Artemisia vulgaris L.–A Medicinal Herb. Mod. Appl. Sci. 2010, 4, 130–134. [Google Scholar] [CrossRef]
Uva, R.H.; Neal, J.C.; DiTomaso, J.M. Weeds of the Northeast; Cornell University Press: Ithaca, NY, USA, 1997. [Google Scholar]
Anwar, F.; Ahmad, N.; Alkharfy, K.M.; Gilani, A.H. Mugwort (Artemisia vulgaris) oils. In Essential Oils in Food Preservation, Flavor and Safety; Academic Press: London, UK, 2016; pp. 573–579. ISBN 9780124166448. [Google Scholar]
Garnock-Jones, P.J. Floret specialization, seed production and gender in Artemisia vulgaris L. (Asteraceae, Anthemideae). Bot. J. Linn. Soc. 1986, 92, 285–302. [Google Scholar] [CrossRef]
Gleason, H.A.; Cronquist, A. Manual of Vascular Plants of Northeastern United States and Adjacent Canada, 2nd ed.; The New York Botanical Garden: New York, NY, USA, 1991. [Google Scholar]
Pawłowski, F.; Kapeluszny, T.; Kolasa, A.; Lecyk, Z. Fertility of some species of ruderal weeds. Ann. Univ. Mariae Curie-Slodowska 1968, 22, 221–223. [Google Scholar]
Hale, M. Allelopathic potential of Artemisia vulgaris rhizomes. Plant. Physiol. 1982, 69, S126. [Google Scholar]
Bundesinstitut für Arzneimittel und Medizinprodukt. German Commission E Monograph; Blaumenthal, M.T., Hall, R., Rister, B., Eds.; American Botanical Council: Austin, TX, USA, 1988. [Google Scholar]
European Directorate for the Quality of Medicine. European Pharmacopoeia 10.0; Council of Europe: Strasbourg, France, 2020. [Google Scholar]
Française Pharmacopée. Pharmacopée Française, 11th ed.; Noculak, A., Ed.; Georg Olms Verlag: Hildesheim, France, 2020; Volume 37. [Google Scholar]
Marco, J.A.; Sanz, T.J.; Del Hierro, P. Two eudesmane acids from Artemisia vulgaris. Pytochemistry 1991, 30, 2403–2404. [Google Scholar] [CrossRef]
Geissmax, T.A.; Ellestad, A. Vulgarin, a Sesquiterpene Lactone from Artemisia vulgaris L. J. Org. Chem. 1961, 27, 1855–1859. [Google Scholar] [CrossRef]
Numonov, S.; Sharopov, F.; Salimov, A.; Sukhrobov, P.; Atolikshoeva, S.; Safarzoda, R.; Habasi, M.; Aisa, H. Assessment of Artemisinin Contents in Selected Artemisia Species from Tajikistan (Central Asia). Medicines 2019, 6, 23. [Google Scholar] [CrossRef]
Nganthoi, M.; Sanatombi, K. Artemisinin content and DNA profiling of Artemisia species of Manipur. South Afr. J. Bot. 2019, 125, 9–15. [Google Scholar] [CrossRef]
Lee, K.H.; Jung, M.Y.; Kim, S.Y. Effects of Ascorbic Acid on the Light-Induced Riboflavin Degradation and Color Changes in Milks. J. Agric. Food Chem. 1998, 46, 407–410. [Google Scholar] [CrossRef]
Melguizo-Melguizo, D.; Diaz-de-Cerio, E.; Quirantes-Piné, R.; Švarc-Gajić, J.; Segura-Carretero, A. The potential of Artemisia vulgaris leaves as a source of antioxidant phenolic compounds. J. Funct. Foods 2020, 5, 192–200. [Google Scholar] [CrossRef]
Wallnofer, B.; Hofner, O.; Greger, H. Polyacetylenes from the Artemisia ‘Vulgares’ group. Phytochemistry 1989, 28, 2687–2691. [Google Scholar] [CrossRef]
Carnat, A.; Heitz, A.; Fraisse, D.; Carnat, A.P.; Lamaison, J.L. Major dicaffeoylquinic acids from Artemisia vulgaris. Fitoterapia 2000, 71, 587–589. [Google Scholar] [CrossRef]
Judžentien, A.; Buzelyte, J. Chemical composition of essential oils of Artemisia vulgaris L. (mugwort ) from North Lithuania. Chemija 2006, 17, 12–15. [Google Scholar]
Mizushina, Y.; Takahashi, N.; Ogawa, A.; Tsurugaya, K.; Koshino, H.; Takemura, M.; Yoshida, S.; Matsukage, A.; Sugawara, F.; Sakaguchi, K. The cyanogenic glucoside, prunasin (D-mandelonitrile-β-D-glucoside), is a novel inhibitor of DNA polymerase β. J. Biochem. 1999, 126, 430–436. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Govindaraj, S.; Kumari, B.D.R.; Cioni, P.L.; Flamini, G. Mass propagation and essential oil analysis of Artemisia vulgaris. J. Biosci. Bioeng. 2008, 105, 176–183. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Madhav, K.; Kunal, M.; Zafar, H.; Ujjwal, B.; Gaurav, N. Antioxidant analysis of essential oils and methanolic extracts of Artemisia vulgaris. Int. J. Agric. Sci. 2018, 10, 5710–5713. [Google Scholar]
El-Sahhar, K.F.; Nassar, R.M.; Farag, H.M. Morphological and anatomical studies of Artemisia vulgaris L. (Asteraceae) II. Anatomical characteristics and volatile oil. Aust. J. Basic Appl. Sci. 2015, 5, 56–68. [Google Scholar]
Malik, S.; de Mesquita, L.; Silva, C.; de Mesquita, J.; de Sá Rocha, E.; Bose, J.; Abiri, R.; de Maria Silva Figueiredo, P.; Costa-Júnior, L. Chemical Profile and Biological Activities of Essential Oil from Artemisia vulgaris L. cultivated in Brazil. Pharmaceuticals 2019, 12, 49. [Google Scholar] [CrossRef]
European Food Safety Authority. Botanical Summary Report. Available online: https://www.efsa.europa.eu/ (accessed on 1 March 2020).
Koul, B.; Taak, P. The Artemisia Genus: A Review on Traditional Uses, Phytochemical Constituents, Pharmacological Properties and Germplasm Conservation. J. Glycomics Lipidomics 2017, 7, 142. [Google Scholar] [CrossRef]
Duke, J.A.; Bogenshutz-Godwin, M.J.; DuCellier, M.J.; Duke, P.A. Handbook of Medicinal Herbs, 2nd ed.; CRC Press: Boca Raton, FL, USA, 2002. [Google Scholar]
Pelkonen, O.; Abass, K.; Wiesner, J. Thujone and thujone-containing herbal medicinal and botanical products: Toxicological assessment. Regul. Toxicol. Pharmacol. 2013, 65, 100–107. [Google Scholar] [CrossRef]
European Union Reference Laboratory for Feed Additives. Evaluation Report on the Analytical Methods Submitted in Connection with the Application for Authorisation of a Feed Additive According to Regulation (EC) No 1831/2003. Available online: https://ec.europa.eu/jrc/sites/jrcsh/files/finrep-fad-2017-0021-ronozyme_hiphos.pdf (accessed on 1 March 2020).
Jerkovic, I.; Mastelic, J.; Milos, M.; Juteau, F.; Masotti, V.; Viano, J. Chemical variability of Artemisia vulgaris L. essential oils originated from the Mediterranean area of France and Croatia. Flavour Fragr. J. 2003, 18, 436–440. [Google Scholar] [CrossRef]
Michaelis, K.; Vostrowsky, O.; Paulini, H.; Zintl, R.; Knobloch, K. On the Essential Oil Components from Blossoms of Artemisia vulgaris L. Z. Naturforsch. C Biosci. 1982, 37, 152–158. [Google Scholar] [CrossRef]
Misra, L.N. σ-Thujone, the major component of the essential oil from Artemisia vulgaris growing wild in Nilgiri hills. J. Nat. Prod. 1986, 3, 941. [Google Scholar] [CrossRef]
Mucciarelli, M.; Caramiello, R.; Maffei, M.; Chialva, F. Essential oils from some Artemisia species growing spontaneously in North-West Italy. Flavour Fragr. J. 1995, 10, 25–32. [Google Scholar] [CrossRef]
Nano, M.G.; Bicchini, C.; Frattini, C.; Gallino, M. On the composition of some oils from Artemisia vulgaris. Plante Med. 1976, 30, 209–215. [Google Scholar] [CrossRef]
Näf-Müller, R.; Pickenhagen, W.; Willhalm, B. New Irregular Monoterpenes in Artemisia vulgaris. Helv. Chim. Acta 1981, 64, 1424–1430. [Google Scholar] [CrossRef]
Dũng, N.X.; Nam, V.V.; Huóng, H.T.; Leclercq, P.A. Chemical composition of the essential oil of Artemisia vulgaris L. var. indica Maxim. from Vietnam. J. Essent. Oil Res. 1992, 4, 433–434. [Google Scholar] [CrossRef]
Thi Phuong Thao, N.; Thi Thuy, N.; Minh Hoi, T.; Huy Thai, T.; Muselli, A.; Bighelli, A.; Castola, V.; Casanova, J. Artemisia vulgaris L. from Vietnam: Chemical variability and composition of the oil along the vegetative life of the plant. J. Essent. Oil Res. 2004, 16, 358–361. [Google Scholar] [CrossRef]
Des Berendes, J. Pedanios Dioskurides aus Anazarbos Arzneimittellehre in fünf Büchern. Übersetzt und mit Erklärungen Versehen; Band III.; Ferdinand Enke: Stuttgart, Germany, 1902. [Google Scholar]
König, R.; Winkler, G.; Plinius Secundus, D.Ä.C. Naturkunde Lateinisch-Deutsch. 37 Bücher (und Register) in 32 Bänden; Artemis & Winkler: München, Germany, 1977. [Google Scholar]
Karl Gottlob Kühn. Claudi Galeni Opera Omnia, Bd. 11, Leipzig 1826; Olms-Verlag: Hildesheim, Germany, 1965. [Google Scholar]
Stoll, U. Das “Lorscher Arzneibuch“ (Codex Bambergis Medicinalis 1); Franz Steiner Verlag: Stuttgart, Germany, 1902. [Google Scholar]
Wölfel, H. Das Arzneidrogenbuch Circa Instans in einer Fassung des XIII. Jahrhunderts aus der Universitätsbibliothek Erlangen: Text. und Kommentar als Beitrag zur Pflanzen- und Drogenkunde des Mittelalters; Mathematisch-Naturwissenschaftliche Dissertation: Berlin, Germany, 1939. [Google Scholar]
Choulant (Hrsg.), J.L. Macer Floridus, De viribus Herbarum ‘una cum Walafridi Strabonis, Othonis Cremonensis et Ioannis Folcz’ ‘Carminibus Similis Argumenti Secundum Codices Manuscriptos et Veteres Editione Srecensuit, Supplevit et Adnotatione Criticains Truxit Ludovicus Choulan’; Leopold Voss: Leipzig, Germany, 1832. [Google Scholar]
Wonnecke von Kaub, J.; Schöffer, P. Gart der Gesundheit, Mainz 1485, Kap. 1; Konrad Kölbl: München, Germany, 1996. [Google Scholar]
Lonitzer, A.; Uffenbach, P. Kräuter-Buch und Künstliche Conterfeyungen der Bäumen, Stauden, Hecken, Kräuter; Verlag Bartholomae: Ulm, Germany, 1703. [Google Scholar]
Brunfels, O. Contrafayt Kreüterbuch (mit naturgetreuen Abb. Hans Weidnitz), 2 Teile.; Basel, Switzerland, 1532.
Madaus, G. Lehrbuch der Biologischen Heilmittel, Band I.; Georg Olms Verlag: Hildesheim, Germany, 1976. [Google Scholar]
Tusaie, K.R.; Fitzpatric, J.J. Advanced Practice Psychiatric Nursing, 2nd ed.; Springer Publishing Company: Berlin, Germany, 2017. [Google Scholar]
Ulbricht, C.E. Natural Standard, Herb and Supplement Guide; An. Evidence-Based Reference; Elsevier: Amsterdam, The Netherlands, 2010. [Google Scholar]
Wheeler, J.; Coppock, B.; Chen, C. Does the burning of moxa (Artemisia vulgaris) in traditional Chinese medicine constitute a health hazard? Acupunct. Med. 2009, 27, 16–20. [Google Scholar] [CrossRef]
Khare, C.P. Indian Herbal Remedies; Springer: Berlin, Germany, 2004. [Google Scholar]
Rodrigues, E. Plants and animals utilized as medicines in the Jaú National Park (JNP), Brazilian Amazon. Phyther. Res. 2006, 20, 378–391. [Google Scholar] [CrossRef]
de Albuquerque, U.P.; Monteiro, J.M.; Ramos, M.A.; de Amorim, E.L.C. Medicinal and magic plants from a public market in northeastern Brazil. J. Ethnopharmacol. 2007, 110, 76–91. [Google Scholar] [CrossRef]
Milliken, W. Malaria and antimalarial plants in Roraima, Brazil. Trop. Doct. 1997, 27 (Suppl. S1), 20–25. [Google Scholar] [CrossRef]
Quisumbing, E. Medicinal Plants of the Philippines; Bureau of Printing: Manila, Philippines, 1978. [Google Scholar]
Lockie, A. Encyclopedia of Homeopathy; DK Publishing: New York, NY, USA, 2006; ISBN 9780756618711. [Google Scholar]
Agence Nationale de sécurité du Médicamen. Mugwort for Homoeopathic Preparations Artemisia vulgaris 2004, 3–5. Available online: https://ansm.sante.fr/var/ansm_site/storage/original/application/a21d700c1a71f21672602ada7e998774.pdf (accessed on 15 March 2020).
Oyedemi, S.; Coopoosamy, R. Preliminary Studies on the Antibacterial and Antioxidative Potentials of Hydroalcoholic Extract from the Whole Parts of Artemisia vulgaris L. Int. J. Pharmacol. 2015, 2, 1–9. [Google Scholar] [CrossRef]
Baykan Erel, Ş.; Reznicek, G.; Şenol, S.G.; Karabay Yavaşoğulu, N.Ü.; Konyalioğlu, S. Antimicrobial and antioxidant properties of Artemisia L. species from western Anatolia. Turk. J. Biol 2012, 75, 75–84. [Google Scholar] [CrossRef]
Ben Nasr, S.; Aazza, S.; Mnif, W.; Miguel, M. In-vitro antioxidant and anti-inflamatory activities of Pituranthos chloranthus and Artemisia vulgaris from Tunisia. Int. J. Appl. Pharm. Sci. Res. 2020, 11, 605–614. [Google Scholar] [CrossRef]
El-Tantawy, W.H. Biochemical effects, hypolipidemic and anti-inflammatory activities of Artemisia vulgaris extract in hypercholesterolemic rats. J. Clin. Biochem. Nutr. 2015, 57, 33–38. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Gilani, A.H.; Yaeesh, S.; Jamal, Q.; Ghayur, M.N. Hepatoprotective activity of aqueous-methanol extract of Artemisia vulgaris. Phyther. Res. 2005, 19, 170–172. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Khan, A.U.; Gilani, A.H. Antispasmodic and bronchodilator activities of Artemisia vulgaris are mediated through dual blockade of muscarinic receptors and calcium influx. J. Ethnopharmacol. 2009, 126, 480–486. [Google Scholar] [CrossRef]
Lee, S.-J.; Chung, H.-Y.; Lee, I.-K.; Oh, S.-U.; Yoo, I.-D. Phenolics with Inhibitory Activity on Mouse Brain Monoamine Oxidase (MAO) from Whole Parts of Artemisia vulgaris L. (Mugwort). Food Sci. Biotechnol. 2000, 9, 179–182. [Google Scholar]
Yang, X.; Xiong, X.; Yang, G.; Wang, J. Effectiveness of Stimulation of Acupoint KI 1 by Artemisia vulgaris (Moxa) for the Treatment of Essential Hypertension: A Systematic Review of Randomized Controlled Trials. Evid. Based Complement Altern. Med. 2014, 2014, 187484. [Google Scholar] [CrossRef]
Shaik, A.; Kanhere, R.S.; Cuddapah, R.; Nelson, K.S.; Vara, P.R.; Sibyala, S. Antifertility activity of Artemisia vulgaris leaves on female Wistar rats. Chin. J. Nat. Med. 2014, 12, 180–185. [Google Scholar] [CrossRef]
Jakovljević, M.R.; Grujičić, D.; Vukajlović, J.T.; Marković, A.; Milutinović, M.; Stanković, M.; Vuković, N.; Vukić, M.; Milošević-Djordjević, O. In vitro study of genotoxic and cytotoxic activities of methanol extracts of Artemisia vulgaris L. and Artemisia alba Turra. South Afr. J. Bot. 2020, 132, 117–126. [Google Scholar] [CrossRef]
Saleh, A.M.; Aljada, A.; Rizvi, S.A.A.; Nasr, A.; Alaskar, A.S.; Williams, J.D. In vitro cytotoxicity of Artemisia vulgaris L. essential oil is mediated by a mitochondria-dependent apoptosis in HL-60 leukemic cell line. BMC Complement. Altern. Med. 2014, 14, 226. [Google Scholar] [CrossRef]
Raj Singh, B.; Singh, V.; Karan Singh, R.; Toppo, S.; Haque, N.; Ebibeni, N. Antimicrobial effect of Artemisia vulgaris essential oil. Nat. Prod. Indian J. 2011, 5, 1–7. [Google Scholar]
Hiremath, S.K.; Kolume, D.G.; Muddapur, U.M. Antimicrobial activity of Artemisia vulgaris Linn. (Damanaka). Int. J. Res. Ayurveda Pharm. 2011, 2, 1674–1675. [Google Scholar]
Singh, R.; Verma, P.; Singh, G. Total phenolic, flavonoids and tannin contents in different extracts of Artemisia absinthium. J. Intercult. Ethnopharmacol. 2012, 1, 101. [Google Scholar] [CrossRef]
Afsar, S.K.; Rajesh Kumar, K.; Venu Gopal, J.; Raveesha, P. Assessment of anti-inflammatory activity of Artemisia vulgaris leaves by cotton pellet granuloma method in Wistar albino rats. J. Pharm. Res. 2013, 7, 463–467. [Google Scholar] [CrossRef]
Olsen, O.T.; Frolund, L.; Heinig, J.; Jacobsen, L.; Svendsen, U.G. A double-blind, randomized study investigating the efficacy and specificity of immunotherapy with Artemisia vulgaris or Phleum pratense/Betula verrucosa. Allergol. Immunopathol. (Madr). 1995, 23, 73–78. [Google Scholar]
Kodippili, K.; Ratnasooriya, W.D.; Premakumara, S.; Udagama, P.V. An investigation of the antimalarial activity of Artemisia vulgaris leaf extract in a rodent malaria model. Int. J. Green Pharm. 2011, 5, 1–7. [Google Scholar] [CrossRef]
Bamunuarachchi, G.S.; Ratnasooriya, W.D.; Premakumara, S.; Udagama, P.V. Antimalarial properties of Artemisia vulgaris L. ethanolic leaf extract in a Plasmodium berghei murine malaria model. J. Vector Borne Dis. 2013, 50, 278–284. [Google Scholar]
Caner, A.; Döşkaya, M.; Deǧirmenci, A.; Can, H.; Baykan, Ş.; Üner, A.; Başdemir, G.; Zeybek, U.; Gürüz, Y. Comparison of the effects of Artemisia vulgaris and Artemisia absinthium growing in western Anatolia against trichinellosis (Trichinella spiralis) in rats. Exp. Parasitol. 2008, 119, 173–179. [Google Scholar] [CrossRef]
Teixeira, B.; Marques, A.; Ramos, C.; Neng, N.R.; Nogueira, J.M.F.; Saraiva, J.A.; Nunes, M.L. Chemical composition and antibacterial and antioxidant properties of commercial essential oils. Ind. Crops Prod. 2013, 43, 587–595. [Google Scholar] [CrossRef]
Singh, B.R.; Singh, V.; Singh, R.K.; Toppo, S.; Haque, N.; Ebibeni, N. Comparative evaluation of antimicrobial effect of Artemisia vulgaris essential oils extracted from fresh and dried herb. Med. Plants 2012, 4, 76–82. [Google Scholar] [CrossRef]
Lavor, P.L.; Santiago, G.M.P.; Da Silva Gois, R.W.; De Sousa, L.M.; Bezerra, G.D.P.; Romero, N.R.; Arriaga, Â.M.C.; Lemos, T.L.G.; Alves, P.B.; Gomes, P.C.S. Larvicidal activity against Aedes aegypti of essential oils from northeast Brazil. Nat. Prod. Commun. 2012, 7, 1391–1392. [Google Scholar] [CrossRef]
Balasubramani, S.; Sabapathi, G.; Moola, A.K.; Solomon, R.V.; Venuvanalingam, P.; Bollipo Diana, R.K. Evaluation of the Leaf Essential Oil from Artemisia vulgaris and Its Larvicidal and Repellent Activity against Dengue Fever Vector Aedes aegypti-An Experimental and Molecular Docking Investigation. ACS Omega 2018, 3, 15657–15665. [Google Scholar] [CrossRef]
Ilahi, I.; Ullah, F. Larvicidal Activities of Different Parts of Artemisia vulgaris Linn. against Culex quinquefasciatus Say. (Diptera: Culicidae). Int. J. Innov. Appl. Stud. 2013, 2, 189–195. [Google Scholar]
Sharifian, I.; Hashemi, S.M.; Darvishzadeh, A. Fumigant toxicity of essential oil of Mugwort (Artemisia vulgaris L.) against three major stored product beetles. Arch. Phytopathol. Plant. Prot. 2013, 46, 445–450. [Google Scholar] [CrossRef]
Wang, J.; Zhu, F.; Zhou, X.M.; Niu, C.Y.; Lei, C.L. Repellent and fumigant activity of essential oil from Artemisia vulgaris to Tribolium castaneum (Herbst) (Coleoptera: Tenebrionidae). J. Stored Prod. Res. 2006, 42, 339–347. [Google Scholar] [CrossRef]
Seul Park, Y.; He Nam, G.; Jo Jo, K.; Won Kawk, H.; Yoo, J.-G.; Dong Jang, J.; Moon Kang, S.; Yong Kim, S.; Min Kim, Y. Adequacy of the Anti-aging and Anti-wrinkle Effects of the Artemisia vulgaris Fermented Solvent Fraction. Korean Soc. Biotechnol. Bioeng. J. 2019, 34, 199–206. [Google Scholar] [CrossRef]
Bampidis, V.; Azimonti, G.; de Lourdes Bastos, M.; Christensen, H.; Kouba, M.; Kos Durjava, M.; López-Alonso, M.; López Puente, S.; Marcon, F.; Mayo, B.; et al. Safety and efficacy of a tincture derived from Artemisia vulgaris L. (Mugwort tincture) when used as a sensory additive in feed for all animal species. EFSA J. 2019, 17, 5879. [Google Scholar] [CrossRef]
European Food Safety Authority. EFSA Supporting Publications. 2014, Volume 11. Available online: https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/toc/23978325/2014/11/1 (accessed on 1 April 2020).
Food and Drug Administration Pollens-Weeds and Garden Plants 2011. Available online: https://www.fda.gov/media/81288/download (accessed on 17 March 2020).
Ipsen, H.; Formgren, H.; Løswenstein, H.; Ingemann, L. Immunochemical and Biological Characterization of a Mugwort (Artemisia vulgaris) Pollen Extract. Allergy 1985, 40, 289–294. [Google Scholar] [CrossRef]
Yong, W.L.; Soo, Y.C.; Eun, K.L.; Jung, H.S.; Park, J.W.; Hong, C.S. Cross-allergenicity of pollens from the Compositae family: Artemisia vulgaris, Dendranthema grandiflorum, and Taraxacum officinale. Ann. Allergy Asthma Immunol. 2007, 99, 526–533. [Google Scholar] [CrossRef]
Wrangsjö, K.; Ros, A.M.; Wahlberg, J.E. Contact allergy to Compositae plants in patients with summer-exacerbated dermatitis. Contact Dermatitis 1990, 22, 148–154. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
Haw, S.; Cho, H.-R.; Lee, M.-H. Allergic contact dermatitis associated with mugwort (Artemisia vulgaris). Contact Dermatitis 2010, 62, 61–63. [Google Scholar] [CrossRef] [PubMed]
European Food Safety Authority Compendium of botanicals reported to contain naturally occuring substances of possible concern for human health when used in food and food supplements. EFSA J. 2012, 10. [CrossRef]
Journal, T.E. Opinion of the Scientific Panel on Food Additives, Flavourings, Processing Aids and Materials in Contact with Food (AFC) on hydrocyanic acid in flavourings and other food ingredients with flavouring properties. EFSA J. 2004, 2, 1–28. [Google Scholar] [CrossRef]
Sudarshana, M.S. In vitro regeneration of multiple shoots from encapsulated somatic embryos of Artemisia vulgaris L. IOSR J. Pharm. Biol. Sci. 2013, 6, 11–15. [Google Scholar] [CrossRef]