Om te weten welke fytotherapeutica geschikt zouden zijn bij de behandeling van cystitis is het van belang om na te gaan op welke manier cystitis bestreden kan worden. Cystitis wordt in bijna 90% van de gevallen veroorzaakt door de E.coli bacterie. Het ligt voor de hand om deze bacterie dan te gaan bestrijden. De vraag is echter op welke manier kun je dit dan doen?
Er zijn drie basisprincipes die we kunnen gebruiken om cystitis te bestrijden:
1) de bacterie zelf bestrijden door een bacteriedodend fytotherapeuticum in te zetten. Fytotherapeutica die bacteriedodend c.q. -remmend zijn worden bactericiden c.q. bacteriostatica genoemd.
2) de bacterie wegspoelen door veel vocht te drinken en een fytotherapeuticum in te zetten dat op de nieren en de urinewegen afdrijvend werkt. Fytotherapeutica die urinedrijvend werken worden diuretica genoemd.
3) Een derde wat afwijkende manier is ervoor te zorgen dat de bacterie zich niet kan nestelen in de blaas en daarmee dus geen ontsteking kan veroorzaken. Deze laatste manier is de vermoedelijk voornaamste werking die wordt toegeschreven aan de cranberry.
1, Bactericiden of bacteriostatica zijn werkzaam door stoffen als arbutine, berberine, allicine. Ook etherische oliën hebben deze bacteriedodende werking. Er zijn ook nog andere bekende stoffen die een bacterieremmende werking hebben bijvoorbeeld mosterdolieglycosiden. Het is wel noodzakelijk dat het aandeel van de bacteriedodende stof in een fytotherapeuticum voldoende is. Bij arbutine is bijvoorbeeld een 6% aandeel noodzakelijk voor een voldoende bactericide werking. Een tweetal fytotherapeutica
uit deze categorie gaan we nader belichten te weten:
• Arctostaphylos uva-ursi / Beredruif (6% arbutine)
• Hydrastis canadensis / Canadese geelwortel (bevat berberine en hydrastine 5%)
2. Diuretica zijn middelen die zorgen voor een vochtafdrijvend effect. Dit effect kan op verschillende manieren tot stand worden gebracht o.a. door het verhogen van het volume van de urine of door het afdrijven van urinezuren. Enkele diuretica die we in het kader van de bestrijding van cystitis nader gaan belichten zijn:
• Solidago virgaurea / Echte guldenroede
• Orthosiphon stamineus / Indisch nierkruid
• Equisetum arvense / Heermoes
3, Antisepticum door het voorkomen van adhesie van de bacterie
• Vaccinium macrocarpum. . . . . . . . . . . . . Cranberry
Omdat deze fytotherapeutica vele stoffen bevatten zijn ze niet zomaar in deze groepen in te delen, zo bevat bijvoorbeeld Solidago virgaurea naast diuretische stoffen ook ontstekingswerende stoffen. Ook hebben deze fytotherapeutica niet alleen een werking bij cystitis maar ook bij vele andere aandoeningen juist omdat ze zoveel verschillende inhoudsstoffen bevatten. Ook kan men door de criteria anders te interpreteren tot een hele andere lijst van werkzame fytotherapeutica komen. Ook doordat een fytotherapeuticum (nog) niet goed onderzocht is kan het zijn dat een ander fytotherapeuticum de voorkeur geniet.
Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld Bergenia crassifolia. Deze plant zou een potentieel goed middel moeten zijn vanwege zijn hoge arbutinegehalte (12-20%) maar omdat dit nog niet voldoende onderzocht is geniet een ander fytotherapeuticum hier toch de voorkeur.
Ook bij Vaccinium vitis idaea - Rode bosbes (2-5% arbutine) is te weinig onderzoek voorhanden om het bij de rationele fytotherapeutica te kunnen voegen hoewel het in de volksgeneeskunde als werkzaam geclassificeerd wordt.
Een ander selectiecriterium zou de beschikbaarheid kunnen zijn. Een goed voorbeeld hiervan is het verschil tussen beredruif en cranberry: doordat cranberry op grote schaal industrieel wordt geproduceerd heeft dit middel meer aandacht gekregen dan het traditionele middel beredruif. Hierdoor zijn producten met cranberry bijna overal makkelijk verkrijgbaar en middelen met bereduif veel minder.
Arctostaphylos uva-ursi - Beredruif
Beredruif is een groenblijvende kruipende plant met leerachtige bladeren. Het is dit blad (Uva-ursi folium) dat medicinaal gebruikt wordt. Het blad bevat het hydrochinonglycoside arbutine. Door de invloed van bacteriën wordt deze stof pas in de urinewegen omgezet in hydrochinon wat uiteindelijk de bactericide werking geeft. Juist omdat het hydrochinon pas vrij komt in de urinewegen en niet eerder maakt dat beredruif een zeer geschikt fytotherapeuticum bij de bestrijding van cystitis is. Dat het hydrochinon pas vrij komt in de urinewegen komt doordat het uit arbutine omgezette hydrochinon eerst in de darmen aan glucuronzuur wordt gebonden en pas in de urinewegen weer gescheiden wordt van elkaar. Omdat deze reactie plaatsvindt met alkalische urine wordt soms aangeraden om de urine alkalisch te maken door de inname van extra natriumbicarbonaat.
Omdat beredruif ook veel looistoffen bevat (20%) kunnen er bij mensen met een gevoelige maag bijwerkingen optreden als misselijkheid of overgeven. Beredruif kan als infuus (warm aftreksel=thee) of als koud maceraat (laten trekken in koud water) bereid worden uit fijngesneden blad of poeder van het blad. Het maceraat verdient daarbij de voorkeur omdat bij mensen met een gevoelige maag dit beter verdragen wordt. Het beste is om dit verdeeld over de dag in te nemen. Dosering: 3-4 keer daags 3 gram in 150 ml water als infuus of maceraat wat overeenkomt met 400-840 mg hydrochinonderivaat berekend als watervrij arbutine per dag. Aanbevolen wordt om deze therapie niet langer dan 1 week en niet vaker dan 5 keer per jaar toe te passen. Dit komt omdat het uit arbutine ontstane hydrochinon mogelijk een mutagene werking heeft. Experimentele en klinische studies hebben echter deze mutagene werking niet kunnen aantonen juist omdat het hydrochinon pas in de onderste urinewegen vrij komt en voorheen aan glucuronzuur gebonden is. Toch wordt om deze theoretische risico’s uit te sluiten door de Commission E (de Duitse voedsel-en warenautoriteit) het voorgenoemde doseringsvoorschrift aanbevolen
Hydrastis canadensis - Canadese geelwortel
Canadese geelwortel is een plant die voornamelijk voorkomt in Noord-Amerika. Het heeft een knopige gele wortelstok en deze bevat de stoffen berberine en hydrastine en daarnaast nog een aantal andere berberis-alkaloïden. Aan deze 2 stoffen wordt de voornaamste antibacteriële werking van Canadese geelwortel toegeschreven. Canadese geelwortel wordt vooral gebruikt vanwege zijn brede antibiotische werking tegen tientallen bacteriën waaronder E.coli, Staphylococcen en Streptococcen maar ook tegen gisten als de Candida albicans. Ook omdat het zowel tegen de E.coli bacterie alsook tegen de Candida albicans gisten werkzaam is. Het is zoals gezegd meer een breedspectrum antibioticum en niet zoals de beredruif specifiek voor de urinewegen maar vanwege de werking tegen Candida albicans een uitermate geschikt middel bij de bestrijding van cystitis. Ook het antibiotische effect van Canadese geelwortel wordt vergroot bij een alkalische urine net als bij beredruif.
Naast deze werking stimuleert canadese geelwortel ook het immuunsysteem wat zoals al eerder aangegeven ook indirect helpt bij de bestrijding van cystitis. Hydrastis canadensis radix (wortel) kan als infuus of als tinctuur worden toegediend. Voor infuus gebruik je dan 1-2 gram van de gedroogde wortel en van een tinctuur 1:5 1 tot 1,5 theelepel wat overeenkomt met 4-6 ml tinctuur per dag. Bij normale doseringen zijn er over het algemeen weinig bijwerkingen te verwachten. Het wordt aanbevolen de doseringen niet te overschrijden omdat de alkaloïden in Canadese geelwortel in hoge concentraties toxisch zijn. Het gebruik moet ook niet langer dan 3 maanden toegepast worden omdat anders ook de nuttige darmbacteriën kunnen worden vernietigd
Solidago virgaurea - Echte guldenroede
Bij de inzet van diuretica bij de bestrijding van cystitis is het van belang voldoende vocht toe te dienen en wel minstens 2 liter per dag. Zo wordt een doorspoeling / drainagetherapie toegepast die ervoor zorgt dat de E.coli bacteriën uit de urinewegen worden gespoeld. Bij mensen met oedemen door beperkte nier- of hartfunctie wordt deze doorspoelingstherapie afgeraden. Ook kan een dergelijke hoeveelheid vocht gecombineerd met een diureticum ervoor zorgen dat de elektrolytenbalans van het lichaam veranderd wordt en zou men bij langdurig gebruik hieraan aandacht moeten besteden. Ook bij mensen die medicijnen hebben die hiermee verband houden is voorzichtigheid geboden.
Echte guldenroede zorgde in een onderzoek onder vrijwilligers voor een 27% toename van de urineuitscheiding. Het gehele bovengrondse deel van de plant wordt geoogst in de bloeitijd augustus tot oktober en bezit naast o.a. de flavonoïden rutine en quercetine ook saponinen. Leiocarposide en virgaureaside zijn ook belangrijk voor de werking van de echte guldenroede. Deze stoffen zorgen er niet alleen voor dat echte guldenroede een diuretische werking heeft maar ook een (licht)antibacteriële werking. Vandaar dat guldenroede een goed middel is bij de doorspoelingstherapie in de behandeling van cystitis.
Er bestaan vele diuretica bijvoorbeeld Urtica dioica - Grote brandnetel en Betula pendula - Ruwe berk die zeker ook bij de cystitis als doorspoelingstherapie gebruikt zouden kunnen worden maar door de ontstekingswerende, antibacteriële werking van de echte guldenroede geniet deze in dit geval de voorkeur. Echte guldenroede is het beste als infuus (thee) te gebruiken ook omdat je daarbij de vochtinname die nodig is voor de doorspoelingstherapie vergroot. Hiervoor gebruik je 2 gram kruid (bloeitoppen) per kop van 150 ml en neem je daarvan 3 tot 5 koppen per dag.
Orthosiphon stamineus - Indisch nierkruid - Koemis koetjing
Het Indisch nierkruid is een plant die uit de aziatische volksgeneeskunde is overgekomen naar Europa. Het blad van deze plant wordt daar al sinds tijden gebruikt bij de bestrijding van nier- en blaasklachten. Cystitis maar ook bijvoorbeeld niersteengruis worden hiermee bestreden. Door het gebruik van Indisch nierkruid bij de bestrijding van cystitis neemt het urinevolume toe omdat het veel kaliumzouten bevat en ook de uitscheiding van urinezuur en ureum nemen hierdoor toe. Hieraan dragen ook de aanwezige flavononen aan bij. Het indisch nierkruid heeft naast deze diuretische werking ook een bacteriostatische en anti-inflammatoire werking op de urinewegen door de aanwezigheid van rozemarijnzuur en flavanoïden. Hierdoor kan het indisch nierkruid als middel bij de bestrijding van cystitis gebruikt worden in een doorspoelingstherapie. De commision E heeft een positieve monografie voor Orthosiphonis folium afgeven. Een bekende andere naam voor dit middel is Java tea.
Vaccinium macrocarpum - Cranberry
Het bekendste fytotherapeuticum dat bij cystitis wordt ingezet is tegenwoordig Vaccinium macrocarpum. De Nederlandse naam is lepeltjesheide (soms ook grote veenbes genoemd) maar de plant is het meest bekend onder zijn Engelse naam de cranberry. De cranberry wordt in de Verenigde Staten op grote schaal verbouwd en is een typisch voorbeeld van een door de commercie gestimuleerd fytotherapeuticum. Doordat cranberry veel media-aandacht heeft gekregen vanwege promotie door de cranberryindustrie is de werking hiervan veel bekender geworden. Van oudsher is de beredruif hét middel bij blaasontsteking maar deze is door de bekendheid van de cranberry van de eerste plaats verdreven.
Cranberry behoort tot de Vacciniumfamilie waarvan meerdere soorten medicinaal gebruikt worden. Zo worden de rode en de blauwe bosbes (Vaccinium vitis idaea en Vaccinium myrtillus) onder andere ook bij nier- en urinewegproblemen toegepast. Van de cranberry worden de bessen gebruikt en deze worden gedroogd of verwerkt tot sap of in capsulevorm toegediend. Het is daarbij van belang om de cranberry’s of het cranberrysap niet gezoet te kopen. De toevoeging van (geraffineerde) suiker heeft juist een averechts effect op de bacteriegroei doordat het de urine zuurder maakt waardoor de bacteriën beter gedijen. Ook zou de toevoeging van vitamine C de werking van cranberry versterken en kan cranberry op deze manier volgens sommige onderzoekers wél genezend werken in plaats van alleen als aanvulling op reguliere medicijnen te worden gebruikt. Cranberry kan ook worden gebruikt als preventiemiddel om blaasontsteking te voorkomen. Dit is vooral bij recidiverende cystitis een belangrijke toepassing. Van cranberry is bekend dat het de groei van o.a. E.coli bacteriën tegengaat en de groei van de gunstige bacterie Lactobacillus doet toenemen met een factor tot 25 maal. Dit komt omdat door de aanwezige proanthocyanides de bacteriën verlamd worden en daardoor de weerhaakjes van de bacteriën zich niet vast kunnen zetten op de blaaswandepitheel en zo daarom geen ontsteking kunnen veroorzaken. De bacteriën worden dus zonder dat ze schade kunnen aanrichten uitgespoeld met de urine. Uiteraard is hierbij dus ook een voldoende vochtinname van belang.
Het aanwezige D-Mannose (fruitsuiker) in cranberry is, in tegenstelling tot gewone suiker, juist een essentiële voedingsstof. Deze stof zorgt ervoor dat de E.coli bacteriën zich aan de D-Mannose hechten en niet aan de blaaswand. Het in cranberry aanwezige vitamine C zorgt voor een optimale zuurgraad in de blaas wat ook een gunstig effect heeft. Vaak wordt er daarom aan cranberrycapsules extra vitamine C toegevoegd. Ook D-mannose is tegenwoordig in poedervorm verkrijgbaar. Het is door deze 3 werkingsprincipes dat de cranberry Cranberry’s zijn gedroogd als sap of in geconcentreerde in een aparte groep is geplaatst hier.
Equisetum arvense - Heermoes
Equisetum arvense is een plant die rijk is aan minerale bestanddelen waaronder kiezelzuur, kalium en mangaan. Ook bezit heermoes de werkzame flavanoïden quercetineglycoside en kaempferolglycoside die voor een anti-inflammatoire werking zorgen. Door het hoge gehalte aan mineralen is heermoes goed te gebruiken bij een doorspoelingstherapie bij de bestrijding van cystitis. Heermoes heeft namelijk (licht) diuretische eigenschappen. Het risico dat bij de doorspoelingstherapie belangrijke mineralen en spore-elementen het lichaam verlaten en er zo een tekort aan deze stoffen ontstaat wordt met heermoes vermeden. Strikt genomen is heermoes daarom geen diureticum maar een aquareticum omdat het de waterafscheiding stimuleert zonder dat er verlies aan elektrolyten optreedt. Het mineralengehalte is zo hoog dat heermoes ook remineraliserend is. Ook wordt heermoes vanwege het hoge kiezelzuurgehalte vaak ingezet bij allerlei gewrichtsproblemen en reumatische klachten hoewel de werking hiervan ook in twijfel getrokken wordt door sommige onderzoeken.
Van de plant worden de jonge volgroeide stengels geoogst in het voorjaar en deze kunnen worden bereid als thee. Daarbij giet men 1 eetlepel kruid op een kop kokend water (150 ml) en laat dit 5 minuten zachtjes doorkoken. Na het afzeven gebruikt men hiervan meerdere koppen per dag. De gemiddelde dagdosering voor heermoes is vastgesteld op 6 gram kruid per dag. Doordat het risico op een tekort aan mineralen en spore-elementen door heermoes wordt opgevangen kan heermoes goed gecombineerd worden met een ander diureticum bijv. echte guldenroede.
proefpersonen samen: Cranberry verminderde significant de incidentie van blaasontsteking na 12 maanden in vergelijking tot placebo of watercontrole (RR 0,65, 95% CI 0,46-0,90). Het effect was beter bij oudere vrouwen en minder duidelijk bij katheterisatie en oude mannen. Wel maken de auteurs melding van veel drop-outs tijdens de studie; mogelijk zijn de toedieningsvormen niet patiëntvriendelijk. De conclusie is dat aanvullend onderzoek gewenst is. In november 2008 verscheen een nieuwe studie, uitgevoerd in het academisch ziekenhuis Dundee in Schotland, die de effectiviteit van cranberry-extract (dosis 500 mg/dag) vergeleek met 100 mg trimethoprim in een studie van 6 maanden, uitgevoerd met 137 vrouwen boven de 45 die in het jaar voorafgaand aan de studie twee of meer met antibiotica bestreden blaasontstekingen hadden gehad. Van de 137 deelnemers kregen er 39 (28%) een blaasontsteking, hiervan 25 in the cranberrygroep en 14 in the trimethoprimgroep); RR 1.616 (95% CI: 0.93, 2.79) P = 0.084. Gemiddeld trad na 84,5 dag weer een blaasontsteking op in de cranberrygroep en na 91 dagen in de trimethoprimgroep (U = 166, P = 0.479). Alhoewel trimethoprim dus nauwelijks effectiever was, had dit middel wel veel meer dermatologische bijwerkingen (jeuk, uitslag). De gastro-intestinale klachten als bijwerking waren gelijk voor beide groepen. De artsen die in het ziekenhuis werken, bespreken voortaan met hun patiënten beide opties.
Bronnen: Jepson RG, Craig JC. Cranberries for preventing urinary infections. Cochrane Database of Systematic Reviews Issue 1, 23 januari 2008.
McMurdo, MET et al. Cranberry or trimethoprim for the prevention of recurrent urinary tract infections? A randomized controlled trial in older women. Journal of Antimicrobial Chemotherapy doi:10.1093/jac/dkn489. Nederlands tijdschrift voor fytotherapie
NVF / Urineweginfecties
Het Nederlands tijdschrift voor fytotherapie heeft haar eerste nummer van 2006 volledig besteed aan fytotherapie bij urineweginfecties. Dit nummer is in te kijken en te downloaden via de website van de Nederlandse vereniging voor fytotherapie op http://www.fyto.nl/Fyto_2006.pdf
Cranberry bevattende producten en de preventie van urineweginfecties . . .3
Niet-antibiotische versus antibiotische profylaxe bij vrouwen met recidiverende urineweginfecties: een dubbelblinde, gerandomiseerde klinische studie (de NAPRUTI-studie) . . 7
Urineweginfecties: reguliere behandeling en Chinese fytotherapie D. de Haas . . 9
Sabal bij mictiestoornissen bij mannen . . . . . 13
Planten en andere natuurprodukten met enige werking bij blaasontsteking volgens http://www.drugs.com/npp/
Complete Purslane informationScientific Name(s): Portulaca oleracea L. Family: Portulacaceae Common Name(s): Purslane , garden (common) purslane , pigweed , ma chi xian (Chinese) , munyeroo , portulaca , pusley Uses of Purslane Purslane is beneficial in urinary and digestive problems. It has antifungal and antimicrobial effects....
Complete Uva Ursi informationUva ursi has been used to treat urinary tract infections; as a diuretic; to treat induced contact dermatitis, allergic reaction-type hypersensitivity, and arthritis in conjuction ...
Complete Acidophilus informationThe weekly instillation of Lactobacillus has been shown to reduce the recurrence rate of uncomplicated lower urinary tract infections in women, and the use of a strain that is ...
Complete Cranberry informationScientific Name(s): Vaccinium macrocarpon Aiton. Family: Ericaceae (heath family) Common Name(s): Cranberry , American cranberry , arandano Americano , arandano rtepador , grosse moosbeere , kranbeere , tsuru-kokemomo , vaccinium Uses of Cranberry Some evidence exists for the use of cranberry in preventing,...
Complete Saw Palmetto informationScientific Name(s): Serenoa repens (Bartram) Small. Also referred to as Sabal serrulata (Michx.) Nicholson or Sabal serrulatum Schult. Family: Palmae (palms) Common Name(s): Saw palmetto , sabal , American dwarf palm tree , cabbage palm , fan palm , scrub palm Uses of Saw Palmetto Saw palmetto is used...
Complete Sandalwood Oil informationScientific Name(s): Santalum album L. Family: Santalaceae Common Name(s): Sandalwood , santal oil , white saunders oil , white or yellow sandalwood oil , East Indian sandalwood oil 1 Uses of Sandalwood Oil Sandalwood has been reported to have diuretic and urinary antiseptic properties, but the oil extracted...
Complete Buchu informationScientific Name(s): Agathosma betulina (Berg.) Pillans (syn. Barosma betulina [Berg.] Bartl. & Wendl.) (short buchu); B. serratifolia (Curt.) Willd. (long buchu); B. crenulata (L.) Hook. (ovate buchu). Family: Rutaceae. These plants should not be confused with “Indian buchu” ( Myrtus...
Complete Probiotics informationScientific Name(s): Lactobacillus spp. (eg, L. acidophilus , L. casei , L. rhamnosus , L. bulgaricus , L. plantarum , L. helveticus ), Bifidobacterium spp. (eg, B. bifidum , B. longum , B. breve , B. infantis ), Sacchromyces boulardii , Streptococcus salvarius , Enterococcus faecium Common Name(s): Yogurt,...
Infektionen der ableitenden Harnwege http://www.drugbase.de/de/datenbanken/arzneipflanzen
Bakterielle Infektionen können intern über das Blut oder die Lymphe und extern über die Harnwege erfolgen. Infektionen werden durch Harnwegsverengungen gefördert und können zu Entzündungen führen.
Behandlung
Arbutin aus Arctostaphylos uva-ursi und anderen Ericaceen, Senföle (aus Meerrettich, Armoracia rusticana) und Sesquiterpene (aus Santalum album) werden über die Niere eliminiert und weisen antibakterielle Eigenschaften auf. Antibakterielle Drogen werden häufig mit Diuretika kombiniert, um die Symptome zu mildern, zumal die erhöhte Harnproduktion auch durchspülende Wirkung zeigt. In schweren Fällen ist die Gabe von Antibiotika angesagt.
Wichtige Arzneipflanzen und Pflanzen der Volksmedizin
Agathosma betulina, Arctostaphylos uva-ursi, Armoracia rusticana, Fabiana imbricata, Pterocarpus santalinus, Santalum album, Tropaeolum majus, Vaccinium oxycoccos (siehe auch die Drogen, die als Diuretika weiter unten abgehandelt werden).
Entzündungen der Harnwege (einschließlich Harn- und Nierensteine; Urolithiasis, Nephrolithiasis)
Entzündungen der Nieren und ableitenden Harnwege können durch bakterielle Infektionen, Harngrieß und Nierensteine (aus Calciumoxalat, Calciumphosphat, Magnesiumammoniumphosphat, seltener Urat-Cystin, Xanthin oder Kreatin) hervorgerufen und von kolikartigen Schmerzen begleitet werden.
Behandlung
Diuretische Drogen mit Terpenoiden, Cumarinen, Furanocumarinen, Flavonoiden, Saponinen, Herzglykosiden bzw. ihren Abbauprodukten stimulieren die Harnproduktion. Entzündungs-hemmende Eigenschaften der Drogeninhaltsstoffe sowie die erhöhte Durchspülung wirken sich positiv auf das Entzündungsgeschehen aus. Der verdünnte Harn verhindert außerdem die Kristallbildung (prophylak-tische Wirkung). Im Falle krampfartiger Schmerzen können diese durch krampflösende Drogen (wie Scopolia carniolica oder Petasites hybridus) therapiert werden. Bei Steinleiden können diuretische, spasmo-lytische und litholytische (steinauflösende) Drogen helfen.
Wichtige Arzneipflanzen und Pflanzen der Volksmedizin
Adonis vernalis, Agathosma betulina, Angelica archangelica, Apium graveolens, Asparagus officinalis, Betula pendula und verwandte Arten, Convallaria majalis, Equisetum arvense, Fagopyrum esculentum, Genista tinctoria, Helichrysum arenarium, Helleborus niger, Herniaria glabra, Hibiscus sabdariffa, Juniperus communis, Lespedeza capitata, Levisticum officinale, Melilotus officinalis und verwandte Arten, Ononis spinosa, Orthosiphon aristatus, Petroselinum crispum, Phaseolus vulgaris, Pimpinella major, Polygonum hydropiper, Rhamnus frangula, Ribes nigrum, Rosa canina, Smilax-Arten, Solidago canadensis, S. virgaurea, Taraxacum officinale, Urginea maritima, Urtica dioica, Viola tricolor. Krampflösende und schmerzstillende Drogen: Ammi visnaga, Atropa belladonna, Berberis vulgaris, Chelidonium majus, Melissa officinalis, Petasites hybridus, Scopolia carniolica. Steinlösende Drogen: Rubia tinctorum.
Akute Harnwegsinfektionen sind besonders bei Frauen häufig und neigen zu Rezidiven.
Im Alter von 15–39 Jahren haben 15,2% der Frauen mindestens einen Harnwegsinfekt/Jahr, von den 40–59-Jährigen gilt dies für 11,4%, im Alter von 60–79 Jahren sind es noch 9,7%. Während Harnwegsinfekte bei Frauen zumeist unkompliziert (uncomplicated urinary tract infections, UTI) sind, d.h. spontan und komplikationslos ausheilen, sind sie bei Kindern, Schwangeren, Männern sowie Patienten mit Veränderungen an den Harnwegen nie unkompliziert ([1]). UTI wurden stets über 3–7 Tage mit Antibiotika behandelt. Die alleinige Gabe von pflanzlichen Durchspülungsmitteln, z.B. als Tee, ist jedoch bei asymptomatischer Bakteriurie, chronischen bakteriell verursachten Zuständen nach Pyelonephritis, Urethritis oder Zystitis, die zu 75–95% durch uropathogene E. coli (UPEC) hervorgerufen werden (80–90% der ambulanten Infektionen und 30–50% der im Krankenhaus erworbenen Harnwegsinfektionen) und zur Rezidivprophylaxe sinnvoll ([2]).
Nach den neueren Leitlinien muss bei der UTI nicht immer sofort eine antibiotische Therapie begonnen werden. Vielmehr werden – auf dem Hintergrund der zunehmenden Resistenz der Erreger und der international propagierten Reduktion der Therapie mit Antibiotika – rein symptomatische Therapien, z.B. mit 3 × 400 mg Ibuprofen, aber auch komplementärmedizinische Methoden als Alternativen erwähnt ([3], [4]). Allerdings wird beispielsweise in der S3-Leitlinie „Brennen beim Wasserlassen“ hinsichtlich der Einnahme von Präparaten aus Bärentraubenblättern oder einer Kombination aus Kapuzinerkressenkraut und Meerrettichwurzel bei UTI aufgrund von unzureichenden klinischen Studiendaten keine Empfehlung ausgesprochen. Aus dem gleichen Grund ist die Empfehlung bei dysurischen Beschwerden für Zubereitungen aus Wacholderbeeren, Birkenblättern, Brennnesselkraut, Goldrutenkraut, Hauhechelwurzel und Orthosiphonblättern offen ([4])
Mit Arzneipflanzen gegen Virulenzfaktoren?
Da Phytotherapeutika bei Patienten mit UTI empirisch weitaus besser wirksam sind als es die bisher in klinischen Studien dokumentierten Effekte vermuten lassen, liegt es nahe, auch die Wirkung von pflanzlichen Extrakten auf Virulenzfaktoren von UPEC zu untersuchen. Derartige Arbeiten sind jedoch erst in geringer Anzahl verfügbar.
Antimikrobielle Aktivität
In einer In-vitro-Untersuchung wurden Extrakte aus Birkenblättern (Betula pendula), Schachtelhalmkraut (Equisetum arvense), Kraut des Kahlen Bruchkrauts (Herniaria glabra), Waldmeisterkraut (Galium odoratum), Brennnesselkraut (Urtica dioica) und Preiselbeerblättern (Vaccinium vitisidaea) hinsichtlich ihrer antimikrobiellen Aktivität und ihrer Wirkung auf Virulenzfaktoren, die bei der Gewebekolonisation und Biofilmbildung von UPEC-Stämmen von Bedeutung sind, geprüft ([17]). Diese diuretisch und antiinflammatorisch wirksamen pflanzlichen Drogen enthalten v.a. Flavonoide, Glykoside, Saponine, Tannine und Terpenderivate ([18], [19]). Die antimikrobielle Aktivität nahm in der Reihenfolge H. glabra, V. vitis-idaea, B. pendula, E. arvense, U. dioica und G. odoratum ab. Für die Unterschiede bei der dosisabhängigen Empfindlichkeit des getesteten auto-aggregierenden UPEC gegenüber diesen Extrakten sind nach Ansicht der Autoren Saponine, Tannine und Terpene verantwortlich ([17]).
Hemmung der Biofilmproduktion
Auch die verschiedenen Virulenzfaktoren wurden durch diese Extrakte beeinflusst. Die Hydrophobie der Oberfläche des E.-coli-Stamms nahm allerdings nur nach der Exposition gegenüber hohen Konzentrationen von Waldmeister- und Brennnesselkrautextrakt ab, während die anderen Extrakte unwirksam waren. Durch Extrakte von Birken- und Brennnesselblättern in hohen Konzentrationen wurde die Beweglichkeit des E.-coli-Stamms reduziert (p < 0,05), hohe Konzentrationen von Schachtelhalm- und Waldmeisterkraut wirkten dagegen motilitätsfördernd. Alle Extrakte wiesen eine Antibiofilmaktivität auf, die am stärksten ausgeprägt nach 4–6 Tagen der Inkubation mit den E. coli war (Reduktion auf ca. 2% der Kontrolle [100%]. Diese starke Hemmung der Biofilmproduktion wurde noch nach 9- bis 10-tägiger Inkubation durch die Extrakte von Schachtelhalm- und Bruchkraut sowie von Preiselbeerblättern aufrechterhalten. Durch Waldmeister- und Brennnesselkrautex - trakt wurde diese Produktion zu diesem Zeitpunkt deutlich geringer gehemmt (Reduktion auf 20–40%), während der Birkenextrakt nicht länger wirksam war ([17]). Möglicherweise sind hierbei Flavonoide beteiligt ([16]).
Fimbriensynthese und -anhaftung
Hohe Konzentrationen von Extrakten aus Birkenblättern, Schachtelhalm-, Waldmeister- und Brennnesselkraut und niedrige und hohe Konzentrationen von Preiselbeerblätterextrakt hemmten zudem die Fimbriensynthese des E.-coli-Stamms. Dies wird vermutlich durch den Tanningehalt der Extrakte bedingt. Tannine haben zudem eine große Strukturähnlichkeit zu Antigenen auf Blasen- und Nierenzellen und können durch ihre Bindung an die Fimbrien deren Anhaften an das Wirtsgewebe verhindern ([17]).
In einer weiteren In-vitro-Arbeit beeinträchtigten wässrige Extrakte aus Goldrutenkraut (S. virgaurea subsp. virgaurea und S. virgaurea subsp. alpestris) zwar nicht das Wachstum von C. albicans, E. coli und verschiedenen anderen Bakterien, jedoch wurden sowohl Entstehung als auch Aufrechterhaltung des durch C. albicans gebildeten Biofilms stark gehemmt, möglicherweise infolge der enthaltenen Saponine ([18]).
Hemmung der Adhäsion
Die antiadhäsiven Wirkungen verschiedener pflanzlicher Extrakte auf den UPECStamm A 2980, der stark adhärent, aber nicht zytotoxisch ist, wurden in einer weiteren In-vitro-Arbeit untersucht. Extrakte aus Queckenrhizom (Agropyron repens) und Maisgriffeln (Zea mays) reduzierten die bakterielle Adhäsion durch eine Hemmwirkung auf Adhäsionsproteine der Bakterienaußenseite. Extrakte aus Birkenblättern, Orthosiphonblättern und Brennnesselkraut wirkten ebenfalls deutlich antiadhäsiv, hier wurden jedoch UPEC-bindende Stellen der Blasenzellen als Angriffspunkt identifiziert. Bei Kombination der Extrakte aus Queckenrhizom bzw. Maisgriffeln mit Auszügen aus Orthosiphonblättern ergaben sich signifikante synergistische Effekte ([19], [20]).
1 Guay DR. Contemporary management of uncomplicated urinary tract infections. Drugs 2008; 68: 1169-1205
2 Ejrnaes K, Stegger M, Reisner A et al. Characteristics of Escherichia coli causing persistence or relapse of urinary tract infections: phylogenetic groups, virulence factors and biofilm formation. Virulence 2011; 2: 528-537
3 AWMF. S3-Leitlinie Epidemiologie, Diagnostik, Therapie und Management unkomplizierter bakterieller ambulant erworbener Harnwegsinfektionen bei erwachsenen Patienten. Stand: 1.6.2010.http://www.awmf.org/uploads/tx_szleitlinien/043-044l_S3_Harnwegsinfektionen.pdf
4 AWMF. S3-Leitlinie Brennen beim Wasserlassen. Stand 1.5.2009 [in Überarbeitung]
5 Schilcher H, Kammerer S, Wegener T Hrsg. Leitfaden Phytotherapie. München: Elsevier, Urban & Fischer; 2010
6 Conrad A, Biehler D, Nobis T et al. Broad spectrum antibacterial activity of a mixture of isothiocyanates from nasturtium (Tropaeoli majoris herba) and horseradish (Armoraciae rusticanae radix). Drug Res 2013; 63: 65-68
7 Goos KH, Albrecht U, Schneider B. Wirksamkeit und Verträglichkeit eines pflanzlichen Arzneimittels mit Kapuzinerkressenkraut und Meerrettich bei akuter Sinusitis, akuter Bronchitis und akuter Blasenentzündung im Vergleich zu anderen Therapien unter den Bedingungen der täglichen Praxis. Ergebnisse einer prospektiven Kohortenstudie. Arzneimittel-Forschung 2006; 56: 249-257
8 Naber KG. Efficacy and safety of the phytotherapeutic drug Canephron® N in prevention and treatment of urogenital and gestational disease: review of clinical experience in Eastern Europe and Central Asia. Res Rep Urol 2013; 5: 39-46
9 Lane MC, Mobley HL. Role of P-fimbrialmediated adherence in pyelonephritis and persistence of uropathogenic Escherichia coli (UPEC) in the mammalian kidney. Kidney Int 2007; 72: 19-25
10 Norinder BS, Koves B, Yadav M et al. Do Escherichia coli strains causing acute cystitis have a distinct virulence repertoire?. Microb Pathog 2012; 52: 10-16
11 Johnson JR. Virulence factors in Escherichia coli urinary tract infection. Clin Microbiol Rev 1991; 4: 82-128
12 Khan AS, Kniep B, Oelschlaeger TA et al. Receptor structure for F1C fimbriae of uropathogenic Escherichia coli . Infect Immun 2000; 68: 3541-3547
13 Pere A, Leinonen M, Vaisanen-Rhen V et al. Occurrence of type-1C fimbriae on Escherichia coli strains isolated from human extraintestinal infections. J Gen Microbiol 1985; 131: 1705-1711
14 Wittschier N, Lengsfeld C, Vorthems S et al. Large molecules as anti-adhesive compounds against pathogens. J Pharm Pharmacol 2007; 59: 777-786
15 Dhakal BK, Kulesus RR, Mulvey MA. Mechanisms and consequences of bladder cell invasion by uropathogenic Escherichia coli . Eur J Clin Invest 2008; 38 (Suppl. 2) 2-11
16 Mulvey MA, Schilling JD, Hultgren SJ. Establishment of a persistent Escherichia coli reservoir during the acute phase of a bladder infection. Infect Immun 2001; 69: 4572-4579
17 Wojnicz D, Kucharska AZ, Sokol-Letowska A et al. Medicinal plants extracts affect virulence factors expression and biofilm formation by the uropathogenic Escherichia coli . Urol Res 2012; 40: 683-697
18 Chevalier M, Medioni E, Precheur I. Inhibition of Candida albicans yeast-hyphal transition and biofilm formation by Solidago virgaurea water extracts. J Med Microbiol 2012; 61: 1016-1022
19 Rafsanjany N, Lechtenberg M, Petereit F, Hensel A. Antiadhesion as a functional concept for protection against uropathogenic Escherichia coli: in vitro studies with traditionally used plants with antiadhesive activity against uropathognic Escherichia coli . J Ethnopharmacol 2013; 145: 591-597
20 Rafsanjany N, Lechtenberg M, Petereit F, Hensel A. Traditionell angewandte Drogen bei unkomplizierten Entzündungen der ableitenden Harnwege verursacht durch uropathogene E. coli . Z Phytother 2013; 34: 214-220
21 Darouiche RO, Al Mohajer M, Siddiq DM, Minard CG. Short versus long course of antibiotics for catheter-associated urinary tract infections in patients with spinal cord injury: a randomized controlled noninferiority trial. Arch Phys Med Rehabil 2014; 95: 290-296
22 Cai T, Caola I, Tessarolo F et al. Solidago, orthosiphon, birch and cranberry extracts can decrease microbial colonization and biofilm development in indwelling urinary catheter: a microbiologic and ultrastructural pilot study. World J Urol 2013; [E-pub ahead of print]