Papaver somniferum / Slaapbol / Opium

Opium is het aan de lucht gedroogde melksap van Papaver somniferum L. (Papaveraceae), dat traditioneel wordt verkregen door insnijding van de nog onrijpe doosvrucht van de plant. Het aanvankelijk witte melksap droogt in tot een bruine, kleverige en gomachtige massa, als gevolg van oxidatie van fenolische bestanddelen. Deze massa wordt verzameld en tot zogenaamde opiumbroden geperst. Hieruit worden verschillende alkaloïden geïsoleerd. Het morfinegehalte in het melksap is het hoogst ongeveer 3 weken na de bloei van de plant [4].

Opium wordt al sinds de oudheid medicinaal toegepast, vanwege hoestdempende eigenschappen, tegen diarree en als slaapmiddel. Aan het einde van de18de eeuw, toen de Verlichting haar intrede deed en de wetenschap zich ontplooide, gingen chemici en apothekers op zoek naar het ‘werkzame element’ van opium. Opium was het eerste natuurproduct waaruit werkzame bestanddelen werden geïsoleerd. Onafhankelijk van elkaar verkregen drie wetenschappers, bijna tegelijkertijd, enkele verbindingen uit opium: in 1804 isoleerde Dérosne morfine (“sel d’opium”) en narcotine, en in hetzelfde jaar kreeg Séguin morfine (“principe amer et insoluble de l’opium”) en meconzuur in handen, zonder echter nog de chemische structuur te kennen. Een jaar later isoleerde de apotheker Sertürner narcotine en meconzuur, gevolgd door morfine in 1806. Hij verdiepte zich als eerste in de structuur van de geïsoleerde verbindingen [5].

Tot op heden zijn er uit opium ongeveer 30 alkaloïden geïsoleerd. De meeste zijn echter weinig relevant voor de geneeskunde en de farmacie, omdat zij niet of nauwelijks tot een biologische respons in de mens leiden. Farmacotherapeutisch belangrijk zijn de fenantreen-alkaloïden morfine (narcotisch analgeticum) en codeïne (hoestmiddel, narcotisch analgeticum), en de benzylisochinoline-alkaloïden papaverine (spasmolyticum) en noscapine(hoestmiddel)[6]. Daarnaast is thebaïne belangrijk als uitgangsverbinding voor de productie van codeïne.

Aangenomen wordt dat de bakermat van de opiumpapaver in Midden- of Klein-Azië ligt en dat de plant zich in de loop der tijd verder heeft verspreid. Voor de winning van opium worden witzadige variëteiten van P. somniferum gebruikt; zwartzadige variëteiten zijn door hun lage gehalte aan alkaloïden ongeschikt als leverancier van opium [7].

WINNING

De teelt van papaver voor de winning van opium staat onder controle van een orgaan van de Verenigde Naties, de International Narcotic Control Board, die ook toeziet op de export van opium. India is op dit moment hoofdleverancier van opium. Legale teelt vindt, volgens afspraken die dateren uit 1953, verder plaats in Turkije, Bulgarije, Griekenland, Iran, Rusland en (voormalig) Joegoslavië. Ook wordt opium gewonnen in Tasmanië (20% van de wereldproductie van codeïne), China, Mexico en Vietnam. Veel illegale opium wordt gewonnen in de ‘Golden Triangle’ (het grensgebied tussen Myanmar, Thailand en Laos), en in de ‘Golden Crescent’ (Pakistan, Afghanistan en Iran). Illegale opium wordt gebruikt voor de productie van heroïne (diacetylmorfine) [8 9].

Er zijn twee methoden in gebruik voor de opiumwinning. Eeuwenoud en nog steeds toegepast is de methode waarbij de zaaddoos van de papaverplant oppervlakkig wordt ingekerfd met een heft waarin 2 tot 4 zeer scherpe mesjes zijn gevat. Dit aansnijden geschiedt op de papaverakkers. Meestal gebeurt dit horizontaal, waarbij de zaaddoos rondom oppervlakkig wordt ingekerfd, zodanig dat het begin en eind van de snede elkaar niet raken. Er zijn ook streken waar overlangs wordt ingekerfd. Het naar buiten getreden melksap laat men overnacht aan de lucht drogen, waarna het met een speciaal instrument, dat het midden houdt tussen een blokschaaf en een sikkel, van de zaaddoos wordt verwijderd. 

Dit is de ruwe opium, Opium crudum, waaruit de alkaloïden kunnen worden geïsoleerd. Het op deze manier oogsten van opium is erg arbeidsintensief. Voor het verkrijgen van 1 kg ruwe opium moeten circa 50.000 zaaddozen worden aangesneden: een zaaddoos levert ongeveer 20 mg opium [9].

Voor grotere bouwakkers wordt een andere manier van opiumwinning toegepast. De onrijpe zaaddozen worden op het veld afgesneden, handmatig of met landbouwmachines, waarna ze in een schuur worden uitgespreid om te drogen. De zaaddozen worden gedorst en versneden, waarna het zaad wordt afgezeefd. De zaaddozen worden in een fermentatiekuip gebracht met een 1%-zwavelzuuroplossing van 50-60°C en beënt met een culture die bestaat uit een mengsel van bacteriën, schimmels en gisten. Gedurende 24 tot 28 uur wordt de kuip ter fermentatie met rust gelaten. Na deze fermentatieperiode wordt de inhoud van de kuip geneutraliseerd met een calciumhydroxidesuspensie, waarna de zaaddozen worden uitgeperst. Ballaststoffen slaan nu neer, terwijl de alkaloïden als calciumzouten in oplossing blijven. Deze oplossing wordt afgegoten en in grote afdampketels bij 40 à 50°C ingedampt tot een taaivloeibare massa en in kleinere porties in pannen verder gedroogd tot een halfdroog extract is verkregen.

Dit wordt warm tot een gelijkmatige, deegachtige massa gekneed, in vormen geperst en aan de lucht gedroogd. De zo ontstane opiumbroden, die ongeveer 5 kg wegen en 10% water bevatten, worden verscheept naar de verwerkende (farmaceutische) industrie, waar men de gewenste alkaloïden isoleert. 

Ruwe opium bevat 10-20% morfine, 0,8-2,5% codeïne, ongeveer 1% papaverine en 4-8% noscapine. Ter illustratie volgen enkele getallen uit het begin van de jaren negentig. De legale wereldproductie van opium bedraagt 1.000 ton per jaar. Dit levert 26 ton morfine en 100 ton codeïne op. Bolkaf levert jaarlijks 115 ton morfine. Van de gewonnen morfine wordt circa 90% door methylering omgezet in codeïne [6-10].

Morfine wordt via extractie uit opium gewonnen. De opiumbroden worden verkruimeld en met calciumchloride en water tot een pasta vermengd.

Meconzuur en andere aanwezige zuren slaan nu als calciumzout neer. Vervolgens worden de alkaloïden als HCl-zout met water geëxtraheerd. De hierop volgende scheiding van de alkaloïden berust op onderlinge verschillen in basiciteit. Door toevoeging van natriumacetaat aan het extract slaan noscapine en papaverine neer. Als aan het extract ammonia wordt toegevoegd, slaat morfine neer [9].

Voor de isolatie van codeïne en thebaïne (als grondstof voor codeïne) wordt de oplossing alkalisch gemaakt met natronloog en uitgeschud met chloroform. De chloroformfasen worden verzameld en ingedampt tot net niet droog. Dan wordt er water toegevoegd en wordt de rest van het chloroform afgedampt. Doordat codeïne beter wateroplosbaar is dan thebaïne, slaat thebaïne neer en kan het worden afgefiltreerd. Door het filtraat uit te schudden met chloroform wordt codeïne geïsoleerd. Zoals reeds gezegd, wordt het grootste deel van de codeïne echter industrieel geproduceerd door methylering van morfine [6-10].

LITERATUUR


De slaapbol of bolpapaver (Papaver somniferum, Engels : opium poppy) is een eenjarige plant die tot de papaverfamilie (Papaveraceae) behoort. Er bestaan verschillende cultuur en siervarianten van, maar vooral de opium papaver Papaver somniferum subsp. Somniferum levert een aantal zeer belangrijke geneeskrachtige stoffen. Het meest bekend daarvan is morfine. Daarnaast bevat de plant bijvoorbeeld codeine (wordt gebruikt om de hoestprikkel te dempen), noscapine (eveneens in hoestdranken) en papaverine. De stof heroine (diacetylmorfine) wordt uit morfine gemaakt via een relatief eenvoudige synthese. 

De opiumpapaver wordt geteeld om het melksap uit de zaadbol te winnen. Wanneer dit wordt gedroogd spreekt men van ruwe opium. 

Het gebruik van de papaver en (ruwe) opium is al duizenden jaren oud. Afbeeldingen ervan  zijn gevonden op vondsten uit de Sumerische beschaving in Mesopotamië (3000 jaar v. Chr.  en ouder). Opium kent een rijke geschiedenis en er zijn zelfs oorlogen om gevoerd. Nog  steeds is er papaver teelt vanwege de winning van medicinale morfine. Daarnaast is er natuurlijk veel illegale teelt. 

De stof morfine wordt zelf nog steeds gebruikt als sterke pijnstiller en er zijn verschillende andere geneesmiddelen afgeleid van morfine. Deels zijn dit ook pijnstillers, deels heeft het onderzoek bijvoorbeeld geleid tot morfine-antagonisten (bijvoorbeeld gebruikt bij overdosering). Vanuit het gegeven dat morfine de darm-peristaltiek bleek te remmen en bijvoorbeeld opiumtinctuur eeuwenlang tegen diarree is gebruikt wist men stoffen te maken die alleen nog op de darm werken. Zo is het bekende loperamide (in Immodium® of Diacure®) ook afgeleid van morfine. 

Vroeger medicinaal gebruik van Papaver

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 562, 310) ‘Het zaad van de heulen, zoals dezelfde Galenus betuigt in het boek van de krachten van het voedsel, wordt op het brood nuttig gestrooid om het een betere of andere smaak te geven maar wat dat aangaat houdt hij het wit zaad voor beter dan het zwart. Hij voegt er ook bij dat het een koud makende kracht heeft en de mens tot slapen brengen kan en daarboven het lichaam geen vermanen waard voedsel geeft. Voorts zo wordt dat zaad soms ook gebruikt en vooral als het met suiker ingemaakt of gekonfijt is om met het banket op tafel te brengen. Dan zijn verkoelende kracht wordt bevonden dat het niet zeer groot is en om de slaap te laten komen is het niet zeer krachtig of geschikt.

Opium of het sap dat uit deze zaadhoofdjes vloeit is het sterkste dat men in de heul vindt en het Meconium of heulsap is niet zo sterk. Dan zowel het Meconium als het opium, hetzij ingenomen, hetzij van buiten op het hoofd gelegd of gestreken brengt de mens in slaap en soms met een zeer vaste slaperigheid en schadelijke of immers moeilijke dromerigheid en zwaarhoofdigheid die veel op de slapende ziekte lijkt. Maar het opium vooral, zo Plinius met de waarheid betuigt als het teveel ingenomen of te dikwijls van buiten gebruikt wordt brengt de mensen ter dood. Het neemt weg of verzoet wel allerhande smarten en weedom, dan men bevind dikwijls dat het in plaats van de oorzaak van de ziekte weg te nemen die ziekten slechter en ongemakkelijker om te genezen worden laat.

Door het gebruik van opium, zegt Galenus in het 2de boek van de geneesdingen of medicamenten naar de plaatsen, worden zeer beschadigd en gekrenkt alle sterkste en vaste delen van het ganse lichaam op die manier dat ze na het gebruik er van verbeterd en met naarstigheid in hun oude stand gebracht moeten worden. En zo is het ook dikwijls gebeurt dat oogzalven daar opium bij was vele mensen schadelijk geweest zijn op die manier dat ze de ogen daarna teer en week en het gezicht duisterder gelaten hebben net zoals men ook bevindt dat alle dingen die met opium of heulsap tegen de onlijdelijke smarten van de oren van sommige vermengd en bereid worden de pijn wel schijnen wat te verlichten, maar tenslotte nochtans een doofheid of hard en stijf gehoor veroorzaken en nalaten. Daarom moet men alle geneesdingen schuwen en geenszins gebruiken die men van heulsap of opium om de pijn te verzoeten of (om beter te zeggen) om het gevoel te benemen plag te bereiden en men moet nimmermeer tot het gebruik van die komen, tenzij dat men door enige noodzakelijke oorzaak er toe gedrongen en gedwongen wordt, te weten als geen ander redelijke of gewone gebruikelijke zachte middelen die onlijdelijke pijnen enigszins verzoeten of matigen kunnen, zo Galenus ons merkelijk leert in het derde boek van de geneesdingen of medicamenten naar de plaatsen.

Dodonaeus heeft ons genoeg betoond hoe schadelijk dat het gebruik van heul en van al hetgeen dat er van komt in het mensen lichaam is en vooral het opium wat zo hinderlijke kracht heeft dat het teveel ingenomen of te dikwijls van buiten gebruikt of anders zonder rijpe voorzichtigheid gebruikt zeer zware en lastige slapen maakt met razernij en ijdelheid van het hoofd die het verstand en zinnen beneemt, lamheid en benauwdheid van de leden veroorzaakt en tenslotte de mens ombrengen kan. Wat de slaven en ook de misdadige mensen in Turkije zeer goed weten, want ze nemen van dit opium wat veel tegelijk in en brengen zichzelf daardoor zeer gemakkelijk al slapende tot de dood zonder enige smart of weedom te voelen.

Maar op welke manier dat men het gebruikt, heul is krachtig om de hoest te genezen en allerhande smarten te verzoeten en vooral de pijn en weedom van teveel of te weinig kamergang. Het maakt de keel zacht en belet de vloed van alle dunne vochtigheden uit het hoofd die op de borst rijzen, maar boven alles laat het goed rusten en slapen en tot dat doel strijken sommige de slaap van het hoofd of baden hun handen en hoofd in het water daar de zaadbolletjes in gekookt zijn of drinken het alleen of met enige siroop vermengt. Sommige vrouwen mengen het poeder van wit heulzaad met hun eigen melk en geven dat hun kinderen in om hun goed te laten slapen en verteren. Hetzelfde poeder van het zaad van witte heul met olie van violen vermengd en daarmee de ruggengraad bestrijken kan de pijn van de leden weg nemen. Het zaad van zwarte heul gedronken of het water daar dat in gekookt is in de baarmoeder gedaan verzoet de pijn en weedom er van en stelpt alle buiklopen en onmatige vrouwelijke vloeden.

Heul geneest ook de razernij of waanzin en met olie van amandelen in de oren gedaan verdrijft hij het tuiten en wordt ook gelegd op de hete zwellen en ontstekingen van de ogen.

Niet tegenstaande ook dat het opium zo schadelijk is, als gezegd is, plegen nochtans sommige dat zeer te prijzen en veel te gebruiken. Zelfs het wordt in vele composities en geneesmiddelen gedaan die men naar het opium op het Latijns Opiaten in de apotheken plag te noemen, maar daarnaast wordt het opium dikwijls alleen gebruikt, hoewel niet veel tegelijk. Maar nergens wordt het opium meer gebruikt dan bij de Mohammedanen, want de Turken, Moren en Perzen plegen dat dagelijks te eten meer dan een scrupel tegelijk en ze noemen dat Amphia of Ofioun, ja sommige van hun zijn dat zo gewoon dat ze het niet laten kunnen zonder groot letsel of nood van sterven. Het maakt hun blij, dapper en als dronken, onbevreesd en onbedacht, ja bijna uitzinnig zodat ze noch vijand noch dood vrezen of ontzien. Willen ze het gebruik er van laten moeten ze elke dag wat minder nemen totdat ze het wederom ontwent worden. Dit wordt in India osium genoemd en in de apotheken opium. Door geheel Azië, en Afrika is het gewone volk aan dit Osium zo gewend, dat ze in stervensnood schijnen te wezen, wanneer zij het niet meer eten al is ‘t dat het gebruik van tabak de achting van Osium nu onlangs in Turkije zeer verminderd heeft. Want eer tabak in het gebruik kwam zo ontzag een slecht man niet zijn laatste geld aan Opium te besteden net zoals we hier te lande zien in tabak. En net zoals bij ons diegene die daar op gesteld zijn een tabaksdoosje bij zich dragen en waar zij komen steeds tabak zuigen eveneens zijn de Turken gewent dat te doen met hun Osium die zij altijd bij zich hebben, maar noch allermeest gebruiken in tijde van oorlog, vooral wanneer zij met hun vijanden slaags zullen gaan. Want zij voelen door het gebruik van het Osium zichzelf dapperder of vrezen het gevaar minder en ontzien het daardoor minder net zoals in zodanige gelegenheid onze matrozen een glas Spaanse of brandenwijn voor de mast geschonken wordt want dat kan ook een ongewapend man in de strijd stoten. Hierom als de grote heer te veld gaat dan is er in Turkije nauwelijks Osium te koop te vinden. Prosper Alpinus doet er noch bij, dat ze na het innemen van Opium slapen en een genoeglijke droom hebben en ze schijnen grote hoven vol bomen, kruiden en bloemen te zien. Zij nemen gewoonlijk gelijk van de twintig tot de vijftig azen en zulk zonder letsel, anders dat zij dronken schijnen te wezen. En hier te lande heeft men genoeg aan drie azen en in de grootste nood en zware razernij zes. Omdat het met zo weinig hoop niet alleen een diepe en vaste slaap, maar ook wat te veel ingenomen zijn broeder de eeuwige slaap verwekt. Het wordt uit Syrië en Alexandrië gebracht, maar het beste is naar de stad en landschap Thebe Opium Thebaïscum genoemd en wordt zowel van de zwarte als van witte heul gemaakt. ‘

De zaden bevatten een 50% olie wat verwerkt wordt tot slaolie, die wordt minder gauw ranzig dan olijfolie en verder als machineolie. Door schilders werd dit gebruikt als een droogmiddel.

De opiumpapaver werd vroeger veel geteeld vanwege zijn geneeskrachtige eigenschappen en tegen dysenterie, cholera en malaria gebruikt.

In de artsenij gebruikte men de witte maanzaden om er een emulsie van te maken, dat is een melkachtige vloeistof waarin de vette olie in zijn fijnste verdeling behouden is. Men gebruikte het in plaats van amandelemulsie als zacht afvoerend en omhullend artsenijmiddel, op 100 gram zaden werden door stampen en wrijven onder steeds water bij doen een liter maanzadenmelk gewonnen die als net als amandelmelk als dorst stillende drank voor zieken en genezende aanbevolen werd. De olie werd verder als vervanger van olijvenolie bij inwrijven, pleisters en zalven gebruikt, als om brandwonden te bestrijken en in grotere dosis, van 500 tot 1000 gram, als klisteer gebruikt. Uit de groene, onrijpe vruchten maakte men een afkooksel voor pijn stillende omslagen op het onderlichaam en hoofd. Door de onrijpe vruchten te koken met suiker werd er een siroop van gemaakt.

Van de bloemen werd wel een siroop gemaakt. In droge toestand werden de bloemen wel met slijmerige middelen gemengd om er een borstkruid van te maken. Tegen het hoesten van dit borstkruid werd het gemengd met andere kruiden zodat dit verzachtend en pijnstillend werkt.

De zaden zijn de bekende blauwmaanzaden die wel op broodjes gestrooid worden. Hier zitten geen droom verwekkende stoffen in. De Romeinen mengden de zaden met honig, ze werden geroosterd en door het deeg gemengd, de zogenoemde placenta melitta. Papaverzaden werden gebruikt om er een soort drank van te maken, cocetum, die aan jonggehuwden voor de bruidsnacht werd gegeven.

Oude Duitse kruidboeken noemen het ook al als een smakelijk kruiderij voor brood en noemden het oelsamen: oliezaad.

De vele zaden zijn een symbool van vruchtbaarheid, voortplanting. Vandaar dat Venus soms afgebeeld wordt met in de ene hand een appel en in de ander een papaver.

De korenaar en de slaapbol worden ook vaak vergeleken met het hoofd van de mens en zelfs met een sterke stad die met vestigen is omgeven. De grote hoeveelheid zaden in de slaapbol doen aan een hele bevolking denken.

Vroege geschiedenis van de slaapbol

Een verwant van de Papaver, opium poppy, werd gecultiveerd in de late steentijd. Vruchten ervan zijn gevonden in Zwitserse meerlagen uit die tijd. Papaver is gevonden in paalbouwwoningen te Robenhausen, bij Bouget in Frankrijk en te Lagozza in Italië. Als stamplant wordt de sinds de bronzen tijd gecultiveerde en in het oostelijke M. Zeegebied voorkomende soort, Papaver setigerum, D.C. (borstel dragend) aangezien die nog samen met de slaapbol in N. Frankrijk geteeld wordt. Zijn geboortestreek ligt waarschijnlijk in de landen rond de Zwarte en Kaspische Zee waar de stad Sinope, vroeger Mekon, aan de slaapbol herinnert.

In Perzië schijnt het gebruik van opium als opwekkend middel voor het eerst gebruikt te zijn. Papaver komt voor in een van de oudste rituaalvoorschriften van de mensheid, de Atharwaweda, daar werd de papaver als zinnebeeld van de slaap voorgesteld.

Al in de oudste tijden is de papaver gekweekt als sierplant. Men vond zijn bloemen op de mummie van een Egyptische prinses uit de 21ste dynastie, 1100 v. Chr. Opium mengsels zijn van 1800 v. Chr.. gevonden. Ze bewaarden die in speciale vaten, de Bibel-vaten. Het is gevonden op de Eberspapyrus als een van de Egyptische geneeskrachtige planten en werd gebruikt als kalmerend middel. In het tweede millennium v. Chr. kweekten ze het ook voor een spijsolie. In het paleis van Koning Sargon II te Khorsebad wordt een priester getoond die een papaverstengel met 3 doosvruchten vasthoudt. (Hoewel dit vrijwel zeker op Nelumbium slaat)

De Sumeriërs noemde de papaver als ‘plant van vrede’ en uit oud Griekenland geven archeologische vondsten aan dat de Grieken opium voor cultische en ook medische doeleinden gebruikten. 1400 v. Chr. kweekten de vrouwen van Kreta papavers voor opiumwinning, een beeldje van een papavergodin is gevonden in het heiligdom Gazi. Homerus vermeldt de plant in zijn Ilias waar het in de tuin onder de vruchtlast buigt, verzwaard door de voorjaarsregen. In negende zang van de Odyssee vermeldt Homerus het middel van Helena, Helena’s nepenthe, tegen kommer en kwel, waarschijnlijk slaat dit op opium. De zaaddoos was een symbool voor Morpheus, de God van dromen en voor Thanatos, de doodsgod, voor Nyx, de Godin van de nacht, die symbolen van droom, slaap en dood zie je veel in de beeldende kunst. De eerste winning van opium middels insnijden in de bol leerde Diagoras, 380 v Chr. Theophrastus, 3de eeuw v. Chr., beschreef hoe opium gewonnen kan worden, hij kende dit onder de naam van mekonion. Zo ook Hippocrates. Het is echter niet zeker of dit om deze plant of om Euphorbia peplus, L. handelt die, zoals Plinius meedeelt, bij de oude Grieken dezelfde naam had. Dioscorides noemde het extract uit de zaaddozen het meest werkzame. Men onderscheidde het opos (melksap), het ingedroogde melksap van de zaaddoos van het minder werkzame extract van de gehele plant, het mekoneion. Sommige soorten waren bekend als gecultiveerde plant bij Homerus, Theophrastus en Dioscorides, de laatste kende de zaden als broodbedekking en opium. In het Romeinse rijk werd het een welstanddroge. Bij een inventarisatie van het keizerlijk paleis uit 214 werden 17 tonnen opium ontdekt. Sinds 1100 telen ook de Chinezen het als pijnstillend middel.

Het vroege Christendom dat een ziekte als straf van God zag verbood in de 4de eeuw het gebruik van opium als pijnstillend middel. Karel de Grote vernieuwende het gebod in 810, het sap gold als duivelswerk. Met de Arabische medicijnen keerde het naar Europa terug.

Vanwege ons klimaat is het gewas niet geschikt voor opiumbereiding. Opiumwinning is in alle milde en subtropische klimaten mogelijk met niet te sterke regenval.

De zaadbollen van de witte heul worden, als ze nog niet geheel rijp zijn, wat gesneden waardoor er een wit vocht uit de wond druppelt die geplukt wordt als het wat verhard is. “and tell you it is a kind of tear, or such like thing, that drops from poppies when they weep”. Een plant die onder de Maan valt.