De keuze die Ria Beckers aan het eind van de jaren zestig voor de PPR maakt is gezien haar katholieke achtergrond een logische. Er zijn in die tijd tal van katholieken die ontevreden zijn over de koers van de Katholieke Volkspartij (KVP), vooral na de val van het kabinet-Cals als gevolg van een motie van fractievoorzitter Norbert Schmelzer (1966). Enkele Kamerleden onder aanvoering van Jacques Aarden scheiden zich van de KVP af. Enkele radicalen uit de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), zoals Bas de Gaay Fortman, sluiten zich bij hen aan. Een nieuwe partij, de Politieke Partij Radikalen (PPR), wordt opgericht en doet in 1971 voor het eerst mee met Tweede Kamerverkiezingen. Het progressieve idealisme inspireert Ria en haar man zich bij de nieuwe partij aan te sluiten en in de politiek te gaan. Een andere inspiratiebron is het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome (1972): dat raakt het echtpaar zodanig dat hun verdere leven steeds in het teken van de zorg om het milieu zal blijven staan.
Jacques Aarden, voorman van de radicalen in de KVP-fractie, geeft een verklaring in de Tweede Kamer, waarbij hij zich voorstelt als fractievoorzitter van de nieuwe Groep-Aarden (27 februari 1968).
Wikimedia CommonsNieuwe sociale bewegingen
In de jaren zestig en zeventig zien we het ontstaan van nieuwe sociale bewegingen in de vorm van de vrouwen-, milieu- en anti-kernenergiebeweging. Ook de vredesbeweging bloeit op met het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) als belangrijke aanjager. In deze bewegingen zijn vele zogenoemde ‘nieuwe vrijgestelden’ actief, vooral afkomstig uit de nieuwe middengroepen in de sociaal-culturele sector zoals welzijnswerkers. Hun sector dijt met de groei van de welvaartsstaat sterk uit. Ook vinden nieuwe ideeën veel weerklank bij studenten – velen in de jaren net na 1945 geboren- , wier aantal op universiteiten en sociale academies aanzienlijk toeneemt. Ook een groot deel van hun docenten gaat er in mee. Uit deze groepen rekruteren de zich progressief noemende partijen een groeiend deel van hun aanhang. Het heeft zijn invloed op het politieke bestel. Nieuwe kiezers voelen zich vooral aangetrokken tot partijen als Democraten ’66 (D66) en de PPR. Binnen de traditionele partijen heeft vooral de PvdA te maken met de opkomst van Nieuw Links, een groep jonge leden die veel invloed naar zich toe weet te trekken.
Ideeën
De oprichters van de PPR komen voort uit de christen-radicale vleugels van de drie confessionele partijen KVP, ARP en Christelijk-Historische Unie (CHU). Uit afkeer van christendemocratische partijvorming streven zij naar een radicale politieke interpretatie van christelijke beginselen. Het gaat hen daarbij overigens meer om een mentaliteit dan om een ideologie. Toch vormt een rode draad in de diverse verkiezingsprogramma’s het streven naar democratisering van de samenleving. Zo is er het streven om bedrijven zichzelf via ondernemingsraden te laten besturen, wel in concurrentie met andere bedrijven, maar binnen de structuur van een sociale markteconomie. Met staatkundige vernieuwing zoals bij D66 (o.a. gekozen minister-president) houdt de PPR zich minder bezig. Andere focuspunten: solidariteit met armere groepen in Nederland en (vooral) in de Derde Wereld, ontwapening en milieubehoud.
Regeringsdeelname
In de beginfase van de PPR domineren katholieken van boven de grote rivieren met mensen als Erik Jurgens, Harry van Doorn, Boy Trip en Michel van Hulten de partij. Ervaren bestuurders, die namens de PPR in het progressieve kabinet-Den Uyl (1973-1977) zitting hebben. Het zal de enige periode zijn waarin de partij medeverantwoordelijkheid voor een kabinet heeft. Na 1977 keren de kopstukken de PPR een voor een de rug toe. Dat heeft een reden: op het verkiezingscongres dat Ria Beckers in 1977 tot lijsttrekker kiest, wordt ingestemd met een resolutie, waarin het CDA als toekomstige regeringspartner wordt uitgesloten. Dat valt uiteraard niet goed bij het CDA, maar ook niet bij coalitiepartner PvdA: de verhouding met deze partij raakt er behoorlijk door verstoord. Voor de PPR heeft het tot gevolg dat de partij in de rest van haar bestaan tot de oppositie is veroordeeld. Het niet gewend zijn aan regeringsdeelname draagt binnen de partij bij tot verdere radicalisering: een discussie over een verkiezingsprogramma, waarin sociale verdediging als alternatief voor militaire defensie en los van de NAVO wordt voorgesteld is er een uiting van.
GroenLinks
De samenwerking met andere klein-linkse partijen gaat in het begin van de jaren tachtig niet bepaald van een leien dakje. Ook binnen de PPR is hierover aanvankelijk enige aarzeling. Bij de verkiezingen van 1982 wijst het partijcongres nog een lijstverbinding met PSP en CPN af. Ook partijleider Ria Beckers vreest dan nog dat haar partij te veel een klein-links imago zal krijgen. Een aantal jaren later gaat zij daar anders over denken.
Na een lange voorgeschiedenis, waarin het nodige overleg nogal een mislukt, maar als katalysator de voor sommige klein-linkse partijen desastreus verlopen verkiezingen van 1986, verenigen PPR en PSP zich drie jaar later met de CPN en de EVP toch in een gemeenschappelijke lijst met als naam GroenLinks. Dat de term ‘groen’ wordt gebruikt is niet uniek, want in verschillende Europese landen bestaan al partijen met die aanduiding, opkomend op de eerste plaats voor de milieuproblematiek. Nederland loopt met het ontstaan van een groene partij, vergeleken met de omringende landen, bepaald niet voorop. Toch is de fusiepartij GroenLinks uniek: nergens is tot dan toe een groene partij ontstaan uit een fusie van lang bestaande linkse partijen. Ria Beckers is er blij mee, want ze ziet de nieuwe partij als een goede kans om uit de schaduw van de sociaaldemocratie (in Nederland vooral de PvdA) te komen. In 1991 is er sprake van een volledige fusie tussen de vier partners: GroenLinks doet definitief zijn intrede in de Nederlandse politiek.