Corrie van Asch van Wijck

Gelovig voorvechtster van de zelfstandige vrouw

Cornelia Maria van Asch van Wijck

Cornelia Maria van Asch van Wijck wordt op 15 mei 1890 te Utrecht geboren in het gezin van Hendrik Maurits Jan van Asch van Wijck en Henriëtta Johanna Royaards van Scherpenzeel. Ze is de zevende van in totaal acht kinderen, vier zoons en vier dochters. Haar vader is rechter en lid van de Utrechtse gemeenteraad voor de Antirevolutionaire partij. Zoals uit de namen van vader en moeder blijkt, is de familie van adel. Het gezin leeft vanuit het gereformeerde geloof.

Haar opvoeding en onderwijs ontvangt Corrie aanvankelijk van gouvernantes. Na dit thuisonderwijs, in haar sociale omgeving gebruikelijk in die tijd, gaat ze naar een Zwitserse kostschool in de buurt van Genève, waar bijbelstudie een groot deel van het lesprogramma vormt. Dominee Frank Thomas maakt met zijn lessen grote indruk op Corrie: hij stelt wantoestanden in de samenleving aan de orde en benadrukt de maatschappelijke verantwoordelijkheden van christenen. Door hem wordt ze geïnspireerd tot bezinning op haar mogelijke bijdrage aan de samenleving.

Jhr. Mr. H.M.J. van Asch van Wijck, vader van Corrie.

Verenigingswerk

Via kostschoolvriendinnen komt ze ook in aanraking met de internationale Young Women’s Christian Association, de YWCA. Deze organisatie trekt zich sinds de tweede helft van de 19e eeuw het lot van alleenstaande vrouwen aan en probeert hun onderdak, educatie en steun te bieden in een warme, christelijke atmosfeer. Ook maakt Corrie kennis met internationale organisaties van christelijke studenten. 

Terug in Nederland (1918) wordt ze secretaris van het in Utrecht gevestigde hoofdbestuur van de Union, de Nederlandsche Vereeniging ter Behartiging van de Belangen der Jonge Meisjes. Deze vereniging van welgestelde christelijke dames had tot doel alleenreizende jonge vrouwen onderdak te bieden en aan werk te helpen. Tijdens haar secretariaat (tot 1929) moderniseert Corrie de werkwijze van deze vereniging.


Intussen weet ze allerlei afzonderlijk opererende vrouwenverenigingen te verenigen in de CJVF, de Christen Jonge Vrouwen Federatie, die zich in 1921 aansluit bij de eerder genoemde YWCA. Corrie neemt in 1930 het voorzitterschap van deze YWCA op zich en wordt vier jaar later herkozen. Ze verhuist voor deze functie naar Genève.

De functie biedt haar een podium voor de publicatie van een Engelstalig artikel over haar ideeën over de gewenste maatschappelijke positie van vrouwen. In haar gereformeerde milieu is voor vrouwen in die tijd geen maatschappelijke rol weggelegd: de gereformeerde mannenbroeders maken de dienst uit en zien voor vrouwen slechts een dienende rol op de achtergrond. Waarschijnlijk mede om die reden sluit ze zich in de loop van de dertiger jaren aan bij de Nederlandse Hervormde kerk. Binnen die kerk bestaan diverse richtingen en stromingen en is het makkelijker om er eigen opvattingen op na te houden.

Affiche van de YWCA uit 1918

Wikimedia Commons

Schrijven en vergaderen

In 1936 publiceert ze Door God samengevoegd. Een studie over de gezamenlijke verantwoordelijkheid van man en vrouw tegenover de volle menschheidstaak. Op basis van gedegen bijbelstudie en doordenken van bijbelteksten pleit ze daarin voor maatschappelijke gelijkberechtiging van mannen en vrouwen, voor die tijd een opzienbarend standpunt in haar milieu.

Inmiddels heeft ze in Genève Willem Visser ’t Hooft leren kennen, een Nederlands-hervormde theoloog die secretaris is van de YMCA, de wereldorganisatie voor christelijke jonge mannen. Samen maken ze in Londen een conferentie mee ter vorming van een oecumenische Wereldraad van Kerken. Pas in 1948 zal het komen tot de oprichting daarvan… Ook in dit opzicht is ze haar tijd dus vooruit geweest. Maar WO II breekt uit.

Willem Visser 't Hooft

Nationaal Archief / Wikimedia Commons

Na de oorlog

Tijdens de Tweede Wereldoorlog trekt Corrie zich terug in villa Sparrenheuvel, haar woning in Zeist. De oorlog biedt haar tijd en ruimte voor bezinning. Financieel is ze onafhankelijk. In 1950 publiceert ze Tweezaam is de mens. Intussen is ze van juni 1946 tot oktober 1947 interim-presidente van de YWCA. Dan geeft ze het stokje over aan de nieuwe generatie en gaat ze zich richten op kerkelijk Nederland. Van 1951-1957 is ze presidente van de landelijke vrouwenafdeling van de Nederlandse Hervormde kerk. Als lid van de landelijke commissie die een grotere rol voor vrouwen binnen de kerk moet voorbereiden wil ze alle functies binnen de kerk voor vrouwen toegankelijk helpen maken. Ze protesteert tegen de in haar tijd vanzelfsprekende positie van de man als hoofd van de vrouw in het huwelijk en de geringschatting van ongehuwde vrouwen. Zelf blijft ze haar hele leven vrijgezel.


Ook haar publicaties na de Tweede Wereldoorlog zijn van belang. In Kerken uit vele landen (1949) pleit ze ervoor kerken in de derde wereld zelf verantwoordelijk te laten zijn voor hun zendingswerk; in die tijd een revolutionaire gedachte. In Tweezaam is de mens (1950) werkt ze ideeën van Willem Visser ’t Hooft over een sociaal evangelie uit. Haar biografieën van een Afrikaanse zendeling (James Aggrey) en een Indiase bisschop (Samuel Azariah) verschijnen in de jaren ’50. Als ze tegen de zeventig loopt, stopt Corrie met haar bestuurlijke werk. Ze verhuist naar Driebergen en overlijdt op 19 november 1971 te Utrecht.