Jan Amos Comenius

Een gedreven zoeker naar een allesomvattend systeem

Jan Amos Comenius

Comenius wordt als Jan Komensky op 28 maart 1592 geboren in Nivnice (Oost-Moravië) in het tegenwoordige Tsjechië, toen een deel van het Oostenrijks-Habsburgse rijk. Zijn vader is molenaar en lid van de hussitische Broedergemeente. Op zesjarige leeftijd bezoekt Jan de school van de Broedergemeente te Uhersky Brod. Als hij tien jaar is, overlijdt zijn vader. Op twaalfjarige leeftijd wordt hij wees als ook zijn moeder sterft; hij vindt onderdak bij een tante in het zuidelijk gelegen Straznice. Als hij dertien is, worden stad en omgeving platgebrand door Hongaarse opstandelingen.

Jan keert terug naar Nivnice, waar hij bij zijn voogd, een molenaar, manusje-van-alles wordt. Maar in 1608 krijgt hij een kleine erfenis, waarmee hij naar het gymnasium van de Broedergemeente in Prerov vertrekt. Na drie jaar gymnasium is hij klaar voor de universiteit. Dat wordt de calvinistische academie te Herborn (Nassau). Hier wordt zijn horizon verruimd: hij maakt er kennis met de ideeën van uitmuntende geleerden, zoals Johannes Piscator en Johan Heinrich Alsted. Beiden geloven in de spoedige komst van een duizendjarig vrederijk. Van Alsted neemt Jan een “kaartenbak-systeem” over om efficiënt kennis te verzamelen en op te slaan. Ook Alsteds idee van een grote wereldharmonie inspireert Jan, die in Herborn zijn tweede voornaam, Amos, aanneemt.

De wereld in

In 1613 onderneemt hij een studiereis, die hem ook naar Amsterdam brengt. In die zomer schrijft hij zich in aan de universiteit van Heidelberg. Professor David Pareus probeert daar de onderling verdeelde en ruziënde protestanten te verzoenen.

Komensky neemt dat streven over in zijn plan voor een allesomvattend wetenschappelijk werk, een Theatrum (schouwspel) in drie delen: Het schouwspel van de Heilige Schrift, een Schouwspel van het geheel der dingen en De Tsjechische taalschat. Dat plan past perfect in zijn streven de door God geschapen werkelijkheid nauwkeurig te beschrijven en daardoor inhoudelijk begrijpelijk te maken. Hij komt echter nog niet verder dan een eerste begin.

Na een voetreis naar Praag keert hij in het voorjaar van 1614 in zijn geboortestreek terug. Hij wordt in Prerov eerst leraar en vervolgens rector aan het gymnasium. In 1616 wordt hij tot priester in de Broedergemeente gewijd. Vermoedelijk in datzelfde jaar schrijft hij een Latijns leerboek, dat helaas verloren is gegaan. Begin 1618 trouwt hij met Magdalena Vizonska. Hij vertrekt met zijn vrouw naar Fulnek, waar hij de Broedergemeente gaat leiden en als leraar gaat werken. In 1619 wordt een zoon geboren. Tot 1621 blijft hij werkzaam in Fulnek. Naast zijn gewone werkzaamheden werkt hij door aan zijn encyclopedische Schouwspel-project. In 1619 verschijnt Brieven naar de hemel, waarin hij in een correspondentie tussen armen, rijken en Christus de sociale spanningen van zijn tijd weergeeft. Hij maant de partijen tot vrede en roept de rijken tot boetedoening op.

Op de vlucht

In 1621 moet Komensky vanwege politieke spanningen Fulnek ontvluchten. Na hun nederlaag in de slag bij de Witte Berg (1620, tijdens de Dertigjarige oorlog) worden de protestanten vervolgd door de katholieke Oostenrijkse heersers. Zijn tweede zoon wordt geboren, maar in 1622 overlijden zowel zijn vrouw als zijn twee zoons. De stad Fulnek wordt door brand getroffen en Komensky’s bibliotheek gaat verloren. Hij krijgt onderdak op slot Brandeis, waar hij o.a. een Nieuwe landkaart van Moravië maakt, alsook een boekje met Bijbelcitaten, Hoofdzaken van de Heilige Schrift. Dan raakt hij in een depressie. Tussen 1623 en 1625 publiceert hij echter een drietal Consolationes (Vertroostingen). Op 3 september 1624 trouwt hij met Dorothea Cyrillova, de dochter van Jan Cyrill, bisschop van de Broeders. Uit dat huwelijk wordt een dochter geboren, Dorothea Christina; en later nog een dochter, Elisabeth. In 1626 gaat hij weer op reis: hij bezoekt Berlijn en opnieuw Amsterdam. Daar wordt zijn Nieuwe landkaart van Moravië gedrukt (1627), voor het eerst onder de naam Comenius. Als hij terugkomt op slot Brandeis is de politieke situatie voor de protestanten verslechterd: ze hebben wettelijk al hun rechten verloren.

Leszno

In februari 1628 vestigt Comenius zich met zijn gezin en zo’n duizend ballingen in de Poolse stad Leszno. Daar blijft hij tot 1641. Hij begint als leraar aan het gymnasium; in 1636 wordt hij er rector. Ook is hij actief als predikant. Als ouderling-secretaris heeft hij een belangrijke functie in de Broedergemeente. Wetenschappelijk gezien is het een vruchtbare periode, zowel pedagogisch, theologisch als filosofisch. Comenius correspondeert met geleerden en streeft naar het herstel van het Boheems paradijs. Ook wil hij als theoloog dienstbaar zijn aan de ontwikkeling van een allesomvattende nieuwe didactiek, gebaseerd op vernieuwing van mens, kerk en politiek. Vanaf 1632 gaat hij ook in het Latijn publiceren, o.a. de Didactica Magna. De kern ervan is de opdracht “alle mensen alles te leren”. Alle mensen zijn door God geschapen naar Zijn evenbeeld. Daarom moeten ze zich allemaal zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Op school moeten de leerlingen de samenhang der dingen meekrijgen: wetenschappen, kunsten, talen, zedenleer en vroomheid.

De onenigheid tussen diverse protestantse stromingen brengt Comenius tot denkbeelden over de vrede. Via de weg van liefde, geloof en wederzijds begrip kan men volgens hem geraken tot een toestand “waarin de mens in een weldadige orde vrij en veilig en ongestoord van zijn eigen dingen kan genieten”. Ook begint hij met de ontwikkeling van de Pansofia Christiana (Christelijke algemene wijsheidsleer). Daarin probeert hij te komen tot een totale kennis der dingen.

Vanaf 1632 publiceerde Comenius ook in het Latijn, o.a. deze Didactica Magna.

Europese belangstelling

In heel Europa bestaat inmiddels interesse in zijn visie op onderwijs. In de jaren ’40 maakt hij op uitnodiging reizen naar Engeland, Nederland, Duitsland en Zweden. Daar werkt hij aan de hervorming van de Latijnse school. In 1647 verschijnt zijn boek De nieuwste taalmethode, het resultaat van ruim vijf jaar arbeid. In 1648 gaat hij terug naar Leszno. Bij de Vrede van Münster krijgt de Broedergemeente niet de zo vurig verwachte godsdienstvrijheid. Als laatste bisschop van deze gemeente schrijft Comenius in 1650 Het testament of wilsbeschikking van de stervende moeder, de Broeder-Uniteit. Daarin bepleit hij dat haar nalatenschap (waarheidsliefde, bijbelvastheid, tucht, instandhouding van de moedertaal, opvoeding en oecumene) door de andere protestantse kerken bewaard wordt. Inmiddels is Comenius’ tweede vrouw overleden en is hij voor de derde maal getrouwd.


Hij vertrekt naar het Hongaarse Sarospatak om daar de Latijnse school te hervormen. In zijn leerrede Over culturele vorming plaatst hij bij zijn aantreden de pedagogiek in een groot cultureel en politiek verband. Hij wil via het onderwijs het Hongaarse volk hervormen. Als visioen van een geslaagde samenleving ziet Comenius het volk als “een uurwerk waarin ieder op zijn plaats datgene volbrengt wat voor hem en voor anderen van nut is”. In 1653 en 1654 schrijft hij twee belangrijke schoolboeken: De zichtbare wereld in beelden en De school als spel. Toch slaagt hij ook ditmaal niet in zijn opzet en in 1654 keert hij opnieuw naar Leszno terug.

Portret van de Amsterdamse koopman Laurens de Geer (1665).

Wikimedia Commons

Comenius aan het werk in Amsterdam. Deze prent is gemaakt door een Tsjechische kunstenaar in de 19e eeuw.

Wikimedia Commons

Naar Amsterdam

In 1656 wordt de stad Leszno echter door Poolse katholieken veroverd, geplunderd en in brand gestoken. Comenius verliest al zijn bezit en weet met zijn gezin alleen het vege lijf te redden. Zijn Tsjechische taalschat, waaraan hij ruim veertig jaar had gewerkt en dat net persklaar was, ging in de brand van Leszno verloren…. Comenius belandt via Hamburg in Amsterdam, waar hem door het stadsbestuur een jaargeld wordt aangeboden. Hij krijgt ook de sleutel van de stadsbibliotheek, zodat hij kan werken wanneer hij wil. Zijn vrouw en kinderen voegen zich bij hem. In Amsterdam woont en werkt Comenius de laatste veertien jaar van zijn leven. Hij redigeert zijn bestaande werken en schrijft nieuwe, hij correspondeert met geleerden en politici. Via zijn Licht in de duisternis publiceert hij profetieën die zouden wijzen op betere tijden voor de Broedergemeente. In 1665 schrijft hij daarop een vervolg, Licht uit de duisternis. Als bisschop van de Broedergemeente ziet hij echter de politieke omstandigheden verslechteren. Hij publiceert een gezangboek, een catechismus, een kerkorde en een belijdenis. Politiek blijft hij actief door te blijven pleiten voor echte vrede.


In 1666 overlijdt Laurens de Geer, een welgestelde vriend en mecenas. Hoewel hij testamentair heeft bepaald dat Comenius uit de nalatenschap moet blijven worden gesteund, breken toch moeilijke tijden aan. Vrienden overlijden, Comenius is geregeld ziek, en hij komt onder vuur te liggen als Samuel Maresius, een gereformeerde hoogleraar uit Groningen, hem aanvalt vanwege zijn opvattingen over het duizendjarig vrederijk. In 1668 verschijnt Het enig nodige, een laatste samenvatting van zijn leven, denken en verwachtingen. Hij blijft tot het laatst actief. Op 15 november 1670 overlijdt hij te Amsterdam. Op 22 november wordt hij in de Waalse kerk te Naarden begraven.

In Naarden bevindt zich in het Comeniusmuseum een mausoleum, waar Comenius als bisschop op een van de glazen panelen staat afgebeeld.

Wikimedia Commons

Deze gedenkplaat in het Nederlands en Tsjechisch bevindt zich op de buitenmuur van het museum in Naarden.

Wikimedia Commons