Rembrandt van Rijn

Een molenaarszoon die Nederlands grootste schilder werd

Rembrandt van Rijn

Kunsthistorisches Museum Wenen / Wikimedia Commons

Rembrandt Harmenszoon van Rijn wordt te Leiden geboren, waarschijnlijk op 15 juli 1606. Zijn vader, Harmen Gerritsz, is molenaar; zijn moeder, Neeltje van Suytbrouck, bakkersdochter. Zij brengt hem al vroeg in aanraking met verhalen uit de Bijbel.

Hij is het zesde van de in totaal negen kinderen van het echtpaar; twee ervan overlijden jong. De ouders hebben grote plannen met hun zoon en deze gaat naar de Latijnse school. Daar neemt in die tijd het onderwijs in de “ware religie” een belangrijke plaats in, naast uiteraard de studie van het Latijn. Op de Latijnse school heeft Rembrandt dus intensief kennis kunnen maken met de klassieke oudheid. Daarnaast bestaat in Leiden in die tijd een grote belangstelling voor de Bijbel.

Opleiding

Als Rembrandt veertien jaar is, wordt hij ingeschreven aan de Leidse universiteit. Maar in plaats van een wetenschappelijke studie kiest Rembrandt voor een opleiding tot schilder. Vanaf 1620 krijgt hij les van de Leidse schilder Jacob van Swanenburg, bij wie zijn schilderstalenten al spoedig aan het licht komen. Van Swanenburg is na een jarenlang verblijf in Italië in 1617 in Leiden teruggekeerd, samen met zijn Italiaanse vrouw. Hij kent de Italiaanse schilderkunst dus uit eigen ervaring, die hij ongetwijfeld aan zijn leerling doorgeeft.

Amsterdam

In 1625 vertrekt Rembrandt voor het eerst naar Amsterdam, waar hij in de leer gaat bij Pieter Lastman, die goed bekend staat als historieschilder, schilder van historische, bijbelse en mythologische onderwerpen. Lastman behoort in die tijd tot de invloedrijkste schilders van Holland. Ook hij heeft een reis naar Italië gemaakt (1603-1605). Rembrandts eerste schilderij, De steniging van Stefanus, dateert uit datzelfde jaar 1625. In 1626 verschijnen de eerste etsen van Rembrandt, een genre dat hij uitgebreid heeft beoefend. Rust op de vlucht naar Egypte is vermoedelijk een van zijn eerste etsen. Vanaf het begin kiest Rembrandt voor zijn etsen en schilderijen ook bijbelse onderwerpen. Opvallend in compositie en uitwerking is daarbij de realistische stijl en in de schilderijen het spel van licht en donker (clair-obscur), waarin hij de stijl van de Italiaanse schilder Caravaggio navolgt, met wie hij waarschijnlijk in aanraking is gekomen via de Utrechtse caravaggisten.

De Barmhartige Samaritaan verzorgt de gewonde reiziger, door Pieter Lastman (1583-1633). Rembrandt kwam bij hem in de leer.

Wikimedia Commons

Bileam en de ezelin (1626)

Wikimedia Commons

De doop van de eunuch (1626)

Wikimedia Commons

Brief gericht aan Constantijn Huygens, ondertekend door Rembrandt (januari 1639).

Wikimedia Commons

Leiden

In 1626 heeft Rembrandt een atelier in Leiden. Daar werkt hij veel samen met zijn vriend Jan Lievens. In Bileam en de ezelin en Paulus in de gevangenis komt zowel Rembrandts realisme als zijn persoonlijke, fantasierijke benadering van de bijbelverhalen tot uiting.


In 1627 neemt Rembrandt voor het eerst leerlingen aan. In 1628 komt de veertienjarige Gerrit Dou bij hem in de leer. Deze blijft vermoedelijk tot Rembrandt na het overlijden van zijn vader in 1631 definitief naar Amsterdam vertrekt.

Een schilderij van de profetes Anna die een boek leest. Men neemt aan dat Rembrandts moeder, die in zijn jeugd heel veel bijbelverhalen voorlas, hiervoor model heeft gestaan.

Dit zelfportret van Rembrandt met zijn vrouw Saskia is geschilderd rond 1635.

Gemäldegalerie Alte Meister, Dresden - Wikimedia Commons

Weer Amsterdam

In 1631 is Rembrandt al zo bekend, dat hij niet om opdrachten verlegen zit. Constantijn Huygens, de secretaris van de stadhouder, laat zich lovend over hem uit. Via Huygens heeft Rembrandt dan al een aantal lucratieve opdrachten van het stadhouderlijk hof in Den Haag ontvangen. Voor Frederik Hendrik maakt hij een serie schilderijen over het lijden van Christus. In zijn eerste jaren in Amsterdam schildert Rembrandt een groot aantal portretten van vooraanstaande personen. De anatomische les van dr. Nicolaes Tulp, gemaakt op verzoek van het Amsterdamse chirurgijnsgilde, is een staaltje van zijn vakmanschap. De jaren 1632 tot 1636 vormen een hoogtepunt in zijn schilderijenproductie. Bijbelse taferelen blijven een belangrijk deel van zijn werk. Aan Vincent van Gogh wordt de uitspraak toegeschreven: “Het is niet mogelijk Rembrandt te zien zonder in God te geloven”.

Huwelijk en gezinsleed

In 1634 trouwt hij met Saskia van Uylenburgh. Ze stamt uit een gegoede familie: haar overleden vader is burgemeester van Leeuwarden geweest. In 1635 sterft hun eerste kind kort na de geboorte. In 1638 gebeurt hetzelfde met hun tweede kind. Na een periode van inwoning verhuist het echtpaar in 1639 naar de Sint-Antoniesbreestraat, nu Jodenbreestraat. Voor 13.000 gulden heeft Rembrandt daar het huis gekocht waarin nu nog het Rembrandthuis is gevestigd. In 1640 overlijdt ook hun derde kind kort na de geboorte. Pas in 1641 overleeft een kind van Rembrandt en Saskia de bevalling: Titus. Helaas overlijdt Saskia op 14 juni van dat jaar. Zoon Titus (1641 – 1668) zal weliswaar volwassen worden, maar toch eerder sterven dan zijn vader.

Lezende Titus (1656-1657)

Kunsthistorisches Museum / Wikimedia Commons

Een vrouw in bed (1645-1646). Geertje Dircx is hier Rembrandts model.

Scottish National Gallery / Wikimedia Commons

Badende vrouw (1654). Er wordt aangenomen dat zij Hendrickje Stoffels is.

National Gallery / Wikimedia Commons

Na Saskia’s dood

Na het overlijden van Saskia neemt Rembrandt Geertje Dircx als gezinshulp in dienst. Dat levert hem een hoop problemen op, als ze met ruzie uit elkaar gaan. Tot 1649 komt Rembrandts productie op een laag pitje te staan, vermoedelijk vanwege persoonlijke problemen. Nadat Geertje een geding tegen Rembrandt over het verbreken van zijn trouwbelofte heeft gewonnen, laat hij haar in 1650 opsluiten in het huis van bewaring te Gouda. Inmiddels is Hendrickje Stoffels zijn nieuwe geliefde geworden, met wie hij overigens niet trouwt. Hendrickje wordt daarom in juli 1654 door de kerkenraad vermaand. In oktober van datzelfde jaar wordt hun dochter Cornelia geboren en gedoopt.

Aan de grond

Vanaf 1652 raakt Rembrandt steeds meer in financiële problemen. In 1655 komt het tot een grote veiling van bezittingen om uit de schulden te raken, maar op 14 juli 1656, een dag voor zijn vijftigste verjaardag, vraagt hij zelf zijn faillissement aan. De afwikkeling daarvan, inclusief de verkoop van zijn huis, duurt tot december 1660. Dan verhuist Rembrandt met zijn gezin naar de Rozengracht. Hendrikje blijft hen trouw: samen met Titus richt ze een firma op die de zakelijke belangen behartigt en Rembrandt tegen schuldeisers beschermt. Dat geeft hem de gelegenheid zich op zijn kunstarbeid te concentreren. In deze tijd maakt hij nog belangrijke werken als De staalmeesters, De Joodse bruid en De nachtelijke samenzwering van Claudius Civilis, dat bestemd was voor het Amsterdamse stadhuis.

Rembrandt: zelfportret gemaakt in het jaar van zijn overlijden (1669).

Wikimedia Commons

Borstbeeld van Rembrandt aan de Witte Singel in zijn geboortestad Leiden.

Wikimedia Commons

Levenseinde

In 1663 overlijdt Hendrickje Stoffels. In 1668 trouwt Titus met Magdalena van Loo, maar hij overlijdt in datzelfde jaar, dus nog voordat in 1669 hun eerste kind wordt geboren: Titia. Ze wordt op 22 maart gedoopt.


Rembrandt overlijdt op 4 oktober 1669 en wordt op 8 oktober in een huurgraf in de Westerkerk begraven, bij Saskia, Hendrickje en Titus. Hun graven zijn tegenwoordig onbekend.