Hildegard von Bingen

Hildegard wordt in 1098 geboren als tiende kind in een adellijke familie in Bermersheim (Duitsland). Op jonge leeftijd – waarschijnlijk een jaar of twaalf - vertrouwen haar ouders, Hildebert en Mechtild, haar opvoeding toe aan de zes jaar oudere Jutta von Sponheim, lid van een bevriende familie. Zij heeft de leiding over de kluis (een afzonderlijke vrouwenafdeling) van de benedictijner abdij van Disibodenberg. Op haar vijftiende legt de dan nog wat schuchtere Hildegard de eeuwige geloften af en treedt daarmee als kloosterling echt in.

Een tafereel uit het leven van Hildegard in de abdijkerk van Eibingen, vervaardigd tussen 1908 en 1913 door de monnik Paulus Krebs. De schildering is uitgevoerd in grisaille (grijstinten). De kleine Hildegard wordt door haar ouders toevertrouwd aan de iets oudere Jutta von Sponheim.

Wikimedia Commons

Visioenen

Hildegard heeft een zwakke gezondheid en krijgt al op jonge leeftijd visioenen. Die houdt ze aanvankelijk zoveel mogelijk verborgen. Alleen Jutta vertrouwt ze haar ervaringen toe. Wanneer die in 1136 plotseling overlijdt, wordt Hildegard verkozen tot abdis. De monnik Volmar wordt haar secretaris en vertrouwensman; hij zal op de achtergrond een belangrijke rol in haar leven spelen. Pas als Hildegard tweeënveertig is, begint zij haar visioenen op te tekenen. Zij doet dit met de hulp van Volmar en Richardis, een medezuster met wie zij een hechte band heeft. Haar eerste boek heet Liber Scivias: ‘Ken de wegen’. Naast de teksten zijn er prachtige miniaturen in opgenomen, vervaardigd door haar medezusters. Het boek raakt in grotere kring bekend. Ver buiten de eigen kloostermuren wordt Hildegard een bekende persoonlijkheid.

De kerkelijke autoriteiten volgen haar visioenen aanvankelijk met argwaan. Daar komt verandering in. Zij schrijft een brief aan Bernardus van Clairvaux. Daarin vertelt ze hem over haar visioenen en vraagt of ze die bekend moet maken of erover zwijgen. Tijdens de synode van Trier in 1147 brengt Bernardus van Clairvaux, samen met de aartsbisschop van Mainz, haar onder de aandacht van paus Eugenius III. De paus reageert positief: hij moedigt haar aan om de goddelijke boodschappen in de visioenen te blijven verkondigen.

Hildegard, gezeten in haar schrijfvertrek, ontvangt een visioen, weergegeven door stralen boven haar hoofd. Wat zij ervaart, schrijft zij op een wastablet. Rechts: de monnik Volmar, haar vertrouwensman, die in het Latijn alles op perkament zet. Dit miniatuur is opgenomen in de Scivias.

Wikimedia Commons

Naar de Rupertsberg

Een gevolg is een toeloop van nieuwe zusters op de Disibodenberg; de kluis wordt na enkele jaren veel te klein. Gesterkt door het aanzien en de pauselijke erkenning van haar visioenen vat Hildegard het plan op een eigen vrouwenklooster te stichten, onafhankelijk van de abdij. Ze krijgt hierbij heel wat tegenwerking van abt Kuno. Hij wil de zeggenschap over het vrouwenklooster, dat een belangrijke bron van inkomsten voor het gehele klooster vormt, niet zomaar opgeven. Dit wekt heel wat wrevel bij de zusters: het lijkt erop dat hun ingebrachte bruidsschat uitsluitend het mannengedeelte van de abdij ten goede komt. Voor Hildegard is de schok van de confrontatie met de abt groot: zij wordt er ziek van. Toch houdt zij vol. De abt laat haar uiteindelijk met tegenzin gaan. De onenigheid zal nog jaren voor problemen zorgen. Rond 1147 trekt zij met twintig zusters weg en sticht een nieuw klooster op de Rupertsberg in de onmiddellijke omgeving van Bingen, een plaats aan de Rijn. Vandaar dat Hildegard later wordt aangeduid als Hildegard von Bingen.

Zij voelt zich gesteund door de aartsbisschop van Mainz, die twee jaar later de abdijkerk zal wijden. Daarmee is zij nog niet van abt Kuno af. Pas in 1158 wordt de gemeenschap op de Rupertsberg ook kerkrechtelijk onafhankelijk van Disibodenberg. Voortaan kunnen de kloosterzusters zelf uitmaken welke mannelijke geestelijken de mis mogen opdragen en de biecht afnemen. De toeloop van vrouwen naar het klooster op de Rupertsberg is zo groot, dat Hildegard in 1165 een tweede klooster opent in Eibingen nabij Rüdesheim, aan de overkant van de Rijn.

De Rupertsberg, het vrouwenklooster gesticht door Hildegard von Bingen, hier op een reconstructietekening uit 1902. Het klooster wordt in 1632 verwoest tijdens de Dertigjarige Oorlog. Wat nu rest zijn ruïnes.

Wikimedia Commons

Boeken, gezangen, natuur

In het nieuwe klooster beleeft Hildegard haar productiefste jaren. Zij schrijft er nog twee grote visioenenboeken: Liber vitae meritorum of Boek van de verdiensten van het leven (1150-1163) en Liber Divinorum Operum of Boek van Goddelijke werken (1163.). Ze benadrukt dat ze tijdens visioenen niet in extase is, maar die ‘in haar ziel’ waarneemt en vervolgens doorgeeft.

Hildegard probeert haar visioenen ook uit te drukken in muziek. Zij componeert twee muziekwerken: het ene bestaat uit 77 liederen, waarvan 75 bestemd voor de liturgie, en heet Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum (de Symfonie van de Harmonie van de Hemelse Openbaringen). Het tweede werk is het mysteriespel Ordo Virtutum (de Orde der Deugden). In haar kloosters zijn het haar medezusters die de deugden uitbeelden en zingen. De enige mannenstem is de duivel, die alleen maar schreeuwt, want hij kan niet zingen. Die rol wordt door Volmar gespeeld. Het gregoriaans wordt vanaf de zevende eeuw in de kerk gezongen. Hildegards religieuze composities in gregoriaanse stijl zijn eigenzinnig en getuigen van een rijk klankgebruik

De Rupertsberg is eigenlijk een dor gebied, maar onder leiding van Hildegard krijgt het klooster een prachtige tuin. Hildegard en haar medezusters onderzoeken planten, dieren, metalen en stenen; hun bevindingen worden opgetekend in de Physica. Ze beschrijft hun geneeskrachtige werking en geeft tips voor een gezonde leefwijze. In haar omgeving wordt zij gezien als een genezeres. Tot op de dag van vandaag wordt haar kennis over de geneeskrachtige werkingen van kruiden en planten in de praktijk gebruikt.

Manuscript van de Physica (1323)

Wikimedia Commons

Kritiek op machthebbers

Hildegard schuwt het openbare debat niet. Zij correspondeert met kerkelijke en wereldlijke vorsten zoals keizer Frederik Barbarossa. Er is in die tijd een spanningsveld tussen de wereldlijke macht (de keizer) en de geestelijke macht (de paus): hoe ver reiken hun macht en invloed? Daarover twisten zij de gehele middeleeuwen. In menige preek, brief en geschrift uit Hildegard kritiek op machthebbers, op de leefwijze van vooral de hoge geestelijkheid, maar ook de lagere, waaronder haar eigen zusters, spaart zij niet. Zij veroordeelt ook de opkomst van bewegingen als de katharen, die in het Rijnland aanhang krijgen. Het verwerpelijke gedrag en het gebrek aan leiding en inspiratie, het niet-geven van het goede voorbeeld door geestelijken werkt volgens haar de opkomst van zo’n beweging in de hand.

Laatste jaren

Aan het einde van haar leven komt ze in moeilijkheden, doordat ze een geëxcommuniceerde jonge edelman na zijn overlijden in gewijde grond van het klooster laat begraven. Daarvoor worden zij en haar gemeenschap door toedoen van onder andere abt Kuno van Disibodenberg gestraft. Het gezongen koorgebed, het opdragen van de mis, het ontvangen van de communie en het luiden van de klok worden verboden. De zeer zware straf aan de kloosterzusters wordt later door de aartsbisschop van Mainz teruggedraaid.

Op hoge leeftijd reist zij nog om in verschillende plaatsen te preken, om abdissen en abten te bezoeken en te ondersteunen. Een grote persoonlijke tegenslag is het overlijden van haar vertrouweling Volmar in 1073. Hildegard is er danig door van streek en moet op zoek naar een vervanger. Die vindt ze uiteindelijk in de monnik Guibert uit Gembloux (Wallonië), die haar tot haar dood zal bijstaan. Op zondag 17 september 1179 overlijdt de dan 81-jarige Hildegard omringd door haar medezusters. Zij ervaren gekleurde lichtkringen in de kamer. Het stoffelijk overschot wordt in de abdijkerk bijgezet.

Keizer Frederik I Barbarossa (1122-1190) in een miniatuur afgebeeld met zijn zonen Hendrik en Frederik. Hildegard voert correspondentie met hem en wordt zelfs in Ingelheim door hem ontvangen. Toch kapittelt zij de keizer als deze weer een conflict met paus Alexander III (1159-1180) uitvecht.

Wikimedia Commons

Ten slotte

In 1632, tijdens de Dertigjarige Oorlog, wordt de abdij van Rupertsberg door Zweedse troepen verwoest. De relieken van Hildegard weet men bijtijds te redden. Zij worden overgebracht naar Keulen en later naar Eibingen. De relieken van Hildegard – bewaard zijn haar hoofd, tong, hart, wat botten en haren - rusten nog steeds in de door haar gestichte benedictinessenabdij van Eibingen. In de parochiekerk aldaar wordt de reliekschrijn van Hildegard bewaard. Elk jaar wordt op 17 september, haar officiële feestdag, een processie met de reliekschrijn door de straten van de plaats gehouden.

Sinds haar dood in 1179 wordt Hildegard door veel gelovigen wereldwijd als een heilige beschouwd. Een officiële heiligverklaring komt er pas in 2012: paus Benedictus XVI verklaart haar niet alleen officieel heilig, maar verheft haar ook tot kerkleraar. Dat laatste is een eer die pas drie vrouwen voor Hildegard te beurt is gevallen.

Kaart van Duitsland uit de 12e eeuw. Met tekentjes staan de plaatsen aangegeven waar Hildegard heeft gepreekt.

Carmen Butcher / Wikimedia Commons

De parochiekerk van Eibingen. Bij het altaar is de reliekschrijn van Hildegard von Bingen te zien. Op de achterwand een vergrote kopie van de miniatuur De Drie-eenheid.

Wikimedia Commons

De reliekschrijn van Hildegard von Bingen van dichtbij gefotografeerd.

Wikimedia Commons