Jacobus Arminius

Een omstreden theoloog in de vroege Gereformeerde Kerk van de Nederlanden

Jacobus Arminius

Jeugdjaren 

Op 10 oktober van het jaar 1560 wordt Jacob Hermansz. in Oudewater geboren. Zijn vader is de messenmaker en wapensmid Herman Jacobsz. en zijn moeder heet Angelica. Jacob heeft een of twee broers en een zus. Zijn vader sterft vroeg en het gezin verarmt. De protestant geworden oud-pastoor en huisvriend Theodorus Aemilius neemt het pientere jongetje onder zijn hoede en plaatst hem in Utrecht op de Latijnse school. Na de dood van Aemilius in 1574 komt Jacob onder de vleugels van Rudolph Snellius, de eveneens uit Oudewater afkomstige wiskundige en filosoof, die hem meeneemt naar het Duitse Marburg, waar hij hoogleraar is. 

Bij een opmars van het Spaanse leger in 1575 wordt Oudewater veroverd en geplunderd. Een groot deel van de bevolking wordt uitgemoord. Ook de moeder, broer(s) en zus van Jacob overleven het niet. Het ouderlijk huis gaat in vlammen op. Jacob is ontroostbaar, bezoekt Oudewater en kan zijn draai in Marburg niet meer vinden. Via Snellius wordt hij opgenomen in het gezin van Pieter Bertius, een predikant in Rotterdam die afkomstig was uit Oudewater. Samen met diens zoon Petrus gaat Jacob eind 1576 naar de pas gestichte Leidse Universiteit. Hij wordt daar onder de gelatiniseerde naam Jacobus Arminius (afgeleid van Herman > Ermin) als 12e student theologie ingeschreven.

Oudewater aan de Hollandse IJssel met op de achtergrond de Grote of St. Michaëlskerk

Wikimedia Commons

Vervolgstudie 

Op zijn 21e jaar, na afronding van zijn studie theologie, wordt Arminius te jong bevonden voor het ambt van predikant en daarom wordt besloten tot vervolgstudie. Met een studiebeurs van het Groot Kramersgilde van Amsterdam, een koopmansgilde, reist hij naar Genève om te gaan studeren bij Beza, de opvolger van Johannes Calvijn. Een van zijn medestudenten is dan Johannes Uytenbogaert, zijn latere medestander en predikant aan het hof van de Oranjes in Den Haag. Arminius zorgt voor enige bijverdiensten door het geven van privaatlessen. De zes Geneefse jaren worden onderbroken door een verblijf in Bazel, waar Arminius een reeks gastcolleges geeft over de brieven van Paulus, en door een zeven maanden durende reis door Italië. Die reis zal hem later nog voor de voeten geworpen worden: in Italië zou hij door de katholieke contrareformatie beïnvloed zijn!

Universiteitsbibliotheek in Leiden, tekening door Johannes Woudanus, 1610

Wikimedia Commons

Predikant in Amsterdam 

Eind 1587 meldt Arminius zich in Amsterdam om als beloofde tegenprestatie voor zijn ontvangen beurs daar predikant te worden. Het stadsbestuur benoemt hem als zodanig, waarmee de stad nu vijf gereformeerde predikanten telt.  In 1590 trouwt Arminius met de negen jaar jongere Elisabeth Reael, dochter van een gefortuneerde Amsterdamse koopman. Het wordt een gelukkig huwelijk, waaruit tien kinderen geboren worden: twee meisjes en acht jongens. Arminius is in Amsterdam een gerespecteerd predikant. Hij is sociaal bewogen, hetgeen vooral blijkt tijdens de pestepidemie van 1602, als hij met gevaar voor eigen leven zijn getroffen gemeenteleden bijstaat. Ook voor zijn theologische degelijkheid is veel waardering. Er zijn in het begin wel enkele rimpelingen over zijn vrijmoedige opvattingen over de erfzonde, de vrije wil en de predestinatieleer (de opvatting dat God elke mens voorbeschikt om al dan niet het Rijk der Hemelen binnen te mogen gaan), maar die worden na bemiddeling van Uytenbogaert gladgestreken. Arminius gaat zelf vele malen op pad om namens de provinciale synode te bemiddelen bij conflicten met andere predikanten. Hij wordt zowel in de classis van Amsterdam, het samenwerkingsverband van lokale gereformeerde kerken, als in de overkoepelende synode erg gewaardeerd als deelnemer aan het overleg.

Benoeming tot hoogleraar in Leiden 

In 1602 bezwijken twee van de drie hoogleraren aan de theologische faculteit in Leiden aan de pest. De derde theologieprofessor, Franciscus Gomarus, wordt niet door de epidemie besmet. Hij is in 1563 in Brugge geboren en heeft zijn theologische scholing genoten in Straatsburg, Oxford en Cambridge. Hij is predikant geweest van de calvinistische Nederlandse vluchtelingengemeenschap in Frankfurt am Main. Vanaf 1594 is hij verbonden aan de universiteit te Leiden. Hij staat bekend als een fervente calvinist, die de leer van Calvijn zo zuiver mogelijk wil volgen. De curatoren van de universiteit wensen een nieuwe hoogleraar theologie te benoemen die in staat is de breedte van interpretaties van de calvinistische leer goed te bestrijken, en komen na een grondige zoektocht bij Jacobus Arminius uit. Deze is niet van zins om met zijn gezin Amsterdam te verlaten, maar kan uiteindelijk een herhaald beroep niet weigeren. Om problemen met Gomarus te voorkomen wordt besloten tot een ‘broederlijke conferentie’ tussen de twee. Het curatorium, drie predikanten en twee leden van de Staten van Holland zijn op 6 mei 1603 daarbij aanwezig. Het onderlinge dispuut werkt verhelderend en eindigt met het wisselen van de broederhand. Arminius wordt benoemd. Hij promoveert in juli bij Gomarus tot doctor in de theologie en houdt de dag daarna zijn inaugurele rede. In september verhuist het gezin toch van Amsterdam naar Leiden.

Johannes Wtenbogaert (1557-1644), remonstrants predikant en medestander van Arminius. Portret door Rembrandt van Rijn (1633)

Wikimedia Commons / Rijksmuseum

Franciscus Gomarus (1563-1641), hoogleraar theologie aan de Leidse universiteit

Wikimedia Commons

Van theologische naar politieke strijd 

Binnen een jaar komen de verschillen in opvattingen tussen Arminius en Gomarus via hun colleges naar buiten. In de kern gaan die om de vraag wie na dit aardse leven het eeuwige leven ten deel zal vallen. Alleen aan hen die geloven, zeggen ze beiden. Maar wie komt er tot geloof? Alle mensen zijn immers door de zondeval van Adam en Eva zondig geboren. Volgens Gomarus kan alleen God in zijn almacht het geloof schenken aan hen die Hij voor het eeuwig leven heeft uitverkoren. Volgens Arminius schenkt God het eeuwig leven aan allen die uit vrije wil ja zeggen tegen Gods appèl om tot geloof te komen. Bij Gomarus ligt alles in Gods handen en kan de zondige mens Hem niet ‘sturen’: de goddelijke voorbeschikking of predestinatie. Bij Arminius is de mens zelf door zijn vrije wil een medebepalende factor voor zijn eigen zaligheid. Voor dit meningsverschil, gebaseerd op verschillen van interpretatie van bijbelse teksten, zou best wel ruimte binnen één geloofsgemeenschap kunnen zijn. Dat blijkt in een tijd van geestelijke scherpslijperij en verkettering niet zo gemakkelijk.

Jan en alleman gaan zich ermee bemoeien. Zo’n fundamenteel twistpunt in het belangrijkste opleidingsinstituut voor toekomstige predikanten, vindt men, kan niet blijven voortwoekeren. Zowel in kerkelijke verbanden van classes en synoden als in bestuurlijke organen als de Staten van Holland en de Staten-Generaal komt het probleem aan de orde. Predikanten bestoken elkaar met brieven en pamfletten en studenten in Leiden komen zelfs tot oproer. Arminius verdedigt zich in een ’Verklaring, afgelegd in de vergadering van de Staten van Holland op 30 oktober 1608’. Onder leiding van Johan van Oldenbarnevelt, de raadpensionaris van Holland, vindt er in augustus 1609  ook nog een verzoeningsgesprek tussen de beide hoogleraren met hun secondanten plaats, maar door ziekte van Arminius leidt dit niet tot een afronding.

Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619), raadpensionaris van Holland. Hij poogt te bemiddelen in het conflict tussen Arminius en Gomarus, maar dat mislukt.

Wikimedia Commons / Museum Rotterdam

Overlijden 

Arminius blijkt aan ongeneeslijke tuberculose te lijden. Hij overlijdt op 19 oktober 1609 op 49-jarige leeftijd en wordt begraven in de Pieterskerk van Leiden. Ook Gomarus woont de begrafenisplechtigheid bij. De strijd tegen de Arminianen is evenwel nog niet voorbij.

Gedenksteen voor Jacobus Arminius in de Pieterskerk te Leiden

Wikimedia Commons