Augustinus van Hippo

Een kerkvader met wijze adviezen

Augustinus van Hippo

Augustinus van Hippo

Afkomst en jonge jaren

Augustinus is in 354 in Thagaste geboren, een stadje in de Romeinse provincie Africa dat tegenwoordig in het noordoosten van Algerije ligt. Het gezin is niet erg rijk hoewel zijn vader gemeenteraadslid is. Zijn middelbare schooltijd wordt zelfs een jaar onderbroken omdat er onvoldoende geld beschikbaar is. In dat jaar haalt hij veel kattenkwaad uit, waarvoor hij zich later in zijn autobiografie zal excuseren. Aan de universiteit van Carthago studeert hij letteren en hij wordt al op 21-jarige leeftijd leraar in de retorica, de welsprekendheid of de kunst van het overtuigen. In Carthago leeft hij vanaf zijn 18e jaar samen met een jonge vriendin en ze krijgen een zoon, die ze Adeodatus noemen.

Zoektocht naar het ware geloof

In die periode is Augustinus een aanhanger van het manicheïsme, een godsdienstige richting die uitgaat van twee goddelijke machten: de god van het goede en de god van het kwade, die in voortdurende onderlinge strijd verwikkeld zijn. In het manicheïsme is de wereld geschapen door de god van het kwade. Dat verklaart alle ellende in de wereld en een goed mens moet zich zo veel mogelijk uit de wereld terugtrekken. Monica, zijn vrome, christelijke moeder, probeert hem steeds te bekeren tot het christendom. Dat gaat pas lukken in Milaan, waar Augustinus vanaf 384 hoogleraar in de retorica is. Vooral onder invloed van de preken van bisschop Ambrosius gaat hij zich verdiepen in de Bijbel.


In de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen vindt hij de basis voor zijn bekering. Daarin staat in hoofdstuk 13, vers 12-14: “De nacht loopt ten einde, de dag nadert al. Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken van de duisternis en ons omgorden met de wapens van het licht. Laten we daarom zo eerzaam leven als past bij de dag en ons onthouden van bras- en slemppartijen, ontucht en losbandigheid, tweespalt en jaloezie. Omkleed u met de Heer Jezus Christus en geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt”. Hij komt tot het besef dat het kwaad geen goddelijke oorsprong heeft, waardoor je de verantwoordelijkheid voor je daden zou kunnen afschuiven, maar dat het de zwakheid van je eigen wil is, resultaat van menselijk falen. Uiteindelijk leidt zijn zoektocht naar het ware geloof ertoe dat zijn relatie met zijn vriendin beëindigd wordt en dat hij zich samen met zijn zoon Adeodatus in de paasnacht laat dopen door Ambrosius. Hierna keert Augustinus terug naar het ouderlijk huis in Thagaste en begint met een groep vrienden een kleine kloostergemeenschap voor studie en godvruchtig leven.


De jonge Augustinus met zijn moeder Monica. Schilderij in romantische stijl door Ary Scheffer (1795-1858)

Wikimedia Commons

Preken, boeken en brieven

In 391 wordt Augustinus volledig verrast als hij door de bevolking van de havenstad Hippo wordt gekozen tot assistent en toekomstige opvolger van hun al bejaarde bisschop Valerius. Augustinus vindt dat hij zich niet aan deze uitverkiezing kan onttrekken. Hij brengt zijn religieuze groep onder in een nieuw te bouwen complex in de tuin van de bisschop en wordt zelf tot priester gewijd. Vier jaar later overlijdt bisschop Valerius en Augustinus neemt diens kerkbestuurlijke taken over. De voormalige professor in de welsprekendheid zal vooral beroemd worden door zijn preken. Bijna zeshonderd zijn er bewaard gebleven en ze vormen nog steeds een bron voor christelijke inspiratie.

Daarnaast schrijft hij een groot aantal boeken. Beroemd is zijn Belijdenissen, een sterk autobiografisch getint boek, waarin hij vertelt hoe hij opgroeide en uiteindelijk tot het christelijk geloof kwam. In De Stad Gods, een ander zeer bekend werk, beargumenteert Augustinus dat de neergang van de macht van het Romeinse Rijk niet veroorzaakt wordt door ontrouw aan de oude Romeinse goden en dus het christendom niet verweten mag worden. Verder schrijft hij o.a. een handleiding voor predikanten en een catechismus met een eenvoudige uitleg van het geloof. Ten slotte mag niet onvermeld blijven dat we ruim 300 brieven uit zijn correspondentie overgeleverd hebben gekregen: bij elkaar een verzameling van adviezen en beschouwingen over het geloof aan een indrukwekkend aantal gelovigen en twijfelaars.

Augustinus laat zich samen met zijn zoon dopen door Ambrosius.

St. Augustinus van Hippo (354-430). Fragment uit het schilderij 'De vier kerkleraren van de kerk in het Westen', toegeschreven aan Gerard Seghers (1591-1651). Augustinus schrijft 'De Civitate Dei' (= 'De Stad Gods').

Wikimedia Commons

Overlijden

Vijf en dertig jaar lang is Augustinus bisschop van Hippo. Tijdens de belegering van Hippo (430 na Chr.) door de Vandalen, een barbaarse Germaanse stam, overlijdt hij op 75-jarige leeftijd. Zijn monniken moeten een veilig heenkomen zoeken in Zuid-Europa en daardoor wordt de grondslag gelegd voor de verspreiding van de augustijner kloosterorde. Na de verovering van Noord-Afrika door de islam worden de lichamelijke overblijfselen van Augustinus in veiligheid gebracht in Italië. Daar zijn ze ondergebracht in een bijzondere reliekschrijn in de San Pietro in Ciel d’Oro in Pavia.

Deze reliekschrijn van Augustinus bevindt zich in de San Pietro in Ciel d'Oro in Pavia