Hannie van Leeuwen

Een rebelse meid tussen de mannenbroeders

Hannie van Leeuwen wordt in 1926 geboren in een geheel verzuilde Nederlandse samenleving, slechts enkele jaren voordat in oktober 1929 de beurs op Wall Street instort. In haar Gereformeerde kerk wordt in maart 1926 dominee Geelkerken geschorst en afgezet, die pleit voor een minder letterlijke interpretatie van de bijbelverhalen en er openlijk aan twijfelt of de slang in het paradijs wel werkelijk gesproken heeft tegen Eva, zoals beschreven staat in Genesis 3. Een groep medestanders onder de predikanten splitst zich met zo’n zesduizend kerkleden en ruim twintig predikanten af van de Gereformeerde kerk en vormt het Hersteld Verband. In 1946 gaat die groepering vervolgens op in de Hervormde kerk.

Crisisjaren

De crisisjaren zijn zwaar in Nederland. In Duitsland grijpt Hitler de macht en doordat hij Duitsland zelfvoorzienend wil maken, slinkt het handelsvolume met dit land tot een derde van het oorspronkelijke niveau. De politiek van de Nederlandse regering onder leiding van ARP-leider Colijn, die wil vasthouden aan de Gouden Standaard en tot 1936 een rigide bezuinigingsbeleid voert, leidt tot grote werkloosheid. Pas aan het eind van de jaren ’30 klimt de Nederlandse economie uit het dal, maar dan breekt de oorlog uit.

De confessionele partijen werken iedere vorm van vrouwenemancipatie tegen. Op grond van het scheppingsverhaal in het boek Genesis in het Oude en uitspraken van de apostel Paulus in het Nieuwe Testament beschouwen ze de vrouw als ondergeschikt aan de man. Het huwelijk en het moederschap zijn de natuurlijke bestemmingen van de vrouw. Tot 1956 zijn getrouwde vrouwen in Nederland juridisch handelingsonbekwaam en worden vrouwen uit overheidsdienst ontslagen als ze trouwen. In die context is het te begrijpen dat Hannie van Leeuwen van haar ouders niet mag doorleren.

Dr. Hendrik Colijn, hier als lijsttrekker van de Anti-Revolutionaire partij bij de verkiezingen in 1937.

Wikimedia Commons

Zowel ter rechter- als ter linkerzijde van het politieke spectrum profiteren radicale partijen van de economische crisis. In Nederland krijgen zowel communisten als NSB’ers echter betrekkelijk weinig macht. Weliswaar behaalt de NSB bij de provinciale verkiezingen van 1935 bijna acht procent van de stemmen, maar landelijk blijven de kiezers de traditionele partijen trouw. Ook de uitspraak van zowel de katholieke als de gereformeerde kerk dat NSB-lidmaatschap niet verenigbaar is met kerklidmaatschap, kost de NSB veel aanhang. Tegen het einde van de jaren ’30 slinkt die nog verder.

Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog brengt vooral principiële gereformeerden en communisten in verzet. Nederland krijgt weliswaar een civiel bestuur, geleid door rijkscommissaris Seyss-Inquart, maar zijn beleidsmaatregelen tegen de joden, zoals het ontslag van alle joodse ambtenaren eind 1940, leiden tot verzet. Bekend is de Februaristaking van 1941, een reactie op de arrestatie en deportatie van enkele honderden joodse mannen. De communisten, die al een staking aan het voorbereiden zijn, roepen op tot een algemene staking. Die duurt twee dagen en wordt door de Duitsers met harde hand gebroken: negen stakers komen om en velen raken (ernstig) gewond. 

Trouw 

Ook veel gereformeerden gaan als principiële tegenstanders van de nazi’s in verzet. Het illegale Trouw wordt na een conflict tussen enkele redacteuren van Vrij Nederland opgericht en verschijnt voor het eerst op 18 februari 1943 als Oranje-Bode ter gelegenheid van de geboorte van prinses Margriet (19 januari 1943). Bij De Standaard, vanouds het blad van de antirevolutionairen, is de NSB’er Max Blokzijl aangetreden als toezichthoudend redacteur. Onder leiding van Siewert Bruins Slot wordt Trouw de illegale opvolger. De krant wordt in Amsterdam gedrukt en door verzetsmensen, onder wie Hannie van Leeuwen, door het hele land bezorgd.

In het midden: Siewert Bruins Slot, samen met de heren Van Ruller (links) en minister De Pous. De foto is genomen tijdens de opening van een kleine tentoonstelling ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het dagblad Trouw, 27 januari 1968.

Nationaal Archief / Wikimedia Commons

Albrecht Hollands Glorie

In maart 1943 wordt Hendrik Geert de Jonge, beroepsofficier van het Nederlandse leger, bij Hooghalen gedropt als geheim agent om een militaire spionagegroep op te richten. Het is de bedoeling om militaire posities en bewegingen van het Duitse leger in kaart te brengen en door te spelen naar Engeland. Hij werft de groepsleden vooral in gereformeerde (studenten)kringen; zelf heeft hij aan de Vrije Universiteit gestudeerd.

De groep is actief tot de bevrijding in mei 1945. Koeriersters van de groep, onder wie dus Hannie van Leeuwen, weten niets van aard en inhoud van het werk en kennen slechts het hun opgegeven contactadres.

Na de oorlog 

Na de oorlog moet de samenleving worden opgebouwd. Hoewel er in de oorlog is samengewerkt tegen de Duitsers, herstellen de zuilen zich en komt er geen doorbraak tot stand. Tot in de jaren ’60 is alles gericht op het behoud van de status quo. Het regeringsbeleid ten aanzien van Nederlands Indië is daar een sprekend voorbeeld van. Voor het vrijheidsstreven van de Indonesiërs is direct na de oorlog slechts bij een minderheid begrip. Trouw is in die tijd spreekbuis van het antirevolutionaire verzet tegen dekolonisatie van Nederlands Indië. Zelfs na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 houden we vast aan het bewind over Nieuw Guinea, dat pas in 1962 onder internationale druk aan Indonesië wordt overgedragen. Pas in 1963 maakt hoofdredacteur Bruins Slot een ommezwaai door de krant stapsgewijs los te maken van het orthodoxe protestantisme.

Henk (Hendrik Geert) de Jonge. Onder de codenaam 'Albrecht' wordt hij in 1943 bij Hooghalen gedropt.  Hij wordt de oprichter van de spionagegroep Albrecht. Een van de koeriersters is de nog jonge Hannie van Leeuwen.

De eerste algemene verkiezingen na de oorlog in 1946 leiden tot een rooms-rode coalitie van katholieken en socialisten. Dergelijke coalities houden het (deels in samenwerking met liberalen en protestanten) vol tot 1958 en leggen de basis voor de verzorgingsstaat. In 1947 introduceert het kabinet-Drees een staatspensioen voor ouderen, dat nu nog bestaat in de vorm van de huidige AOW. Vooral in de jaren ’60 zal de verzorgingsstaat worden uitgebouwd, zeker na de vondst van een grote gasbel in Groningen. Maar in de jaren ’80 worden de sociale voorzieningen onder druk van economische tegenwind versoberd. Hannie van Leeuwen verzet zich in die jaren tegen de afbraak van de sociale zekerheid.

Hannie van Leeuwen (rechts), samen met mede-Kamerleden tijdens de behandeling van twee initiatief-wetsvoorstellen over abortus, september 1976.

Nationaal Archief / Wikimedia Commons

Ten slotte

Sinds de jaren ’60 zijn de traditionele zuilen afgebrokkeld. Democratisering en liberalisering hebben geleid tot secularisatie: steeds minder mensen laten de zuil hun leven bepalen. De ontwikkeling van de Europese Unie en de globalisering hebben het venster op de wereld vergroot. Aanvankelijk wordt dat gezien als vooruitgang, maar tegenwoordig is er ook royaal aandacht voor de problemen die dit alles met zich meebrengt. Hannie van Leeuwen zag de teloorgang van solidariteit, de afbraak van de verzorgingsstaat en de verharding in de politiek als problematisch. “Alleen meelopers hoeven niets te vrezen”, zei ze in een interview. Politiek actief zijn uit eigenbelang was niets voor haar. Het eerlijker verdelen van de welvaart is na de oorlog de rode draad in haar carrière geweest.  

De ARP presenteert zich in de jaren zeventig graag als evangelische volkspartij. Toch doet de partij mee aan de vorming van het Christen-Democratisch Appèl (CDA), die aan de Tweede-Kamerverkiezingen in 1977 voor het eerst met een gezamenlijke lijst meedoet. Lijsttrekker is minister Dries van Agt (afkomstig uit KVP, tweede van links), mei 1977. Naast Van Agt zit Willem Aantjes.

Nationaal Archief / Wikimedia Commons