Pius XII

De diplomaat-kerkvorst die nog steeds onder kritiek staat

Pius XII

Pius XII

Jeugd en opleiding

Paus Pius XII wordt op 2 maart 1876 in Rome geboren als Eugenio Pacelli. Hij is het derde kind in een vroom gezin en woont op een steenworp afstand van het Vaticaan. Zijn opa, vader en oom vervullen allemaal hoge leidinggevende en adviserende functies in het pauselijke bestuur. Paus Pius IX geeft opa zelfs de adellijke titel van markies, maar dat is dan nog in de tijd vóór 1870, als de Kerkelijke Staat nog niet door de Italiaanse nationalisten veroverd is. Eugenio volgt basisonderwijs op een nonnenschool en zit van zijn tiende tot zijn vijftiende jaar op een privéschool. Zijn middelbare opleiding wordt afgerond op een gerenommeerd openbaar lyceum, dat echter nogal sterk antiklerikaal is. Dat weerhoudt Eugenio er niet van op zijn achttiende jaar te kiezen voor een studie aan het oudste priesterseminarie van Rome. Vanwege zijn zwakke gezondheid (o.a. maagklachten) geeft paus Leo XIII hem toestemming vanaf het tweede jaar van de studie thuis te wonen en dus een uitwonend student te zijn. Behalve in de theologische vakken en in filosofie bekwaamt Eugenio zich ook in de moderne vreemde talen en geschiedenis. Op 23-jarige leeftijd wordt hij in de privékapel van een bevriende monseigneur op eerste paasdag tot priester gewijd. Hierna volgt hij nog een postdoctorale opleiding in kerkelijk recht.

Eugenio Pacelli op zesjarige leeftijd (1882).

Wikimedia Commons

Filippo Pacelli, vader van Eugenio (1837-1916).

Wikimedia Commons

Eugenio op achttienjarige leeftijd op de middelbare school (1894).

Wikimedia Commons

De jonge Eugenio Pacelli kort na zijn priesterwijding, 1899.

Pauselijk ambtenaar

Slechts korte tijd is Pacelli als kapelaan verbonden aan de Chiesa Nuova, de parochiekerk, waar hij in zijn jeugd misdienaar was geweest. Al snel volgt dan in 1901 zijn aanstelling bij de Congregatie voor Bijzondere Kerkelijke Betrekkingen, een afdeling van het Vaticaanse Staatssecretariaat, dat we kunnen zien als een ministerie van buitenlandse zaken. Hij combineert zijn bureauwerkzaamheden met het schrijven aan een proefschrift over allerlei juridische aspecten rondom concordaten: verdragen tussen de Katholieke Kerk en nationale overheden. In 1904 promoveert hij. Hij klimt op tot secretaris van zijn Congregatie en in 1914 volgt zijn benoeming tot onderstaatssecretaris op het Staatssecretariaat: hij wordt de één na hoogste man in de Vaticaanse buitenlandse dienst. Inmiddels heeft hij dan al vele reizen als pauselijk vertegenwoordiger afgelegd: van de begrafenis van koningin Victoria van Groot-Brittannië in 1901 tot de ondertekening van het concordaat tussen het Vaticaan en Servië in 1914, vlak vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

Pacelli (links) is aanwezig bij de ondertekening van het concordaat tussen het Vaticaan en Servië op 24 juni 1914, kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

Wikimedia Commons

Eugenio Pacelli als gezant van de paus voor het hoofdkwartier van de Duitse keizer Wilhelm II kort voor het vredesoverleg, 1917.

Wikimedia Commons

Nuntius Pacelli (tweede van links) draagt een monstrans op de Katholikentag in Maagdenburg (september 1928)

Wikimedia Commons

Nuntius

Tijdens die oorlog is Pacelli betrokken bij verschillende vredesinitiatieven van paus Benedictus XV, waarvoor hij onder meer naar Wenen reist. Als de post van pauselijk nuntius (ambassadeur) in het koninkrijk Beieren, de belangrijkste katholieke deelstaat van het keizerrijk Duitsland, in 1917 vrijkomt, wordt Pacelli op die post benoemd. Voorafgaand aan zijn vertrek naar München wordt hij in de Sixtijnse kapel door de paus tot bisschop gewijd en onmiddellijk bevorderd tot aartsbisschop. Omdat er in het overwegend lutheraanse Pruisen geen pauselijke vertegenwoordiging is, functioneert Pacelli feitelijk ook als nuntius voor het Duitse Keizerrijk. Meteen al in juni 1917 voert hij vredesoverleg met keizer Wilhelm II en kanselier Bethmann-Hollweg, maar de legertop ziet vanwege de communistische revolutie in Rusland nog kansen voor de overwinning en de pauselijke vredesvoorstellen worden verworpen.


Het eind van de Eerste Wereldoorlog is voor Duitsland een chaotische periode. Het keizerrijk stort ineen en in verschillende deelstaten, waaronder Beieren, proberen links-revolutionaire groeperingen de macht te grijpen. Mogelijk niet geheel vrij van antisemitische smetten informeert Pacelli aan staatssecretaris Casparri in Rome dat ‘de hoofdstad van Beieren lijdt onder een hardvochtige Joods-Russische revolutionaire tyrannie’. De communistische Radenrepubliek van München wordt overigens spoedig uiteengeslagen en de politieke rust keert terug.

In 1920 wordt Pacelli benoemd tot nuntius bij de regering van de Weimarrepubliek in Berlijn. Vanaf 1925 is hij ook deken van het corps diplomatique en dus eerste onder de ambassadeurs. Zijn invloed is groot en hij steunt de Duitse pogingen tot verzoening met de buurlanden. Hij bezoekt alle Duitse regio’s, preekt veel en is aanwezig op de jaarlijkse Katholikentag. In het jaar van het uitbreken van de economische wereldcrisis wordt hij naar Rome teruggeroepen.

Voor de ondertekening van het Verdrag van Lateranen (20 februari 1929). In het midden kardinaal Gaspari, rechts van hem dictator Mussolini (met hoge hoed).

Wikimedia Commons

Paus Pius XI en zijn secretaris-generaal Eugenio Pacelli tijdens de ingebruikname van de Vaticaanse radio in 1931. Op de achtergrond staat de bekende uitvinder, Guglielmo Marconi.

Wikimedia Commons

Kardinaal-staatssecretaris

In december 1929 wordt Pacelli door paus Pius XI tot kardinaal verheven en in februari 1930 volgt zijn benoeming tot kardinaal-staatssecretaris. Het Verdrag van Lateranen met de staat Italië onder bestuur van dictator Mussolini is vlak voor zijn aantreden afgesloten en heeft de paus de status van staatshoofd teruggegeven, ook al is hij dat slechts van het piepkleine staatje Vaticaanstad. Onder Pacelli’s leiding komen concordaten tot stand met o.a. Oostenrijk, Duitsland, Joegoslavië en Portugal. Vooral het op 20 juli 1933 gesloten Reichskonkordat met Duitsland heeft veel stof doen opwaaien. De voorbereidingen daarvoor zijn veel eerder begonnen, maar de afronding ervan vindt plaats na de machtsovername door de nationaalsocialisten. De handtekening van Duitse zijde onder het verdrag wordt overigens niet gezet door Hitler, maar door de katholieke vicekanselier Franz von Papen. Het bewind van Hitler krijgt hiermee echter erkenning van katholieke zijde: het verbod voor katholieken om lid te zijn van de NSDAP wordt opgeheven. En de kerk krijgt ook iets terug: vrijheden om bv. katholieke scholen, jeugdverenigingen en ziekenhuizen in stand te houden en ook om zonder toestemming (lagere) kerkelijke benoemingen te blijven doen en kerkelijke vieringen en bijeenkomsten te houden.


Als Hitler al spoedig de afspraken uit het verdrag met voeten treedt, stuurt Pacelli keer op keer een protest. Wanneer dat niets uithaalt schrijft hij de grondtekst voor de door Pius XI uit te vaardigen encycliek Mit brennender Sorge, de enige oorspronkelijk in het Duits geformuleerde herderlijke brief, die op Palmzondag 1937 in alle Duitse katholieke kerken wordt voorgelezen. Het nationaalsocialisme wordt hierin een heidense leer genoemd; de rassenpolitiek van de nazi’s wordt bestempeld als strijdig met Gods schepping en het niet nakomen van de concordaatafspraken wordt veroordeeld. De nazi’s reageren furieus: betrokkenen bij de distributie van de encycliek en verschillende priesters worden gearresteerd. Maar de Duitse bisschoppen voelen zich geruggensteund en Pacelli zal zich herhaaldelijk, ook op zijn buitenlandse reizen, uitspreken tegen het nationaalsocialisme.

In 1933 werd een concordaat gesloten tussen de katholieke kerk en de Duitse regering, waarin de nationaal-socialisten in datzelfde jaar de macht hadden overgenomen. De tweede zittende figuur van rechts is Pacelli, tweede van links is Franz von Papen, vicekanselier in de regering van Hitler.

Bundesarchiv / Wikimedia Commons

Omslag van de brief Mit brennender Sorge van paus Pius XI over de toestand van de katholieke kerk in Duitsland (1937).

Wikimedia Commons

Paus in oorlogstijd

Pius XI sterft op 10 februari 1939. Op 2 maart van dat jaar, zijn 63e verjaardag, wordt Pacelli in één dag tijd door zijn collega’s in het conclaaf gekozen tot nieuwe paus. Als eerbetoon voor zijn voorganger neemt hij dezelfde naam aan en wordt Pius XII. Door de internationale oriëntatie van Pius XII krijgen nu veel meer dan vroeger niet-Italiaanse geestelijken een kans om door te dringen op hoge posten in de Curie, de pauselijke administratie. Daarnaast worden ook steeds meer bisschoppen van buiten Italië tot kardinaal verheven.

De eerste periode van het pontificaat van Pius XII wordt beheerst door de Tweede Wereldoorlog. Hij waarschuwt voor een op handen zijnde oorlog in een radiotoespraak op de dag na het afsluiten van het Molotov-Von Ribbentroppact, dat op 24 augustus 1939 het niet-aanvalsverdrag tussen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie regelt. Op 3 september daaropvolgend is de oorlog een feit. De houding van Pius XII tegenover de agressors Duitsland, Italië en Japan is complex en verwarrend. Hij veroordeelt die dictaturen in algemene zin, maar gaat ter bescherming van de katholieke kerk in de door hen beheerste landen uiterst behoedzaam te werk. Met Japan wordt zelfs nog in 1942 overgegaan tot het aanhalen van de diplomatieke banden. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten protesteren heftig daartegen.

Eugenio Pacelli als paus Pius XII, die op een draagstoel is gezeten, 1951. Op zijn hoofd draagt hij een tiara, een pauselijke kroon die uit drie geledingen bestaat.

Wikimedia Commons

Zijn houding tegenover de vervolging en uitroeiing van het Joodse volk door nazi-Duitsland is tot op de dag van vandaag omstreden. Pius XII veroordeelt in zijn kerstrede van 1942 de vervolging van mensen zonder enige fout van henzelf, soms slechts uitsluitend vanwege hun nationaliteit of ras. Dat is een duidelijke afkeuring van racisme, van de ideologie van ras en bloed, zonder overigens specifiek op het antisemitisme in te gaan. Ondanks de vele berichten over de vernietigingskampen, die het Vaticaan bereiken, zal Pius XII niet in het openbaar luid en duidelijk zijn stem daarover verheffen. Zelfs niet als de Joden van Rome worden weggevoerd in oktober 1943. Daar staat tegenover dat er over zijn (stille) diplomatieke protesten heel wat verschillende getuigenissen zijn, ook van joodse en nationaalsocialistische zijde, en dat er ook overtuigend bewijs is dat Pius zich heeft ingespannen het leven van duizenden Joden te redden via het Vaticaan, vele kloosters en andere kerkelijke instellingen.

Paus na de oorlog

Na 1945 wordt de katholieke wereldkerk sterk getroffen door de ontwikkelingen in de Koude Oorlog. In 1949 verbiedt Pius XII katholieken lid te zijn van een communistische partij. Hij veroordeelt de onderdrukking van de katholieke kerk in de communistische Oost-Europese landen en in China nadat de communisten daar in 1949 de macht hebben overgenomen. Pius XII protesteert hevig tegen de gevangenneming van kardinaal Mindszenty in Hongarije en het opzetten van een afgescheiden katholieke kerkorganisatie door de Chinese leider Mao Tse-toeng (nu Mao Zedong).

In zijn encyclieken volgt Pius een traditionele theologische koers. Hij treedt op tegen nieuwlichters onder theologen en verbiedt priesters full time in fabrieken te werken en via die arbeid nieuw en aansprekend pastoraal werk te verrichten. Vervolgens is hij een groot Mariavereerder en kondigt in 1950 het dogma van de Maria-Tenhemelopneming af, waarmee de katholieke kerk voortaan uitdraagt dat Maria na haar dood met lichaam en ziel naar de hemel is opgestegen. Voor de oecumene, de toenadering naar de andere christelijke kerken, vormt dit dogma een nieuwe blokkade.

Pius XII tijdens een audiëntie in het Vaticaan, juni 1958.

Wikimedia Commons

Overlijden

Pius XII heeft zijn hele leven een zwakke gezondheid gehad. Eind 1953 en begin 1954 moet hij zo vaak het bed houden, dat bestuurstaken blijven liggen. Hij overweegt af te treden, omdat volgens hem de kerk behoefte heeft aan een gezonde leider. De behandelende medici besluiten hem injecties te geven, die verjongingseffecten zouden moeten opleveren. Hevige maagkrampen en bloedbraken zijn het gevolg. Vier jaren met ziekteperiodes volgen nog tot het overlijden op 9 oktober 1958 op 82-jarige leeftijd.


In 2009 verklaart paus Benedictus XVI hem eerwaardig, een titel die een voorfase inluidt voor een zaligverklaring. Deze stap van Benedictus XVI ontmoet wereldwijd veel kritiek, vooral omdat de archieven van paus Pius XII in het Vaticaan op dat moment nog steeds gesloten zijn. De betreffende archieven zijn in 2020 voor wetenschappelijk onderzoek geopend en de resultaten daarvan zullen voor een nieuwe fase in de discussie gaan zorgen.

In november 1958 overleed Pius XII. Hier zijn opgebaarde lichaam tijdens de uitvaartplechtigheid in de Sint-Pieter. Pius XII werd opgevolgd door Johannes XXIII.

Paus Benedictus XVI bidt bij het graf van Pius XII in de crypte van de St. Pieter in Rome.